ECLI:NL:RBAMS:2014:7117

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
HA ZA 10-380
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van Indover Bank en de verplichtingen van Bank Indonesia

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het faillissement van N.V. De Indonesische Overzeese Bank (Indover), heeft de rechtbank Amsterdam op 27 augustus 2014 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vraag of Bank Indonesia (BI) verplicht was om Indover te ondersteunen in haar financiële verplichtingen, vooral in de context van de Azië-crisis van 1998 en de wereldwijde financiële crisis van 2008. Indover, opgericht in 1965, was een dochteronderneming van BI en had te maken met ernstige liquiditeitsproblemen door de economische crises. BI had eerder verklaard dat zij haar verplichtingen als aandeelhouder zou blijven nakomen, maar de curatoren van Indover stelden dat BI tekortgeschoten was in deze verplichtingen, wat leidde tot het faillissement van Indover. De rechtbank heeft vastgesteld dat BI niet contractueel verplicht was om Indover te ondersteunen in de weken voorafgaand aan het faillissement, en dat de eerdere toezeggingen van BI niet als een onvoorwaardelijke garantie konden worden opgevat. De rechtbank heeft de vordering van BI als concurrente crediteur in het faillissement van Indover erkend en geverifieerd, en het beslag dat door de curatoren was gelegd opgeheven. De curatoren zijn veroordeeld in de proceskosten van BI.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/449889 / HA ZA 10-380
Vonnis van 27 augustus 2014
in de zaak van
de rechtspersoon naar Indonesisch recht
BANK INDONESIA,
gevestigd te Jakarta (Indonesië),
eiseres in conventie tot verificatie,
verweerster in reconventie,
advocaat eerst mr. R.C. de Mol, thans mr. M.H.J. van Maanen te ‘s-Gravenhage,
tegen
mr. A. VAN HEESen
mr. C.M. HARMSEN,
in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van N.V. De Indonesische Overzeese Bank (The Indonesia Overseas Bank),
beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
verweerders in conventie tot verificatie,
eisers in reconventie,
advocaat eerst mr. A. van Hees, thans mr. G.A.J. Boekraad te Amsterdam.
Partijen zullen hierna BI en curatoren genoemd worden. De gefailleerde zal hierna Indover genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de verwijzing, door de rechter-commissaris in het faillissement van Indover, van partijen naar een terechtzitting van deze rechtbank, een en ander op de voet van artikel 122 lid 1 Faillissementswet;
  • de conclusie van eis tot verificatie, met producties, van BI;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties, van curatoren;
  • het tussenvonnis van 12 mei 2010, waarbij – kort gezegd – is geoordeeld dat de zaak zich (nog) niet leent voor een comparitie van partijen en de zaak is verwezen voor schriftelijk voortprocederen;
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid in reconventie, met producties, van BI;
  • de incidentele conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident in reconventie, met producties, van curatoren;
  • de conclusie van dupliek in conventie, met producties, van curatoren;
  • het proces-verbaal van de pleidooien, gehouden op 26 mei 2011, met de daarin vermelde stukken, en de brief van 14 juli 2011 van mr. K.N. Claassens;
  • de akte uitlating producties in het bevoegdheidsincident in reconventie van curatoren;
  • het tussenvonnis van 24 augustus 2011, waarbij de rechtbank zich – kort gezegd – bevoegd heeft verklaard en de zaak heeft verwezen voor voortprocederen in de hoofdzaak;
  • de akte uitlating producties in conventie van BI;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met een productie, van BI;
  • de conclusie van repliek in reconventie, tevens akte houdende wijziging van eis, met producties, van curatoren;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, met producties, van BI;
  • de akte uitlating producties in reconventie van curatoren;
  • de akte van eisvermeerdering ex art. 130 Rv, met producties, van BI;
  • de antwoord-akte vermeerdering eis, met producties, van curatoren;
  • het proces-verbaal van de pleidooien, gehouden op 11 en 12 november 2013, met de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie

BI
2.1.
Artikel 4 sub 1 van een door BI in het geding gebrachte Engelse vertaling van de Indonesische wet 1999/23 (“
Act of the Republic of Indonesia Number 23 of 1999 concerning Bank Indonesia”) luidt: “
Bank Indonesia is a Central Bank of the Republic of Indonesia”. Artikel 4 sub 3 van die wet luidt in die Engelse vertaling: “
Bank Indonesia is a legal entity based on this Act”.
Indover
2.2.1.
Indover, een in Nederland gevestigde naamloze vennootschap naar Nederlands recht, is op 1 juli 1965 opgericht als opvolgster van de
branch officevan BI in Nederland.
2.2.2.
Indover oefende, met vergunning van De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: DNB), de Nederlandse toezichthouder, het bedrijf van kredietinstelling uit.
2.2.3.
Indover bediende uitsluitend de zakelijke markt. Haar cliënten kwamen voor een groot deel uit Oost-Azië, in het bijzonder Indonesië.
2.2.4.
Indover had een
branch officein Hamburg (Duitsland) en een
representative officein Jakarta (Indonesië).
2.2.5.
Indover had dochtervennootschappen in Hong Kong en Singapore.
2.2.6.
De externe accountant van Indover was KPMG Accountants N.V. (hierna: KPMG).
2.2.7.
Tot 1 april 2000 liep het boekjaar van Indover van 1 april tot en met 31 maart. Met ingang van 1 januari 2001 viel het boekjaar van Indover samen met het kalenderjaar.
BI en Indover
2.3.1.
BI was vanaf de oprichting de enige aandeelhouder van Indover.
2.3.2.
De raad van bestuur en de raad van commissarissen van Indover bestonden de laatste jaren steeds voor een groot deel uit functionarissen en ex-functionarissen van BI.
2.3.3.
Onder druk van [het fonds] heeft BI op enig moment het voornemen opgevat de aandelen Indover af te stoten (“
divestment”). BI is daartoe in eerste instantie in onderhandeling getreden met PT Bank Negara Indonesia (hierna: “BNI”).
De jaren tot 1997
2.4.
Indover heeft tot 1997 naar tevredenheid gefunctioneerd.
1997
2.5.
In de loop van 1997 is in Oost-Azië een financiële crisis uitgebroken.
1998
2.6.1.
Bij brief van 13 januari 1998 heeft DNB, voor zover hier van belang, aan BI geschreven:
On 8 January, 1998, we discussed the recent economic developments in Indonesia with [naam 1], member of the Supervisory Board of NV De Indonesische Overzeese Bank (Indover), and [naam 2], General Manager of Indover.
We were informed that as a consequence of these developments the liquidity position of Indover is under pressure and the quality of the credit portfolio deteriorating. In view of this deterioration, Indover had to decide to add material amounts (at least totalling FL 75 million) to the provision for doubtful debts. [naam 3] and [naam 2] informed us that on 15 January, this situation will be discussed during a meeting of the Supervisory Board in Jakarta.
We have expressed our deepest concern about the consequences which these developments could have for the continuity of Indover. In this respect we inform you that the Nederlandsche Bank will adhere to its current policy, which is based on the assumption that Bank Indonesia will continue to honour its commitments as 100% shareholder of Indover. I would highly appreciate to receive your comments.
2.6.2.
Een door BI in het geding gebrachte Engelse vertaling van de notulen van de vergadering van de raad van commissarissen van Indover van 15 januari 1998 luidt, voor zover hier van belang:
Indover Liquidity Problem
(…)
There are reports from the market that Indover confirmation for now (with definite time) is still 100% owned by Bank Indonesia will potentially fix the market trust and decreas liquidity pressure. The Meeting has decided to follow up that idea by sending letters to stakeholder that Bank Indonesia still at least in a certain time own 100% Indover Bank. Regarding this matter, the European BOSD and BOM For this thing Europe Board of Commissioner is asked to follow up.
Bij die vergadering waren ook vertegenwoordigers van BNI aanwezig.
2.6.3.
Een door BI in het geding gebrachte Engelse vertaling van een memorandum, gedateerd 3 februari 1998, van [naam 4] (hierna: [naam 4]), hoofd van de
representative officevan BI in Londen (Verenigd Koninkrijk) en lid van de raad van commissarissen van Indover, aan het hoofdkantoor van BI in Jakarta (Indonesië) luidt, voor zover hier van belang:
On (…) 2 February 1998, BI Representative Office in Europe and Indover’s management has met again in Amsterdam, to decide a suggestion of draft of Press Release from Bank BNI as well as from Bank Indonesia (…). This press release has been awaited by stakeholders in Europe which we predict will recover the market’s and employees trust of Indover. According to the survey held by the senior manager, it is predicted that the longer the postponement of the divestment, the better it would be. In this matter, the management suggested the postponement for 5 (five) years, but in the draft press release which we prepared, we have stated 3 (three) years. If you agree such draft, please decide the period of postponement as agreed between Bank Indonesia and Bank BNI.
2.6.4.
Een door BI in het geding gebrachte Engelse vertaling van een brief, gedateerd 5 februari 1998, van [naam 4] aan het hoofdkantoor van BI luidt, voor zover hier van belang:
We herewith inform you that today (…) [naam 3] has consulted with Dutch legal counsel handling Indover case. The conclusion of such meeting which need Bank Indonesia’s attention will be as follows:
1. In prevailing laws in Netherland, it is stated that if management of a finance company knows that their company is in trouble, such management (…) are obliged to report to the authorized authority to take a proper action.
2. Particularly regarding Indover bank, according to the related legal counsel their is a strong indication that the company is having trouble fulfilling its short obligations. Therefore, legally according to such legal counsel, the management should report to DNB. In this regard, the normal action usually will be directed to action as regulated in Article 11 of DNB provision, DNB will not activate all management and replace them with DNB’s personnel in order ot formulate the final settlement. Previous experience of the implementation of Article 11 always ends in a liquidation.
3. On Wednesday dated 4 February 1998, [naam 5], Managing Director of DNB called us (…) offering a good service which DNB is willing to help Indover’s financial problems as long as Bank Indonesia agrees on a term (to guarantee its settlement). We have not provided any action and we await Bank Indonesia’s instruction.
4. From our assesment, together with management of Indover and [naam 3], we presume that if the draft press release which we have submitted 2 days ago can be agreed, the trust of Indover’s customers to Indover will recover gradually and therefore the process of the above Article 11 will not be pursued.
5. Basically, the negligence to report in point 2 above will affect to the management’s personal liability to the management if in the future it is found that there are obligations of Indover which are unsettled.
6. In this context, we also inform that branches of Indonesian commercial bank in Europe have the same problems (…). In this regard, if such press release has been issued, we suspect that Indover can recover and also help such branches.
Therefore, please issue the Press Release from Bank Indonesia and Bank Negara Indonesia as soon as possible.
2.6.5.
Een op 16 februari 1998 door BI uitgegeven persbericht luidt:
In light to recent economic developments in Indonesia, it has been decided to postpone the sale of shares of Indover Bank to PT. Bank Negara Indonesia for a period of at least 3 years.
Therefore, in a period of at least 3 (three) years, Indover Bank will remain 100% owned by Bank Indonesia, the Central Bank of Indonesia. In this respect, Bank Indonesia will ensure that Indover Bank will meet its obligations.
2.6.6.
Bij brief van 20 februari 1998 heeft DNB (“de Bank”), voor zover hier van belang, aan Indover geschreven:
Wij refereren aan de diverse telefoongesprekken die met u de laatste dagen zijn gevoerd en berichten u als navolgend.
De Bank heeft geconstateerd dat uw instelling nauwelijks meer in staat is om gelden van derden op de publieke markt aan te trekken. Daarnaast is op 17 februari 1998 gebleken dat de Raad van Commissarissen van uw instelling de facto nog slechts uit één persoon bestaat. Op grond van deze gegevens, tezamen met de recente ontwikkelingen in Indonesië, is de Bank van oordeel dat sprake is van een ontwikkeling die de liquiditeit van uw instelling in gevaar brengt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk maakt.
Wij hebben u in de gelegenheid gesteld om over de onmiddellijke uitvoering van de te treffen maatregelen uw zienswijze te uiten. Mede na overleg met uzelf bepalen wij, gelet op artikel 28, vierde lid, Wtk 1992 hierbij dat op grond van artikel 28, derde lid, onder a, Wtk 1992, de Raad van Commissarissen van uw instelling zijn bevoegdheden slechts mag uitoefenen na goedkeuring van een door de Bank aangewezen persoon.
De volgende persoon is in dit verband door de Bank aangewezen: [naam 3].
Wij wijzen erop dat deze aanzegging terstond van kracht wordt en dat op grond van artikel 28, vijfde lid, onder a, Wtk 1992 de organen van uw instelling inclusief de directie, wettelijk verplicht zijn alle medewerking te verlenen aan de aangewezen persoon.
2.6.7.
Bij brief van 9 maart 1998 heeft BI, voor zover hier van belang, aan DNB geschreven:
In reference to your letter dated January 13, 1998, I highly appreciate your concern regarding the problems faced by the Indover Bank. As you are aware, the Indover Bank is facing liquidity mismatch, not only due to the substantial decline in its funding from the market, but also because of the deterioration of its credit portfolio. In my opinion, the recent events have been largely beyond our control.
However, we will continue to honour our commitments that within a period of at least three years, the Indover Bank will remain 100% owned by Bank Indonesia. In this respect, Bank Indonesia will ensure that the Indover Bank will meet its obligations as well as comply with all requirements stipulated by De Netherlandsche Bank.
Bank Indonesia would highly appreciate if you could provide your continued support in the capacity as a central bank.
2.6.8.
Een door DNB (“de Bank”) opgesteld verslag, gedateerd 8 juni 1998, van een bespreking die zij op 23 april 1998 heeft gevoerd met Indover (“IndOv”) luidt, voor zover hier van belang:
1. ALGEMEEN
U heeft de huidige situatie van IndOv uiteengezet. Hierbij is aan de orde gekomen het beleid van Bank Indonesia (BI) om bancaire deelnemingen af te stoten, de verkoop van IndOv aan Bank Negara Indonesia (BNI) en het uitstel van deze verkoop voor een periode van drie jaar als gevolg van de economische crisis.
U heeft gerefereerd aan de brief van BI, gedateerd 9 maart 1998, waarin de Bank wordt geïnformeerd omtrent de door BI aangegane verplichting om nog voor ten minste drie jaar aandeelhouder te blijven van IndOv. U heeft nogmaals bevestigd dat BI ervoor zorg zal dragen dat IndOV al haar verplichtingen zal nakomen alsmede zal voldoen aan de vereisten die door de Bank worden opgelegd.
Wij hebben aangegeven dat de Bank grote waarde hecht aan deze brief en in hoge mate waardeert dat BI deze brief aan de Bank heeft gezonden.
2 RAAD VAN COMMISSARISSEN
De rvc bestaat momenteel uit drie leden. IndOv blijft op zoek naar een Nederlandse commissaris maar er zijn tot nu toe geen geschikte kandidaten gevonden die in de huidige situatie bereid zijn om commissaris te worden van IndOv. Met name het risico van aansprakelijkheid bij een eventueel faillissement van IndOv wordt door de kandidaten als te hoog ingeschat.
Wij hebben toegezegd u desgewenst te ondersteunen bij het zoeken naar een geschikte kandidaat. Onderkend wordt echter dat het een moeilijke zaak is.
3 DIRECTIE
[naam 6] zal eind april 1998 zijn functie van directeur innemen. Wij hebben reeds bij brief van 29 januari 1998 ingestemd met de benoeming van [naam 6].
U heeft toegelicht dat BNI zich heeft gecommitteerd om IndOv te ondersteunen in de komende overbruggingsperiode van drie jaar. Een onderdeel hiervan is het beschikbaar stellen van een ervaren directeur.
4 ACTIVITEITEN VAN INDOV
U heeft uiteengezet dat IndOv zich de komende jaren zal voorbereiden op de definitieve overname door BNI.
Wij hebben u gevraagd of BI ook andere scenario’s heeft overwogen zoals het scenario van liquidatie. In de huidige situatie lijkt het toekomstperspectief van IndOv immers beperkt. De kwaliteit van de activa lijkt verder af te nemen en het is voor IndOv momenteel onmogelijk om funding uit de markt aan te trekken. Het vooruitzicht is dat IndOv een lange onzekere weg te gaan heeft alvorens weer een gezonde bank te worden.
U heeft ons geïnformeerd dat BI het scenario van liquidatie heeft overwogen maar dat dit scenario is afgewezen. U noemde hiervoor de volgende redenen:
  • het negatieve effect op de waarde van (een groot deel van) de uitzettingen van IndOv. Het zal immers naar verwachting een langere termijn vergen om de Indonesische uitzettingen te incasseren. De directe liquidatie van de activa zal naar verwachting veel minder opbrengen;
  • u beschouwt de Europese markt als een belangrijke groeimarkt voor de handelsactiviteiten van Indonesië en vindt het daarom gewenst dat er Indonesische banken in Europa gevestigd zijn;
  • BI is verplichtingen aangegaan ten opzichte van BNI.
5 KWALITEIT VAN DE ACTIVA
U heeft aangegeven dat de vorderingen op Indonesische kredietinstellingen zijn gegarandeerd door de Indonesische overheid. IndOv verwacht daarom dat deze vorderingen zullen kunnen worden geïnd. Voorts sprak u de verwachting uit dat in Indonesië binnenkort een overeenkomst wordt gesloten met betrekking tot de financiële herstructurering van het bedrijfsleven. De uitzettingen van IndOv op Indonesische bedrijven zullen onder deze overeenkomst vallen.
Wij hebben nader toegelicht dat in Nederland onderscheid wordt gemaakt tussen voorzieningen voor landenrisico en voorzieningen voor debiteuren. Volgens het Nederlandse bankwezen valt Indonesië momenteel in de categorie landen waarvoor het risico bestaat dat niet aan de betalingsverplichtingen zal kunnen worden voldaan. Het ligt daarom in de rede dat voor Indonesische vorderingen een voorziening voor landenrisico zal moeten worden gevormd.
Voorts hebben wij u toegelicht dat de vorming van een adequate debiteurenvoorziening in beginsel tot de primaire verantwoordelijkheid van de kredietinstelling behoort. Directoraat Toezicht beoordeelt in hoeverre een kredietinstelling hier op een adequate wijze invulling aan geeft.
Wij hebben ter sprake gebracht dat IndOv mogelijk niet meer zal voldoen aan de minimale solvabiliteitsvereisten nadat de benodigde voorzieningen zijn gevormd.
U heeft ons geïnformeerd dat IndOv hierover momenteel in overleg is met de externe accountant die inmiddels enkele alternatieve oplossingen heeft aangedragen. BI zal er, naar u ons heeft verzekerd, voor zorgdragen dat IndOv aan de solvabiliteitsvereisten zal blijven voldoen. Indien noodzakelijk zal dit gebeuren door het verstrekken van additioneel eigen vermogen.
Afgesproken is dat IndOv de Bank op korte termijn over het voorgaande nader zal informeren.
6 AFSPRAKEN
Samenvattend worden hierbij de volgende afspraken vastgelegd:
  • IndOv zal zich blijven inspannen om een Nederlandse commissaris te vinden;
  • [naam 6] zal eind april 1998 zijn functie aanvangen;
  • IndOv zal de Bank op korte termijn informeren over de te treffen voorzieningen en de hieraan gekoppelde ondersteunende maatregelen van BI waaronder, voor zover noodzakelijk, het verstrekken van additioneel vermogen om te blijven voldoen aan de solvabiliteitsvereisten.
2.6.9.
Een door BI in het geding gebrachte Engelse vertaling van de notulen van de op 24 en 25 april 1998 gehouden vergadering van de raad van commissarissen van Indover luidt, voor zover hier van belang:
A. Current Situation
Current situation of NV Indover is the same as the situation faced by Indonesian national banks in mid economic crisis, which are under distress since the loan portfolio quality is decreasing and confidence breakdown from the depositors and creditors. This can be understood since from the total amount of assets of USD 3,0 billion, more than 2/3 are loans provided to Indonesian banks and corporates while others mostly are for companies in Asian countries. From funding side, 1/3 are from Bank Indonesia (including shareholders’ funds) while the rest are from the market (sale of securities, customer’s deposits, etc).
a. worsening of loan’s portfolios, caused by Indonesian monetary crisis, has supressed NV Indover:
b. Prohibition for Indover bank to receive funding from third parties. This prohibition is issued by DNB due to high risk of placement into Indover, the vacant position in the Board of Supervisory Directors and no centainty of composition of the Board of Management.
c. tendency of withdrawal of funds by depositors and creditors.
The above pressures have and If not handled immediately, then Indover will need financial support from Bank Indonesia.
B. Future Business Strategy
As explained above, there are discussions on strategy and policies on Indover in the future by analyzing the pros en cons from some options which relate to the interest of BI and the Indonesian state as a whole. Among other, the chance to liquidate Indover has been discussed (including with DNB officials) with the conclusion that such option for this time is not an optimal option with the following reasons:
a. Liquidation without honouring the rights of all depositors and creditors will breakdown all images of national financial institution overseas, at least for the next several years. On the other hand, the amount that will have to be spent by BI to return back the customers funds is quite high (in the amount of USD 2 billion). Also, the take over the sale of assets (receivables) to companies in Indonesia by BI still (…) face the challenges since there is no assets management company yet. The expected profit from sales will be far from enough to cover amounts paid (which will be a huge realized loss for BI).
b. Temporary research (…) expected that if European monetary union is formed, in the future NV Indover will have an important role as a bridge between domestic financial market and European financial market, whoever the owner of Indover will be.
Such conclusion means that for this time the divestment program als well as the release of BI participation in NV Indover cannot be undertaken without a bigger risk. Therefore, what we can do is a consolidation to reduce BI’s burden and to make NV Indover to be ready for divestment.
Consolidation will be directed into 3 aspects:
a. take efforts so Indover can reenter the market, which is very important to fix its liquidity condition (to reduce its dependency with BI), rentability (with cheaper funding) as well as to maintain and strengthen its market presence (which to justify its existence).
b. take efforts to fix its credit portfolio qualities, in particular credits which are provided to its Indonesian debtors, to reduce its loan loss provision expense liabilities. In this regard, BI is expected to support, specially in the arrears settlement of nasional banks in NV Indover (in the context of government guarantee scheme), as well as bill settlement to non bank parties in respect of INDRA scheme.
c. to improve the eficiency of bank operational, especially through the reduction of operational expenses (including management and staf’s salary and facility reviews).
C. Steps to be undertaken
(…) For the purpose that NV Indover can enter the market, we have completed the composition of the Board of Supervisory Directors and in process to complete the Board of Management (…). Besides that, to reduce the Indover depositors and creditors’ risks, BI is asked to formally issue a letter of guarantee. This guarantee is required to complete the composition member of the Board of Management with banker from Netherland. Forms and requirements from this formal guarantee are still being discussed between [naam 4] and [naam 3].
2.6.10.
Bij brief van 24 juni 1998 heeft KPMG, voor zover hier van belang, aan Indover geschreven:
In a number of meetings with the Managing Board of N.V. De Indonesische Overzeese Bank (Indover), we have discussed the situation that the bank has been presented with following the recent economic and political crisis in Southeast Asia, in particular Indonesia. As a result of this crisis, the bank will need to create significant provisions for its Indonesian loan portfolio. We have discussed and advised you on a number of alternatives available to the bank in order to deal with this situation during the finalisation of the bank’s 1997/1998 financial statements.
You have asked us to summarise these alternatives in a letter that you can present at the meeting of the bank’s Supervisory Board, to be held in Jakarta in the beginning of July. With this letter, we are pleased to honour your request.
(…)

3.Alternatives

The following alternatives have been considered in detail.
3.1
Set off the provions by means of a direct capital contribution from Bank Indonesia
In this alternative, Indover will charge the required additions to the provisions to its 1997/1998 profit and loss account. This will result in a significant loss for the bank, wiping out all of its capital base. In order to restore this capital, Bank Indonesia will have to pay up new capital, either by directly contributing additional funds or by converting debt to equity.
(…)
We (…) agree with you that this alternative should not be pursued.
3.2
Obtain a guarantee from Bank Indonesia for the Indonesian loan portfolio
In this alternative, Bank Indonesia will guarantee the interest and principal of all loans currently outstanding to its Indonesian debtors. If such a guarantee could be obtained, the exposure to individual banks and corporations would be replaced by an exposure to Bank Indonesia. Under the present circumstances, it would not be necessary to raise specific provisions for this exposure. However, since Bank Indonesia is itself an Indonesian debtor, the country risk provision requirements would still apply. These country risk provisions are by far the largest part of the total provisions required.
Given the standing and reputation of Bank Indonesia, the Dutch central bank might allow you to set the country risk provision for Bank Indonesia exposure at the lower end of the scale. However, this will still involve significant amounts. Also, since full interest payments on the deposits of Bank Indonesia would still be required, this alternative does not meet the objectives in respect of the future cash flow position and financial statements of the bank.
We therefore agree with you that this alternative does not provide an adequate solution to the situation.
3.3
Conclude pledge agreements with Bank Indonesia
A significant part of the funding of Indoverbank is already provided by Bank Indonesia in the form of time deposits. In this alternative, these deposits will be pledged to Indoverbank to cover the risks in the Indonesian loan portfolio of the bank. The following elements should be take into account in these pledge agreements:
• Bank Indonesia pledges deposits to Indover for an amount at least equal to the required level of specific and country risk provisions;
• the deposits will only be repaid if and to the extent that Indover receives a repayment of principal from its Indonesian debtors or if the required level of provisions can be reduced for other reasons;
• in order to ensure that the cash flow situation of the bank is managed and the bank does not have to show a loss in next year’s financial statements, the interest payments on these deposits should be limited. Various alternatives are available to this end. In the current proposal, Indover will only pay interest to the extent that the net income of the bank does not fall below zero. The remainder of the interest charges on these deposits will have to be waived by Bank Indonesia.
We have suggested that it might be beneficial to Bank Indonesia if a distinction is made between two types of agreements: (1) an actual pledge agreement whereby specific deposits are fully pledged to Indover to cover the risk in a number of specific loans and (2) an agreement whereby the deposits are not yet pledged, but where Bank Indonesia undertakes to leave the deposits with Indover and to pledge them to Indover at the earliest request of the management of Indoverbank. This second ‘promise to pledge’ has to be structured in such a way that it materially achieves the same level of certainty as the actual pledge agreement. However, in legal terms there is a difference between deposits that actually have been pledged and deposits that will have to be pledged at the request of Indover.
We have indicated that for the financial statements we may accept a structure whereby an actual pledge is obtained to cover all specific provisions required and a ‘promise to pledge’ is obtained to cover the required level of the country risk provision.
If such pledge agreements can be obtained for sufficient amounts, this implies that the risk on these loans is transferred to Bank Indonesia. Indover will then not be required to create provisions in its own accounts for these risks. Of course, it will be necessary that the notes to the financial statement explain in some detail the nature of the transactions concluded with Bank Indonesia.
This alternative achieves the objectives noted above. We therefore agree with you that this alternative should be further pursued with Bank Indonesia.
(…)

4.1997/1998 financial statements

The purpose of the pledged and “promised pledge” deposit agreements is to transfer the credit risks on the Indonesian loan portfolio to Bank Indonesia. If adequate agreements are concluded before finalising the 1997/1998 financial statements, this will reduce the need to create a provision in the financial statements of Indover.
2.6.11.
Een door BI in het geding gebrachte Engelse vertaling van een brief, gedateerd 22 juli 1998, van DNB (“the Bank”) aan Indover (“IndOv”) luidt, voor zover hier van belang:
On 15 July 1998 a meeting was held at De Nederlandsche Bank NV (hereinafter the Bank) between the Bank and (…) NV De Indonesische Overzeese Bank (hereinafter IndOv). (…) We have drawn up the following report of the meeting.
(…)
3 PROVISIONS
You informed the Bank that BI has decided to link its deposits to doubtful loans and thus to take over the credit risk from IndOv. You will decide on the amount needed for this purpose in consultation with your external auditor.
In addition, BI will submit a so-termed ‘promise to pledge’ to cover the provision for country risk. In this context you informed us that moneys placed outside Indonesia are no longer considered part of Indonesia’s Net International Reserve (NIR). In your opinion, any linking or non-linking of deposits will, therefore, have no impact on the level of the NIR. You informed us that the situation is fully transparent and acceptable to the IMF.
On the assumption that this is so, the Bank stated that it, in principle, agreed to the solution you have chosen (…).
The Bank is of the opinion that IndOv’s policy should be aimed at meeting the provisioning percentages prevailing at the end of 1998. With respect to the interim period, the Bank will assess the reasonability of a well-founded proposal from IndOv on the level of this provision. In this context it will be important that the deposits currently placed by BI at IndOv be not repaid in the short term.
You informed the Bank that as regards the connected deposits IndOv will only have to pay interest to BI insofar as the IndOv annual result is positive. It has, as yet, not been agreed, however, whether this will be effected by means of remission or postponement of payment.
2.6.12.
BI en Indover zijn op 25 september 1998 onder meer een schriftelijke
Deposit and Pledge Agreement (relating to certain Credit Facilities Agreements)met elkaar aangegaan die, voor zover hier van belang, luidt:
WITNESSETH
A. Indover Bank has granted certain credit facilities (each, a “Credit Facility”) to certain of its customers (each a “Borrower”) pursuant to credit facility agreements (each a “Credit Facility Agreement”) between Indover Bank and the Borrowers concerned (…).
B. The parties hereto agree that the deposits (each, a “Deposit”) which have already been placed with Indover Bank by Bank Indonesia will serve to cover the obligations of the Borrowers to Indover Bank pursuant to the Credit Facility Agreements. (…) The Deposits are in an aggregate principal amount equal to the current aggregate amounts outstanding under the Credit Facilities Agreements.
(…)
NOW THEREFORE IT IS AGREED AS FOLLOWS:
Section 1.
Deposit.
1.1.
Bank Indonesia hereby agrees to maintain the Deposits with Indover Bank, in order to secure any and all of the obligations of the Borrowers concerned under the Credit Facility Agreements.
(…)
Section 2.
Pledge.
2.1.
Bank Indonesia hereby grants to Indover Bank a first right of pledge (“eerste recht van pand”), and Indover Bank hereby accepts such right, on all receivables which Bank Indonesia presently has or at any time hereafter may acquire vis-à-vis Indover Bank pursuant to or otherwise in connection with all or some of the Deposits (…). Such pledge serves as security for the payment of all amounts that are now due or which may become due at any time in the future by any of the Borrowers to Indover Bank pursuant to or otherwise in connection with any Credit Facility Agreement.
(…)
Section 7.
Effective Date.
This Agreement takes effect among the parties hereto as from 31 March 1998.
2.6.13.
Daarnaast heeft BI de resterende (opeisbare)
deposits(“
free deposits”) niet bij Indover opgeëist.
1999
2.7.
Met ingang van 17 mei 1999 is de hiervoor onder 2.1 vermelde Indonesische wet 1999/23 (“
Act of the Republic of Indonesia Number 23 of 1999 concerning Bank Indonesia”) in werking getreden.
Artikel 7 van die wet luidt in de door BI in het geding gebrachte Engelse vertaling: “
The objective of Bank Indonesia is to achieve and maintain the stability of the rupiah value”.
Artikel 64 sub 1 van die wet luidt in die vertaling: “
(1) Bank Indonesia may only conduct an equity participation in any legal entities or any other entities deemed necessary in the implementation of the tasks of Bank Indonesia upon the approval of the House of Representatives. (2) The funds required for such investment as referred to in paragraph (1) may only be obtained from the Special Purpose Reserves”.
Artikel 77 van die wet luidt in die vertaling: “
Bank Indonesia shall, within a maximum of 2 (two) years term after the effective date of this Act, divest all of its investment in legal or other entities which is not in accordance with the provision as referred to in Article 64 paragraph (1)”.
2000
2.8.1.
Bij brief van 28 september 2000 heeft DNB, voor zover hier van belang, aan Indover geschreven:
N.V. De Indonesische Overzeese Bank (Indover) currently has a large portfolio with bad loans on its books. To cover the credit risk on these loans, Bank Indonesia (BI) has placed deposits with Indover and pledged them as security for the loans.
De Nederlandsche Bank NV (the Bank) has taken due note of a draft Asset Downsizing Plan dated 20 September 2000. This plan provides for a phased setoff, with the poorest quality loans being set off first. The proposed setoff schedule is as follows:
(…)
It has been stipulated in the Deposit and Pledge Agreement of 25 September 1998 between Indover and BI that Indover would consult the Bank and/or the external auditor before proceeding to setoff.
As for a large proportion of the loans there is little prospect of collecting the amounts owing, the Bank agrees with Indover’s Managing Board that Indover should start setting off the loans against the pledged deposits. After all, if this portfolio were to remain on Indover’s balance sheet, the interest to be paid on the deposits would be charged to Indover’s results whilst no interest would be received. This means a (too) heavy burden on Indover’s profit and loss account. Besides, such a large portfolio of bad loans on the balance sheet seems an impediment to regaining the confidence of the market.
2.8.2.
Bij brief van 12 oktober 2000 heeft KPMG, voor zover hier van belang, aan Indover geschreven:
As a consequence of the economic crisis in Asia and in Indonesia in particular, Indover bank currently has a signifant portfolio of non-performing loans. The credit risk on this portfolio has been largely transferred to Bank Indonesia by means of a number of agreements, known as the pledged deposit agreements. These agreements allow the Board of Management of Indover bank after consultation with the Dutch central bank and/or its external auditor, to set-off non-performing loans, which are considered total write-offs, against the deposits placed by Bank Indonesia.
We have been informed of the draft Asset Downsizing Plan as prepared by Indover bank. This plan provides for a phased set-off, with the poorest quality loans being set off first.
We have taken notice of the letter of the Dutch central bank, dated 28 September 2000. In this letter, the central bank recommends to start setting off non-performing loans against the pledged deposits. As a significant part of the non-performing loans can be considered as total write-offs with little prospect of recovering them, we agree with the central bank and with management that these loans should be set off against the pledged deposits. The write-off will improve the results of the bank, since it will eliminate the need to pay interest on these deposits. Furthermore, the quality of the bank’s balance sheet will improve, something which is important for restoring the confidence of clients and counterparties in the bank.
2.8.3.
Bij brief van 23 oktober 2000 heeft Indover, voor zover hier van belang, aan BI geschreven:
In relation with Bank Indonesia plans to divest Indover bank by the end of this year/early next year, herewith we would like to submit an assets downsizing plan for your consideration and agreement. The three year Business Plan implementation and the divestment of Indover has reached a stage whereby a decision with regard to a compensation of Non Performing Loans (NPL) will have to be made.
As you may aware of, the problem faced by Indover bank caused by the Asian economic crisis, is the relatively high amount of NPL, which account for about 30% of its total portfolio. This NPL has created a
solvency problemand the shareholder has placed a pledge deposit to support Indover bank as a temporary measure. Having this solvency problem not being solved permanently, where the NPI is still recorded in the balance sheet, Indover bank having difficulty to raise funds from the international market. Hence this leads to
liquidity problem.
To make Indover bank profitable on its operation in the future, we have to solve the solvency problem permanently, which further will help to solve the liquidity problem and finally will open the opportunity to address
profitability. By doing this, the assets quality and the performance of Indover bank will be improved which in turn will make Indover bank more attractive for potential investors.
Aside from the above, the new regulation from the Dutch central bank (DNB) with regard to country risk provision will require Indover bank either to increase its capital or to make specific provision for debtors originating from country that is qualified as high risk. This new regulation justified the necessity to start with the compensation of the NPL.
In relation with the effort to solve the above mentioned solvency problem, Indover bank has been requested by Hong Kong Monetary Authority (HKMA) and DNB to formulate an action plan together with a time table to scale down the NPL. Based on this request an Assets Downsizing Plan (ADP) has been prepared to schedule the write-off of the NPL (set-off the NPL against pledge deposit). With their letter (…) DNB has confirmed their support to the ADP. The same support to the ADP has been given by our external Auditor, KPMG, as well.
The ADP was prepared based on urgency category as follows:
(…)
Based on the urgency level mentioned above, the proposed schedule for the write-off of the NPL as per 30 September 2000 are as follows:
USD million
• Urgency 1: September 2000 amounting to 71.7
• Urgency 2: December 2000 amounting to 55.6
• Urgency 3: March 2001 amounting to 76.5
• Urgency 4: May 2001 amounting to 75.0
In view of the fact that the independent advises from both DNB and KPMG recommending the compensation have been obtained we seek your support and agreement to the implementation of the Asset Downsizing Plan.
BI heeft positief op die brief gereageerd.
Het eerste Asset Downsizing Plan is uitgevoerd: tot een bedrag van USD 278,8 miljoen heeft Indover zich, met een beroep op haar pandrechten, voor haar vorderingen uit de
non-performing loansverhaald op de (vordering van BI op haar ingevolge de) deposito's.
2001
2.9.1.
Bij brief van 3 januari 2001 heeft DNB, voor zover hier van belang, aan BI geschreven:
Finally, we were informed that the external auditor of Indover Bank, KPMG, values a statement by Bank Indonesia on the status of the commitment that was confirmed in a letter, dated 9 March 1998, to [naam 5], our former director in charge of banking supervision. In this letter Bank Indonesia stated that it would continue to honour its commitments that within a period of at least three years the Indover Bank would remain 100% owned by Bank Indonesia, and that in this respect Bank Indonesia would ensure that the Indover Bank would meet its obligations as well as comply with all requirements stipulated by DNB. Strictly speaking, this assurance expires in March 2001. We would welcome your view on the status between March 2001 and the completion of the divestment process.
2.9.2.
De door KPMG opgestelde
Minutes of the meeting held between N.V. De Indonesische Overzeese Bank (Indover), De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) and KPMG Accountants N.V. (KPMG) on 31 January 2001, at the offices of KPMGluiden, voor zover hier van belang:
3 Silent custody
[naam 7] describes the reasons that prompted DNB to appoint [naam 8]. This silent custody was recently terminated by DNB for the following reasons: no special situations occurred and there were no disagreements between the management of Indover and [naam 8]. Therefore, there was no reason for DNB to continue with the silent custody. [naam 8] confirmed to DNB that there was no job for him to do at Indover. Indover is now under normal supervision again, although it is likely that DNB will visit the bank more frequently.
(…)
6 Divestment
It is likely that the divestment will be postponed, at least to the end of 2001. In a recent meeting with [naam 9], [naam 10] of DNB has asked BI for an extension of the guarantee issued by BI. [naam 9] told DNB that she will pass this on to the BI board, but she thought it unlikely that the guarantee will be extended beyond March 2001. She has promised that if it is necessary, BI can issue a letter stating that Indover will still be owned by BI until the divestment takes place.
Asked by DNB, KPMG explains the issues that are relevant in finalising the accounts of Indover. These issues have also been discussed in a meeting of 5 December 2000 between KPMG, Indover and [naam 8]. DNB has received minutes of this meeting.
KPMG explains that, based on the pledge agreements in place, the equity position of Indover is of no concern. A potential concern is the liquidity position, given the still limited access to the markets and the dependency on BI. This also relates to the free deposits of BI, which theoretically can be withdrawn by BI if they so choose. It is decided that Indover will prepare detailed forecasts of its profitability and liquidity, including scenario analyses. KPMG will then assess whether or not a guarantee is still required to ensure the viability of the bank for at least one year after signing the accounts.
2.9.3.
Bij brief van 20 maart 2001 heeft BI, voor zover hier van belang, aan DNB gescheven:
As you may be aware, Bank Indonesia Act stipulates that Bank Indonesia shall, within a maximum of 2 (two) years after Bank Indonesia Act become effective (by May 2001), divest all of its investment in legal or other entities which is not in accordancy with BI’s equity participation deemed necessary in implementation of BI’s tasks as referred to in article 64 paragraph (1). Meanwhile, in accordance with the draft of amendment of Bank Indonesia Act, which is now in the process of ratification by the Parliament, the deadline for Bank Indonesia divestment obligation will be extended until the end of 2001.
With regard to the provision of the amendment, we herewith inform you that Bank Indonesia will maintain its ownership in Indover Bank and will be fully responsible for its obligation until the completion of its divestment process under the said Act.
2.9.4.
Bij brief van 30 maart 2001 heeft DNB, voor zover hier van belang, aan BI geschreven:
Thank you for your letter dated 20 March 2001. We highly appreciate your willingness to declare that Bank Indonesia will maintain its ownership in Indover Bank and will be fully responsible for its obligation until the completion of the divestment process.
2.9.5.
De door KPMG opgestelde
Minutes of Meeting with [naam 9] re Indovervan 14 mei 2001 luiden, voor zover hier van belang:
Repayments to Bank Indonesia
KPMG points out that the amount that is repaid to BI is important in assessing the viability of the bank. KPMG is therefore pleased with the recent letter, in which BI confirms that no more than USD 5 million per month needs to be repaid by Indover.
[naam 9] confirms the content of this letter. She explains that KPMG should regard the letter from BI as binding (…).
She further explains that BI regards the original comfort letter to DNB as sufficient in this respect. The reference to ‘its obligation’ in that letter should in her opinion be read as ‘the obligations of Indover bank’. However, given the request of KPMG, BI has decided to issue the additional letter confirming specifically that no more than USD 5 million needs to be repaid.
(…)
KPMG should, according to [naam 9], also take into account the fact that the ADP can now be implemented, that the EOP tranches that have been received by Indover can be ‘repaid’ to BI gradually, that a new ‘comfort letter’ has been issued to DNB etc. According to [naam 9], all this clearly demonstrates BI’s commitment to continue to support Indover bank.
[naam 9] (hierna: [naam 9]) was destijds
deputy governorvan BI. Ook Indover was bij die bijeenkomst aanwezig.
Het tweede Asset Downsizing Plan is uitgevoerd: tot een bedrag van USD 91,5 miljoen heeft Indover zich, met een beroep op haar pandrechten, voor haar vorderingen uit de
non-performing loansverhaald op de (vordering van BI op haar ingevolge de) deposito's.
2003
2.10.1.
Bij brief van 28 november 2003 heeft KPMG, voor zover hier van belang, aan Indover geschreven:
To facilitate the 2003 financial statements sign off by KPMG we would like to ask you to request for a similar kind of letter as Bank Indonesia sent in the past, duly signed, stating that Bank Indonesia as the shareholder of Indover will continue supporting the activities of Indover Bank, until the moment the shares of the bank will be sold to a third party.
2.10.2.
Een door curatoren in het geding gebrachte Engelse vertaling van een brief, gedateerd 8 december 2003, van Indover aan BI luidt, voor zover hier van belang:
In conformity to your direction during our visit to Bank Indonesia on October 2003, we would receive your approval concerning the following issues:
(…) The letter of BI to DNB concerning the support of BI as shareholder to Indoverbank (Letter of comfort).
Concerning this letter, it should have the purpose to continue the previous letter of Bank Indonesia, namely (…) of March 20 2001, upon which immediate support is given to Indover bank until the divestment and to the letter (…) dated 6 June 2002, that gives information that the planned implementation of the divestment can not be reached in accordance to the target date of June 2003 (see letter of KPMG dd. 28 Nov. 23 enclosed).
2.10.3.
Bij brief van 29 december 2003 heeft BI, voor zover hier van belang, aan DNB geschreven:
We (…) inform you on the progress of Indover bank’s divestment process. Bank Indonesia last letter for you dated 25th March 2003 only explained on the process of transferring Indover bank’s NPL to other entity so that Indover bank can be sold as a clean bank. Bank Indonesia had appointed [naam 11] as financial advisor of Indover bank’s divestment project. [naam 11] is expected to dispose of Indover as a clean bank after the NPLs of Indover bank is transferred out of Indover. It is my pleasure to inform you that the transfer of the NPL had taken place on 24th November 2003.
At the moment,[naam 11] is in the process of marketing Indover bank to investors, and we hope the project could be completed in the first half of 2004.
2004
2.11.1.
Bij brief van 28 januari 2004 heeft KPMG, voor zover hier van belang, aan Indover geschreven:
With our letter dated 28 November 2003 we asked you to request for a letter from Bank Indonesia, stating that Bank Indonesia will continue supporting the activities of Indover Bank.
In this respect we received a copy of a letter dated 29 December 2003 of Bank Indonesia, to the President of De Nederlandsche Bank. Although this letter gives some comfort about the continuity of Indover Bank until the expected divestment in 2004, the wording of the letter is in our opinion not strong enough. For audit purposes we would like to see a confirmation with the wording that Bank Indonesia will continue supporting the activities of Indover Bank until the shares of the bank will be sold to a third party.
2.11.2.
Een door BI in het geding gebrachte Engelse vertaling van een brief, gedateerd 3 februari 2004, van Indover aan BI luidt, voor zover hier van belang:
We refer to KPMG letter dated November 28, 2003 concerning the request of letter of support from Bank Indonesia as shareholder to Indover bank, Bank Indonesia has informed the continuity of Indover bank until the completion of divestment in 2004, in its letter to President of DNB dated December 29, 2003.
Bank Indonesia’s information from DNB is deemed not strong enough for KPMG in respect of audit purposes to finish financial statement of Indover bank of 2003. Therefore, KPMG asked Bank Indonesia to provide letter of support for Indover bank confirming that: “Bank Indonesia will continue supporting the activities of Indover bank until the share of the bank will be sold to a third party”, as confirmed in the attached KPMG letter dated January 28, 2004.
2.11.3.
Een door BI in het geding gebrachte Engelse vertaling van een brief, gedateerd 13 februari 2004, van BI aan Indover luidt, voor zover hier van belang:
With reference to Indover Bank’s letter (…) dated February 3, 2004 (…) herewith we request your response/comments on the request from Indover Bank/KPMG. [naam 12], we expect to receive your clarification on the legal basis for the fulfillment of the request from KPMG auditor. Aside from that, we also expect to receive your explanation whether DNB ever question BI’s commitment in providing support to Indover Bank, considering BI’s support directly to Indover Bank has been expressed in the
Pledge Deposit Agreement.
2.11.4.
Een door BI in het geding gebrachte Engelse vertaling van een brief, gedateerd 13 februari 2004, van Indover aan BI luidt, voor zover hier van belang:
With reference to your letter (…) dated today and Indover Bank’s letter to us (…) dated February 3, 2004 (…) we wish to advise as follows:
As far as we know, since the beginning of 1998 Bank Indonesia’s support letter for the continuity of Indover Bank’s operations was required by De Nederlandsche Bank (DNB) and KPMG in connection with the bank’s condition at that time which was feared to be unable to fulfill its obligations to its creditors. The apprehension resulted in DNB placing Indover Bank in trusteeship until Bank Indonesia is willing to arrange “quasi-recapitalization” through the execution of the Pledge Agreement with Indover Bank.
This signing of the Pledge Agreement was deemed by DNB as an unconditional requisite for the continuity of Indover Bank’s operations and therefore KPMG is able to audit and evaluate the Bank’s assets as “a going concern”.
However, even though the Pledge Agreement was in place, the possibility for Bank Indonesia as the owner to liquidate (to bankrupt) Indover Bank was not closed, including by ways of reducing funding support outside of the Pledge Agreement so Indover Bank is unable to fulfill its obligations to the third party. DNB’s and KPMG’s apprehension is primarily based on the 1999 Bank Indonesia law regarding the deadline the divestment for Indover Bank as well as the statements from Bank Indonesia’s officials to the media.
In order to close this possibility, DNB and KPMG annually request Bank Indonesia to declare its support for the continuity of Indover Bank, until such a guarantee is available that Indover Bank can fulfill its obligations to the third party. For KPMG as Indover Bank’s auditor, this assurance is needed to enable them to evaluate “going concern value” (not “liquidation value”) for Bank Indover’s assets as well as for the evaluation of “unqualified opinion”.
The legal basis for KPMG to request such a statement, is based on their appointment as auditor of Indover Bank, besides existing accounting standards, is required by DNB to apply all existing banking regulations, including proper protection for all bank creditors. Based on this and as an auditor, therefore they have the right to refuse to provide “unqualified opinion” in the context that there is apprehension or doubtness in the evaluation that is being conducted.
We provide this clarification as a background to the request of Board of Management of Indover Bank to Bank Indonesia in their letter (…) dated December 8 2003 for your consideration. In this regard, we wish to affirm that the Board of Supervisory Directors of Indover Bank in principle agree and support the request of the Board of Management of Indover Bank in the above mentioned letter.
2.11.5.
Bij brief van 20 februari 2004 heeft DNB, voor zover hier van belang, aan Indover geschreven:
1. INLEIDING
In november 2003 hebben [naam 13] en [naam 14] van het Directoraat Toezicht (‘Tz’) in het kader van het bedrijfseconomische toezicht een onderzoek uitgevoerd bij De Indonesische Overzeese Bank N.V. (‘Indover’). Het onderzoek had tot doel het kennisnemen van de diverse activiteiten op het gebied van Trade Finance en Corporate Finance, en de beoordeling van de wijze waarop door uw instelling de kredietrisico’s en overige risico’s voortkomende uit deze activiteiten worden onderkend en beheerst.
(…)
2 BEVINDINGEN EN CONCLUSIES
Op basis van onze werkzaamheden en bevindingen komt Tz tot de navolgende conclusies.
2.1
Conclusie
Er is sprake van een relatief beperkte kredietportefeuille. Direct gevolg is dat het totale kredietrisico in omvang beperkt is. Binnen de portefeuille bevinden zich overigens wel veel kredieten met een lage kredietrating (een hoog kredietrisico); (…). Mede gezien de beperkte activiteiten biedt de huidige organisatie in opzet voldoende mogelijkheden om te komen tot een afdoende beheersing van de kredietrisico. (…).
2.4
Funding
U noemt als belangrijkste reden voor de beperkte omvang van de kredietportefeuille het ontbreken van commerciële financieringsmogelijkheden. Op dit moment is een majeur deel van de funding afkomstig van moedermaatschappij Bank Indonesia (‘BI’). Volgens afspraken met BI dient Indover maandelijks een deel van deze funding af te lossen. Indover blijkt echter nauwelijks in staat om zelfstandig tegen een commercieel tarief (langetermijn)financiering aan te trekken, zodat de verplichte terugbetaling aan BI zich direct vertaalt in een verdere daling van de kredietportefeuille. Een Letter of Comfort van BI, zoals in het verleden ook afgegeven, zou Indover kunnen helpen bij het aantrekken van externe financiering, zo is de verwachting. Wij hebben begrepen dat nog in overleg bent met BI over een dergelijke Letter of Comfort.
Wij zijn met Indover van mening dat het kunnen beschikken over ruimere financieringsfaciliteiten een essentiële voorwaarde vormt voor het in de toekomst winstgevend kunnen voortzetten van de activiteiten. Op dit moment wordt door BI gewerkt aan het loskoppelen van Indover. DNB zal bij het toetsen van de potentiële koper mede in overweging nemen de wijze waarop in de toekomst de financieringsbehoefte van Indover zal worden gewaarborgd.
2.11.6.
Bij brief van 25 februari 2004 heeft BI, voor zover hier van belang, aan KPMG geschreven:
Referring to your request for Bank Indonesia confirmation to support audit opinion on Indover bank Financial Statement 2003 as mentioned in your letter to Indover bank dated 28 January 2004, we confirm that Bank Indonesia as shareholder of Indover bank will continue supporting the activities of Indover bank, until the moment the shares of the bank is sold to a third party.
2.11.7.
De door KPMG opgestelde
Minutes of the Meeting held between N.V. De Indonesische Overzeese Bank (Indover bank), De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) and KPMG Accountants N.V. (KPMG) on 1 September 2004luiden, voor zover hier van belang:
DNB asked why it was necessary to mention that KPMG requested a confirmation letter by Bank Indonesia on supporting Indover Bank until the completion of the divestment process. KPMG indicate that this letter was requested given the financial results of the bank in combination to the funding position. KPMG expresses that they were happy with this comfort letter when they had to sign the financial statements. DNB agreed on this.
2006
2.12.
Op 26 juni 2006 is Indover als
Borrowertot een bedrag van USD 75 miljoen een
Facility Agreementmet een looptijd van (ongeveer) een jaar aangegaan met een consortium van banken waarvan BI geen deel uitmaakt.
2007
2.13.1.
Bij brief van 23 februari 2007 heeft Indover, voor zover hier van belang, aan BI geschreven:
As you are aware, repayments of Bank Indonesia (BI) funding must be resumed by Indover from the end of 2006. On 23 November 2006 (…), we sent our request for a postponement for the scheduled installments. Since our request was declined (…) on 18 December 2006, we have continued to meet our obligation with installments of USD 7.5 million in January and February 2007 consecutively.
On this occasion, please allow us to clarify at a greater extent why BI funding support is so critical for Indover’s business viability, in light of existing weaknesses in the bank’s financial position and banking operation. Considering the seriousness of the concerns explained below, we would like to submit our request for a rescheduling yet again.
(…)
We (…) believe that a continuation of BI funding placement is very crucial to facilitate our efforts in acquiring external financing. We would utterly appreciate if you can reconsider your decision by maintaining BI funding support with indover.
2.13.2.
Bij brief van 18 april 2007 heeft BI, voor zover hier van belang, aan Indover geschreven:
Referring to your letter (…), we would like to inform you that Bank Indonesia has made some decisions as follows:
(…) To approve the postponed repayments of non pledge deposit installment amounted for USD 5 million/month from April 2007 until the divestment process has finalized. Bank Indonesia will evaluate Indover bank achievement for some requirements at the end of each year before renewing the postponed repayments of non pledge deposit installment.
2.13.3.
Op 20 april 2007 is Indover als
Borrowertot een bedrag van USD 100 miljoen een
Facility Agreementmet een looptijd van (ongeveer) een jaar aangegaan met een consortium van banken waarvan BI geen deel uitmaakt.
2.13.4.
BI en Indover zijn op 7 mei 2007 een schriftelijke
Termination of Pledge Deposit Agreement and Conversion of Depositmet elkaar aangegaan die, voor zover hier van belang, luidt:
WITNESSETH
A. On September 25, 1998, Bank Indonesia and Indover Bank have entered into Deposit Agreement, Deposit and Pledge Agreement (Relating to Certain Credit Facilities Agreements), and Deposit and Pledge Agreement (Relating to Deposits Maintained with IAL), hereinafter to referred to as Pledge Deposit Agreement.
B. Indover Bank is now able to cover any loss arising from its activity and therefore does not need the support of Bank Indonesia, in full or in part, as provided through the Pledge Deposit Agreement.
C. Section 6 of the Pledge Deposit Agreement stipulates that the Pledge Deposit Agreement may be terminated if and when it is agreed between Bank Indonesia and Indover Bank and taking into account consultations by Indover Bank with the Dutch central bank and/or taking into account advice received by Indover Bank from the external auditors of Indover Bank that Indover Bank no longer needs (in full or in part) the support from Bank Indonesia as provided for in the Pledge Deposit Agreement.
D. On March 29, 2007, DNB and the external auditors of Indover Bank KPMG, in a separative consultative meeting with Bank Indonesia, and Indover Bank, have agreed to terminate the Pledge Deposit Agreement.
2.13.5.
Bij brief van 15 juni 2007 heeft BI DNB in kennis gesteld van de hiervoor onder 2.13.4 vermelde overeenkomst en heeft BI DNB tevens medegedeeld dat zij [naam 15] zal voordragen als (Nederlands) lid van de raad van commissarissen van Indover.
2.13.6.
Op 16 juli 2007 is Indover als
Borrowertot een bedrag van USD 150 miljoen een
Facility Agreementmet een looptijd van (ongeveer) een jaar aangegaan met een consortium van banken waarvan BI geen deel uitmaakt.
2.13.7.
De notulen van de op 19 december 2007 gehouden vergadering van aandeelhouders van Indover luiden, voor zover hier van belang:
b. Matters that require considerations in Shareholder Meeting
[naam 16] (…) announced the followings:
  • Bank Indonesia will continue to maintain its existing funding placement until Indover bank is divested;
  • The Letter of Comfort issued by BI in 2004 will be renewed to reflect BI’s support as the Shareholder for the activities of Indover bank;
  • The divestment plan is still on and has to be effected in 2008.
Een door BI in het geding gebrachte Engelse vertaling van een verslag van die vergadering luidt, voor zover hier van belang:
BI informed that the divestment process will keep running taking into account the divestment deadline on January 2009, by re-opening the opportunity to State Owned banks other than (…) to conduct acquisition of Indover bank.
BI will provide comfort letter addressed to DNB/KPMG regarding BI’s support on the financial condition of Indover bank. Such comfort letter shall not be addressed to the creditor as requested by Indover bank.
(…)
Indover bank requested Bank Indonesia to make a comfort letter addressed to the creditors to increase the third party funds. BI stated that the comfort letter will be issued for DNB interest in respect of BI’s commitment as shareholder but the comfort letter is not addressed to the creditor.
2008
2.14.1.
Bij brief van 25 januari 2008 heeft Indover, voor zover hier van belang, aan BI geschreven:
Referring to the Extraordinary General Meeting of Shareholders held on 19 December 2007 (…), the letter of “confirmation on supporting Indover Bank” dd. 25 February 2004 (…) is considered for a renewal to support the business plan of Indover bank 2008, especially for the funding program.
Herewith, the Management of Indover bank is pleased to enclose a draft concept for your consideration.
In conclusively, we also wish to express our thank for your continue support, as the renewed letter will also contribute to the smoothening of the Annual Account process of 2007.
2.14.2.
Bij brief van 5 februari 2008 heeft BI, voor zover hier van belang, aan KPMG geschreven:
Reffering to Bank Indonesia’s letter (…) dated February 25, 2004 Re: Confirmation on Supporting Indover bank, herewith we would like to confirm that as shareholder of Indover bank, we will continue to support the activities of Indover bank as long as Bank Indonesia owns the shares of Indover bank. In view of the forthcoming divestment of Indover bank, it is our present intention to undertake a transfer of ownership to one of Indonesia State Owned Banks.
We hope the above information could assist you in supporting your audit opinion of Indover bank.
2.14.3.
Op 9 mei 2008 is Indover als
Borrowertot een bedrag van USD 117,5 miljoen een
Facility Agreementmet een looptijd van (ongeveer) een jaar aangegaan met een consortium van banken waarvan BI geen deel uitmaakt.
2.14.4.
Op 16 juli 2008 is Indover als
Borrowertot een bedrag van USD 80 miljoen een
Facility Agreementmet een looptijd van (ongeveer) een jaar aangegaan met een consortium van banken waarvan BI geen deel uitmaakt.
2.14.5.
Op 8 en 9 augustus 2008 is op Bali (Indonesië) een
Indover Bank Creditors’ Forumgehouden, dat is bijgewoond door Indover, BI en een aantal banken.
2.14.6.
In september 2008 is Indover als gevolg van de val van [naam 17] in liquiditeitsproblemen geraakt.
2.14.7.
Bij brief van 25 september 2008 heeft [de bank] aan BI medegedeeld dat zij afzag van verwerving van de aandelen Indover.
2.14.8.
Bij beschikking van 6 oktober 2008 van deze rechtbank is op verzoek van DNB de noodregeling op Indover van toepassing verklaard, met benoeming van mr. A. van Hees en H.P. de Haan RA tot bewindvoerders.
2.14.9.
Bij brief van 12 oktober 2008 hebben de bewindvoerders van Indover BI verzocht uiterlijk op 13 oktober 2008 een aanvullende financiering van EUR 250 miljoen aan Indover te verstrekken.
2.14.10.
Bij brief van 31 oktober 2008 heeft BI, voor zover hier van belang, aan de bewindvoerders van Indover geschreven:
Following the phone conversation (…) on 30th October 2008, we herewith confirm that we are not able to inject fresh funds to the Indover Bank, as we were not able to obtain the needed approval by the Parliament as required by our Central Bank Act (…).
2.14.11.
Bij vonnis van deze rechtbank van 1 december 2008 is Indover in staat van faillissement verklaard met benoeming van de bewindvoerders tot curatoren. H.P. de Haan RA is per 1 april 2011 vervangen door mr. Harmsen.
2009
2.15.
Bij brief van 18 september 2009 hebben curatoren, voor zover hier van belang, aan BI geschreven:
In your letter dated 25 February 2009 you submitted a claim (the “
Claim”) on behalf of Bank Indonesia (“
BI”) with the trustees of Indover Bank. (…) In this letter we inform you on the status of the Claim.
The Claim consists of the following items:
(i) an amount of EUR 4,987,667.93 for a current account with account number [(...)];
(ii) a total amount of EUR 38,308,974.42 for several money market placements and time deposits;
(iii) a total amount of EUR 213,317,14 for interest accrued up to 1 December 2008; and
(iv) an amount of EUR 32,551.46 for a current account with account number [(...)].
Therefore, the total of the Claim amounts to EUR 43,542,510.95. According to the administration of the Indover Bank, the claimed amount is correct. However, the trustees are of the opinion that they have a substantial claim (the “
Trustees’ Claim”) on BI pursuant to,
inter alia, (i) a guarantee issued by BI and/or (ii) a claim for damages arising from an unlawful act for which BI is liable. It is to be expected that the amount of the Trustees’ Claim will considerably exceed the amount claimed by BI in the Claim. Pursuant to article 6:127 of the Dutch Civil Code (the “
DCC”), the trustees hereby (partially) set-off the Trustees Claim with the amount claimed by BI in its Claim, which Claim by virtue of article 6:127 DCC in conjunction with article 6:129 DCC ceases to exist retroactively. Therefore, you do not have any claim on Indover Bank at all, and consequently the Claim is not acknowledged.
2011
2.16.
Op 30 maart 2011 en 27 april 2011 hebben curatoren met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank conservatoir eigenbeslag tevens conservatoir vreemdelingenbeslag gelegd op de ter verificatie bij hen ingediende vordering van BI.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
BI vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat BI als concurrente crediteur in het faillissement van Indover wordt toegelaten uit hoofde van haar in haar processtukken omschreven vordering van EUR 43.542.510,95 en dat haar vordering tot gemeld bedrag wordt erkend en geverifieerd, met veroordeling van curatoren in de kosten van het geding.
In reconventie
3.2.
Curatoren vorderen, na wijzigingen van eis, dat de rechtbank BI bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt aan hen te betalen
primair
a.
- EUR 31.421.202,83, alsmede
- een bedrag gelijk aan de vanaf 1 november 2013 betaalde of te betalen boedelschulden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede
- een bedrag gelijk aan de betwiste faillissementsvorderingen voor zover zij alsnog worden erkend, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede
b.
- EUR 35.648.354,22, alsmede
- een bedrag gelijk aan het totaal van de wettelijke rente en de contractuele rente die Indover daarnaast nog verschuldigd zal zijn ter zake van de faillissementsvorderingen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede
c.
- EUR 3.992.842,30, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 december 2008, alsmede
- EUR 147.164,11, zijnde het totaal van de in productie 111 genoemde niet-verifieerbare vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over ieder vordering afzonderlijk vanaf de in productie 111 genoemde vervaldata;
subsidiair
a.
- EUR 31.421.202,83, alsmede
- een bedrag gelijk aan de vanaf 1 november 2013 betaalde of te betalen boedelschulden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede
- een bedrag gelijk aan de betwiste faillissementsvorderingen voor zover zij alsnog worden erkend, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede
b.
- EUR 36.699.084,87, alsmede
- een bedrag gelijk aan het totaal van de wettelijke rente waarop de gezamenlijke crediteuren daarnaast nog aanspraak hebben, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede
c.
- EUR 3.992.842,30, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 december 2008, alsmede
- EUR 147.164,11, zijnde het totaal van de in productie 111 genoemde niet-verifieerbare vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over iedere vordering afzonderlijk vanaf de in productie 111 genoemde vervaldata;
daarnaast
indien de vorderingen in conventie geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, een bedrag gelijk aan de som van de vordering waarvoor BI tot verificatie wordt toegelaten in het faillissement van Indover en de vordering tot vergoeding van proceskosten waartoe curatoren in conventie worden veroordeeld,
steeds met veroordeling van BI in de kosten van het geding.
In conventie en in reconventie
3.3.
BI vordert, na wijziging van eis, volgens haar formulering in conventie en in reconventie, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
primair
- voor recht verklaart dat de vordering van EUR 43.542.510,95 als staatseigendom met een publieke bestemming immuniteit van executie geniet en als zodanig niet vatbaar is voor beslag noch voor verrekening;
- voor recht verklaart dat het beslag nietig is, althans het beslag opheft, althans curatoren veroordeelt het beslag met onmiddellijke ingang op te heffen, op straffe van een dwangsom van EUR 100.000,00 of van een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen omvang voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen;
- voor recht verklaart dat eventuele opnieuw op de vordering van EUR 43.542.510,95 of andere vermogensbestanddelen van BI te leggen beslagen van rechtswege nietig zijn, althans curatoren verbiedt opnieuw beslag te leggen op de vordering van EUR 43.542.510,95 of andere vermogensbestanddelen van BI, op straffe van een dwangsom van EUR 100.000,00 of van een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen omvang voor iedere dag dat zij in gebreke zijn aan dit verbod te voldoen;
subsidiair en meer subsidiair:
- het beslag opheft, althans curatoren veroordeelt het beslag met onmiddellijke ingang op te heffen, op straffe van een dwangsom van EUR 100.000,00 of van een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen omvang voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen;
- curatoren verbiedt opnieuw beslag te leggen op de vordering van EUR 43.542.510,95 of andere vermogensbestanddelen van BI, op straffe van een dwangsom van EUR 100.000,00 of van een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen omvang voor iedere dag dat zij in gebreke zijn aan dit verbod te voldoen;
steeds met veroordeling van curatoren in de kosten van het geding.
3.4.
Ten aanzien van de hiervoor onder 3.1 en 3.2 weergegeven vorderingen stellen curatoren, zakelijk weergegeven, het volgende.
BI heeft aan Indover een garantie gegeven, die inhoudt dat zolang BI 100% aandeelhoudster is van Indover zij ervoor zal zorgen dat Indover aan haar financiële verplichtingen kan blijven voldoen. Deze garantie is verwoord in het persbericht van BI van 16 februari 1998 en bevestigd in de brieven van BI aan DNB van 9 maart 1998 en 20 maart 2001. BI heeft onder meer invulling gegeven aan haar verplichting door het meewerken aan de
Deposit and Pledge Agreement, de opschorting van betalingstermijnen en het laten staan van vrije deposito’s, maar de garantie was daartoe niet beperkt. BI had, toen de positie van Indover in 2008 zo benard werd dat het enkel niet-opeisen van de vrije deposito’s niet meer volstond, aanvullende maatregelen moeten nemen die nodig waren om ervoor te zorgen dat Indover aan haar verplichtingen kon blijven voldoen. Indover en de crediteuren in haar faillissement hebben daarop vertrouwd. De crediteuren hebben op grond van dat vertrouwen aan Indover leningen verstrekt. De herhaaldelijk bevestigde verplichting van BI is een zelfstandige eigen verbintenis die rechtens afdwingbaar is en die leidt tot het gevorderde.
Ter toelichting op de primaire vordering stellen curatoren dat in het faillissement van Indover onvoldoende boedelactief aanwezig is om de schulden van Indover volledig te voldoen. Zij maken, met de primaire vordering, aanspraak op vergoeding van de schade die BI voor Indover heeft veroorzaakt doordat BI haar verplichtingen voortvloeiend uit de garantie niet is nagekomen.
Subsidiair maken curatoren aanspraak op betaling van schadevergoeding die BI verschuldigd is aan de gezamenlijke crediteuren van Indover omdat BI die crediteuren heeft benadeeld; aldus stellen zij een zogenaamde ‘[(...)]’-vordering in.
De grondslagen van de hiervoor onder 3.3 weergegeven vorderingen zullen hierna, in het kader van de beoordeling, worden weergegeven.
3.5.
BI voert gemotiveerd verweer.
3.6.
De stellingen van partijen worden voor zover relevant hierna nader weergegeven.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie

4.1.
De rechtbank zal de stellingen en verweren in conventie en in reconventie, die nauw met elkaar samenhangen, zoveel mogelijk gezamenlijk behandelen.
4.2.
Curatoren erkennen dat Indover het bedrag waarvoor BI in conventie verificatie vraagt (zie hiervoor onder 3.1) op zichzelf aan BI verschuldigd is.
4.3.
Curatoren voeren echter aan dat zij op hun beurt een – hogere – vordering op BI hebben die zij in conventie kunnen en mogen verrekenen, althans in reconventie kunnen en mogen instellen. Het gaat om een vordering strekkende tot vergoeding van de schade die Indover heeft geleden doordat BI toerekenbaar jegens haar is tekortgeschoten, althans tot vergoeding van de schade die de gezamenlijke schuldeisers van Indover hebben geleden doordat BI onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. BI bestrijdt gemotiveerd dat curatoren een tegenvordering op haar hebben.
4.4.
De rechtbank zal hierna allereerst ingaan op het door curatoren gestelde tekortschieten van BI jegens Indover (rechtsoverwegingen 4.5.1 tot en met 4.5.12). De rechtbank zal vervolgens ingaan op het door curatoren gestelde onrechtmatig handelen van BI jegens de gezamenlijke schuldeisers van Indover (rechtsoverwegingen 4.6.1 tot en met 4.6.8). Tot slot zal de rechtbank ingaan op de hiervoor onder 3.3 weergegeven vorderingen (rechtsoverwegingen 4.7.1 tot en met 4.7.3).
4.5.1.
Curatoren stellen primair dat BI toerekenbaar jegens Indover is tekortgeschoten door er, in strijd met haar contractuele verplichtingen, in de weken voorafgaand aan de faillietverklaring van Indover in 2008 niet voor te zorgen dat deze aan haar financiële verplichtingen kon voldoen. BI voert tegen die stelling gemotiveerd verweer.
4.5.2.
De omstandigheid dat Indover en BI in verschillende staten zijn gevestigd, roept de vraag op, zoals ook partijen hebben onderkend, naar welk recht die stelling en dat verweer dienen te worden beoordeeld: het Indonesische dan wel het Nederlandse. Hierna zal worden uitgegaan van het Nederlandse recht omdat niet is gesteld, en de rechtbank ook anderszins niet is gebleken, dat het Indonesische recht curatoren of BI in het onderhavige kader – uitleg van de uitingen zijdens BI – meer of andere bouwstenen biedt dan het Nederlandse.
4.5.3.
Curatoren baseren de hiervoor onder 4.5.1 bedoelde contractuele verplichtingen van BI op een overeenkomst die, naar zij stellen, uiterlijk op 16 februari 1998 tussen Indover en BI is totstandgekomen en die inhoudt dat BI zich tot de
divestmentjegens Indover zal gedragen overeenkomstig het persbericht van die datum (“will ensure that Indover (…) will meet its obligations”). Curatoren, die zich voor zover nodig tevens beroepen op het bepaalde in artikel 3:35 Burgerlijk Wetboek, spreken in dit verband van een onherroepelijke, onvoorwaardelijke en voortdurende garantie. BI heeft zich, zo stellen curatoren, gedurende een reeks van jaren overeenkomstig die garantie jegens Indover gedragen, onder meer in haar uitlatingen aan DNB en KPMG. Dat was ook nodig omdat Indover al die jaren financieel van BI afhankelijk bleef, hetgeen in de contacten met toezichthouder DNB en accountant KPMG tot uitdrukking is gekomen. Ook in de laatste maanden van 2008 – de
divestmentwas nog altijd niet gerealiseerd – was Indover voor haar voortbestaan financieel afhankelijk van BI. Ten onrechte heeft BI Indover toen aan haar lot overgelaten, aldus curatoren.
4.5.4.
BI voert hiertegen aan dat zij begin 1998 geen verplichtingen als door curatoren gesteld op zich heeft genomen. Wel heeft BI toen haar commitment als aandeelhouder jegens Indover uitgesproken. Dat hield in, zo voert BI aan, dat zij nog ten minste drie jaar enig aandeelhouder van Indover zou blijven en dat zij er in die context op zou toezien dat Indover haar verplichtingen nakwam en zich hield aan de voorwaarden van DNB. Het betreft uitdrukkelijk geen garantie dat Indover aan haar financiële verplichtingen zou kunnen (blijven) voldoen. Dat wil niet zeggen dat het commitment vrijblijvend was: zonder concrete ondersteunende maatregelen van BI zouden de bankvergunning en de continuïteit van Indover op het spel staan. BI heeft dergelijke ondersteunende maatregelen daadwerkelijk genomen. Meer kon en mocht Indover rechtens niet van haar verlangen, aldus BI.
4.5.5.
Daarmee luidt de te beantwoorden vraag of BI in 2008 (contractueel) jegens Indover gehouden was ervoor te zorgen dat Indover aan haar financiële verplichtingen kon voldoen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.5.6.
In de periode tussen het uitbreken van de financiële crisis in Oost-Azië (1998) en het uitbreken van de wereldwijde financiële crisis (2008) laten zich, wat de relatie tussen Indover en BI betreft, grosso modo vier fasen onderscheiden. In de jaren 1998 tot en met 2003 reageert BI concreet op de gevolgen van de financiële crisis in Oost-Azië voor Indover, in het bijzonder op het punt van de door Indover aan haar cliënten verstrekte
non-performing loans. De jaren 2004 en 2005 staan in het teken van nazorg van BI voor Indover. De jaren 2006 en 2007 alsmede het eerste deel van het jaar 2008 tonen een nader herstel van Indover, onder meer in de vorm van verkrijging, na lange tijd, van externe financiering. In de herfst van 2008 ten slotte manifesteren zich de gevolgen van de wereldwijde financiële crisis. Op elk van deze fasen zal thans kort worden ingegaan.
4.5.7.
Indover, die bij BI in de etalage stond, stond begin 1998 als gevolg van de financiële crisis in Oost-Azië aan de rand van de afgrond. Haar liquiditeitspositie stond onder grote druk en de kwaliteit van haar debiteurenportefeuille liet zeer te wensen over. Als toezichthouder op Indover sprak DNB bij BI haar “deepest concern” uit over “the consequences which these developments could have for the continuity of Indover”. DNB voegde daaraan toe dat zij haar “current policy” zou voortzetten, die gebaseerd was op “the assumption that Bank Indonesia will continue to honour its commitments as 100% shareholder of Indover” (haar brief van 13 januari 1998). BI stond voor de keus tussen liquidatie van of hulpverlening aan Indover. Zij koos voor het laatste. Dat betekende dat BI haar aandacht en zorg eerst en vooral diende te richten op: (i) voldoening door Indover aan de door DNB als toezichthouder gestelde vereisten en (ii) overleving van Indover en haar bedrijf door het herstel van adequate solvabiliteit en liquiditeit en van het in Indover en haar bedrijf gestelde externe vertrouwen.
BI en Indover kwamen, kennelijk met instemming van de beoogde koper BNI (zie hiervoor onder 2.6.8, onder 3), allereerst tot het persbericht van 16 februari 1998. Dat persbericht opent met een verwijzing naar de “recent economic developments in Indonesia”. Het maakt vervolgens bekend dat de
divestmentmet “at least” drie jaar is uitgesteld. Anders gezegd: BI zal in elk geval nog drie jaar enig aandeelhouder van Indover blijven. “In this respect”, zo besluit het persbericht, dat met die woorden het kader aangeeft waarin het moet worden gelezen, “Bank Indonesia will ensure that Indover Bank will meet its obligations”. In vervolg hierop stelt de brief van 9 maart 1998 van BI aan DNB voorop dat BI voorlopig enig aandeelhouder van Indover blijft, waarna de brief overstapt op de consequenties daarvan: “In this respect, Bank Indonesia will ensure that the Indover Bank will meet its obligations as well as comply with all requirements stipulated by De Netherlandsche Bank”.
Hieruit valt af te leiden dat DNB dit als een noodzakelijke eerste stap beschouwde en de gang van zaken op de voet wenste te volgen.
Inmiddels had DNB op 20 februari 1998 bij Indover een ‘stille curator’ aangesteld. Daarnaast verbood DNB Indover “to receive funding from third parties” (zie hiervoor onder 2.6.9, onder A, onder b). Eens te meer werden daardoor, ter uitvoering van het uitgesproken voornemen Indover in staat te stellen aan haar verplichtingen te voldoen, nadere maatregelen van de zijde van BI noodzakelijk. DNB wees Indover daar nog eens op in de bespreking van 23 april 1998 (zie hiervoor onder 2.6.8, onder 5).
De vraag was welke maatregelen zouden worden genomen.
In zijn vergadering van 24 en 25 april 1998 sprak de raad van commissarissen van Indover zich uit voor een door BI te verstrekken
letter of guarantee(zie hiervoor onder 2.6.9, onder C), waarmee, naar de rechtbank begrijpt, is bedoeld dat BI de volledige verantwoordelijkheid op zich zou nemen voor schulden van Indover, als ware Indover geheel geconsolideerd in de organisate van BI. Echter, evenals een eerder voorstel voor een door BI te verstrekken
guarantee(zie hiervoor onder 2.6.4, onder 3), heeft BI deze route niet aanvaard.Accountant KPMG werd verzocht de mogelijkheden in kaart te brengen.
In haar brief van 24 juni 1998 schetste KPMG een aantal alternatieven. Zij kwam uit op een alternatief dat inhaakte op het gegeven dat een “significant part of the funding of Indoverbank is already provided by Bank Indonesia in the form of time deposits” (reeds bij Indover op naam van BI gestorte termijndeposito's, zie hiervoor onder 2.6.10, onder 3.3) en dat de noodzaak van forse voorzieningen door Indover wegnam. Indien BI deze termijndeposito's voorlopig niet opeist en op de (vorderingen van BI tot betaling van deze) termijndeposito's aan Indover pandrechten verleent tot zekerheid voor de terugbetaling door de dubieuze debiteuren (
non-performing loans),zou een passend pakket maatregelen worden bereikt, zo redeneerde KPMG. Met instemming van DNB omarmde BI dat alternatief, dat zijn beslag kreeg in de overeenkomsten van 25 september 1998. BI verpandde
time depositstot een bedrag van USD 750 miljoen aan Indover (“
pledged deposits”). Daarnaast verklaarde BI dat zij het resterende deel van de
time deposits(“
free deposits”), USD 227,5 miljoen, voorlopig niet zou opeisen bij Indover en ging zij soepel om met de aan die deposits verbonden renteverplichtingen.
Uit de hiervoor geschetste gang van zaken valt af te leiden, dat deze forse maatregelen, waarmee bijna een miljard dollar was gemoeid, in 1998 in de ogen van DNB en KPMG een adequate reactie waren op de onmiddellijk dreigende gevaren, hetgeen de noodzaak van nader toezicht uiteraard onverlet liet.
Deze maatregelen zijn in de jaren vanaf 1998 doorgezet en afgerond, grofweg langs de lijnen die naar de aard en inhoud van de maatregelen gebruikelijk zijn.
Indover heeft haar vorderingen uit hoofde van de
non-performing loansin belangrijke mate geïncasseerd, maar niettemin bleken aanzienlijke vorderingen onverhaalbaar. Indover stelde voor haar zekerheden in te roepen en de onverhaalbare
non-performing loans(wat betreft haar jaarstukken) definitief af te schrijven.
In november 2000 stemde BI er, met goedvinden van DNB en KPMG, in het kader van het
Asset Downsizing Plan(zie hiervoor onder 2.8.1 tot en met 2.8.3) mee in dat Indover, met een beroep op haar pandrechten, haar verliezen uit de
non-performing loansaanzuiverde tot een (nominaal) bedrag van USD 278,8 miljoen door zich te verhalen op de (vorderingen van BI op haar in verband met de)
pledged depositsen daartoe haar vorderingen op de schuldenaren van de
non-performing loansadministratief te verrekenen met haar schulden aan BI in verband met de termijndeposito's. Indover heeft dit gedaan en de aanspraken van BI op de termijndeposito's zijn in zoverre komen te vervallen. In december 2002 volgde, in het tweede
Asset Downsizing Planlangs dezelfde lijnen, nog eens een verhaal en administratieve verrekening tot een bedrag van USD 91,5 miljoen. In deze jaren zijn de vrije deposito's, die niet aan Indover waren verpand, deels wel, maar in belangrijke mate niet opgeëist. In november 2003 droeg Indover het merendeel van de resterende
non-performing loansover aan een
special purpose vehicle(in feite een "
bad bank"), die zou trachten deze onverhaalbaar gebleken vorderingen alsnog te innen.
Met dit alles heeft BI, in de jaren 1998 tot en met 2003, Indover concreet en tot aanzienlijke bedragen ondersteund bij het opvangen van de gevolgen van de financiële crisis in Oost-Azië.
Opmerking verdient nog dat BI in deze jaren nog altijd voornemens was Indover van de hand te doen, zij het dat BI had toegezegd drie jaar lang vanaf februari 1998 niet te verkopen.
Begin 2001 verstreek deze termijn van drie jaar. De door de Indonesische wet 1999/23 voorgeschreven datum waarop de divestment gerealiseerd diende te zijn, werd verschoven. Met haar brief van 20 maart 2001 aan DNB bevestigde BI de in 1998 ingezette lijn. BI zou dezelfde koers blijven varen, zo kan redelijkerwijs uit deze brief worden afgeleid. BI heeft zich hieraan gehouden: de
Asset Downsizing Planszijn uitgevoerd en de resterende termijndeposito's zijn niet (direct en geheel) opgeëist.
De uitlatingen van [naam 9] (zie hiervoor onder 2.9.2 onder 6 en 2.9.5), waarop curatoren zich beroepen, kunnen, mede in het licht van de context waarin ze zijn gedaan, redelijkerwijs slechts worden opgevat als steunbetuiging voor en bevestiging van deze koers. Met haar opmerking, op 14 mei 2001, dat “all this clearly demonstrates BI’s commitment to continue to support Indover bank” legde [naam 9] uitdrukkelijk een verband met de hiervoor beschreven, in 1998 ingezette lijn. Zij noemde immers het eerste
Asset Downsizing Plan(ADP) en het geleidelijk afbouwen van de deposito's (EOP tranches, naar de rechtbank begrijpt, die voor niet meer dan USD 5 miljoen per maand werden terugbetaald aan BI) (zie hiervoor onder 2.9.5).
Overigens kan ook worden opgemerkt dat de stille curatele bij Indover inmiddels was geëindigd (zie hiervoor onder 2.9.2, onder 3).
4.5.8.
Uiteraard leidden de voornoemde maatregelen eind 2003 tot een verbetering van de financiële positie van Indover. Dat neemt niet weg dat Indover, in de nasleep van de financiële crisis in Oost-Azië, aangewezen bleef op (liquiditeits)steun van BI in de vorm van consideratie bij het afbouwen van de deposito's (die in de loop van de jaren significant zijn afgebouwd: van honderden miljoenen die resteerden na de
Asset Downsizing Planstot de claim van iets meer dan 40 miljoen euro in het faillissement). Indien BI de resterende deposito's onverwijld geheel, of voor belangrijke delen, zou opeisen, zou de liquiditeit van Indover onaanvaardbaar onder druk kunnen komen te staan. KPMG heeft begin 2004 (en in andere jaren) hierop gewezen (zie hiervoor onder 2.11.1 en verder).
Een zekere fase van nazorg, volgend op de
Asset Downsizing Plans, het aanvankelijk niet opeisen van de vrije deposito's en de overdracht van activa aan de "
bad bank", heeft plaatsgevonden. Nader overleg is gevoerd.
Met haar brief van 25 februari 2004 aan KPMG (en overigens ook met haar brief van 5 februari 2008 aan KPMG) bevestigde BI dat zij “will continue supporting the activities of Indover bank” tot de
divestment. Het opnieuw gebezigde “
continue” legde andermaal een verband met de hiervoor beschreven, in 1998 ingezette lijn. De interne analyse van Indover voor BI (zie hiervoor onder 2.11.4) maakt voldoende duidelijk dat het hier ging om het tempo waarin de deposito's zouden worden terugbetaald aan BI: "the possibility (...) to liquidate (...) was not closed, including by ways of reducing funding support outside the Pledge Agreement (...). In order to close this possibility, DNB and KPMG annually request Bank Indonesia to declare its support for the continuity of Indover Bank (...)". DNB deelde deze visie wat betreft de achtergrond, aard en strekking van de verklaring van BI ("will continue supporting the activities") (zie hiervoor onder 2.11.5: "Op dit moment is een majeur deel van de funding afkomstig van de moedermaatschappij (...). Volgens afspraken met BI dient Indover maandelijks een deel van deze funding af te lossen. Indover blijkt echter nauwelijks in staat om (...) (langetermijn)financiering aan te trekken, zodat de verplichte terugbetaling aan BI zich direct vertaalt in een verdere daling van de kredietportefeuille. Een Letter of Comfort van BI (...) zou Indover kunnen helpen bij het aantrekken van externe financiering, zo is de verwachting. (...)").
KPMG heeft in september 2004 als reden voor haar verzoek om een verklaring van BI de "financial results of the bank in combination to the funding position" genoemd (zie hiervoor onder 2.11.7). De verklaring van BI ("will continue supporting the activities") kan in deze context redelijkerwijs niet anders worden opgevat dan als bevestiging van de vanaf 1998 ingezette lijn, namelijk dat de deposito's (door DNB, KPMG en Indover aangeduid als "
funding") niet in een onaanvaardbaar snel tempo zouden worden afgebouwd. BI zou bij het afbouwen van de deposito's rekening houden met de positie van Indover en in het bijzonder met de externe financiering uit de markt, waarover Indover kon beschikken. Dit zou een bijdrage kunnen leveren aan de door BI nog altijd voorgenomen verkoop van Indover. De zekerheid dat de deposito's in een passend tempo zouden worden afgebouwd, zou marktpartijen over de streep kunnen trekken om Indover zelfstandige financiering te verlenen. Deze zelfstandige financiering zou een winstgevende bedrijfsvoering op langere termijn (ook nadat de deposito's geheel zouden zijn afgebouwd en Indover zou zijn verkocht) veilig kunnen stellen, waardoor DNB bereid zou kunnen zijn een concrete verkooptransactie positief te beoordelen.
4.5.9.
De inspanningen van Indover, gericht op externe financiering uit de markt, hebben vanaf 2006 vruchten afgeworpen. Indover heeft met een reeks leningen significante
fundinguit de markt aangetrokken (zie hiervoor onder 2.12, 2.13.3, 2.13.6, 2.14.3 en 2.14.4). De enkele verwijzing, onder het kopje “
Representations”, in deze
Facility Agreementsnaar, wat daar wordt genoemd, de
Letter of Supportvan 25 februari 2004 respectievelijk 25 februari 2008, brengt in de zojuist beschreven aard en inhoud daarvan geen wijziging, ook niet door de zinsnede dat de
Letter of Support“is and shall remain valid and binding against Bank Indonesia”. Indover heeft bij het aangaan van deze geldleningen tegenover de geldschieters verklaard ("represented") dat BI die "
Letter of Support" had afgegeven en er nog altijd achter stond. Het ging in dit opzicht nog steeds om de deposito's.
Supportin de hiervoor geschetste zin bleef welkom en nodig. BI heeft
supportverleend, zoals zij had toegezegd in haar verklaringen ("will continue supporting the activities"). Zo stemde BI op 18 april 2007 in met “the postponed repayments of non pledge deposit installment amounted for USD 5 million/month from April 2007 until the divestment process has finalized”. Het tempo van de terugbetalingen van de deposito's werd aldus wederom beperkt, gelet op de positie van Indover (begin 2007 was meer terugbetaald).
De financiële ratio’s van Indover waren in deze periode aanzienlijk verbeterd. BI en Indover hebben in mei 2007 (na overleg in elk geval vanaf maart 2007) met instemming van DNB en KPMG de overeenkomst, ingevolge welke de deposito's destijds waren verpand (en indien nodig andere stappen zouden kunnen worden overwogen), beëindigd, omdat Indover in staat werd geacht eventuele verliezen van haar zakelijke activiteiten te kunnen opvangen, waardoor de in deze overeenkomst geregelde steun van BI niet langer nodig was.
BI heeft tijdens de aandeelhoudersvergadering van 19 december 2007 gesproken over haar "
funding placement", die in stand zou blijven ("continue to maintain"). Hiermee kan BI wederom slechts de deposito’s hebben bedoeld. Overigens wees BI tijdens die vergadering een door Indover verlangde “comfort letter (…) addressed to the creditor” van de hand.
4.5.10.
In de herfst van 2008 manifesteerde zich de wereldwijde financiële crisis en werden Indover en BI plotseling geconfronteerd met nieuwe risico's. Indover kon, als gevolg van de crisis, geen financiering uit de markt aantrekken, terwijl zij voor haar lopende verplichtingen op termijn omvangrijke leningen nodig had, die zij tot de aanvang van de crisis steeds had gekregen. Indover klopte onder deze omstandigheden bij BI aan.
4.5.11.
Curatoren verwijten BI in de kern geen gehoor te hebben gegeven aan dit verzoek van Indover. Dit verwijt is ongegrond. Het stond BI vrij het verzoek van Indover casu quo haar bewindvoerders om ook daarin bij te springen, af te wijzen. Met haar woorden en daden vanaf 1998, bezien in de hiervoor beschreven context, heeft BI nimmer te kennen gegeven of de indruk gewekt dat haar meer voor ogen stond dan (i) het oplossen van de actuele concrete problemen die zich voordeden ten gevolge van de Azië-crisis (verpandingen, deposito's niet opeisen,
Asset Downsizing Plans) en (ii) de nodige nazorg in de vorm van het langzaam afbouwen van de termijndeposito's. BI heeft nimmer toegezegd ook in de toekomst alle eventuele problemen te zullen oplossen. Haar gedragingen zijn ook niet zodanig, dat Indover erop kon en mocht vertrouwen dat (de gevolgen van) allerlei eventuele toekomstige problemen toch voor rekening van BI zouden komen. De tijdsbepaling in het persbericht van 16 februari 1998 (kort gezegd: tot de
divestment) wijst niet in een andere richting, want uitgangspunt van alle betrokkenen was toen dat Indover op afzienbare termijn (tijdens of kort na de oplossing van de bestaande concrete problemen in 1998) door BI zou worden afgestoten. Het ging toen om het probleem van de financiële crisis in Oost-Azië en dat van de
non-performing loans, niet om alle eventuele problemen die zich in de toekomst bij Indover zouden kunnen voordoen. Hiervoor is reeds uiteengezet dat en waarom de nog in februari 2008 herhaalde mededeling van BI dat zij zou "continue to support the activities" van Indover geen andere conclusie kan dragen dan dat zij de
free depositsniet of niet te snel bij Indover zou terugvorderen. Deze woorden impliceren, zoals gezegd, het handhaven van bestaande maatregelen in de context van de deposito's, niet een onbeperkte bereidheid om in de toekomst alle eventuele nieuwe problemen met alle nodige nieuwe maatregelen op te lossen.
Curatoren wijzen nog op de omstandigheid dat KPMG in het op 9 juni 2000 uitgebrachte Report concerning the 1999/2000 financial statements betreffende Indover (conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie, productie 6) de brief van 9 maart 1998 aanduidt als een “
guarantee”.
Dit legt onvoldoende gewicht in de schaal. In de context van hetgeen hiervoor is overwogen kan deze uitlating van KPMG niet worden opgevat als een bevestiging van een ongeclausuleerde bereidheid van BI alle nodige maatregelen te treffen om Indover overeind te houden. Daarbij is mede van belang dat KPMG in andere jaren consequent andere geluiden heeft laten horen en aldus duidelijk heeft gemaakt dat zij het steeds had over de koers die BI vanaf 1998 heeft willen varen (persbericht, verpandingen, niet opeisen vrije deposito's,
Asset Downsizing Plans,
liquidity supportbestaande uit langzaam afbouwen funding/deposito's). Zo schrijft zij in het op 28 juni 2002 uitgebrachte Report concerning the financial statements for the nine months ended 31 December 2000 betreffende Indover (conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie, productie 7): “In the absence of a guarantee by BI, we have assessed the financial situation and projections of Indover on a stand-alone basis”. Verder is "stand-alone" in deze context het tegenovergestelde van "geconsolideerd"; partijen zijn het erover eens dat van consolidatie van Indover in de organisatie van BI geen sprake was. De termen
guaranteeen
stand-alonezeggen in deze context niets over een garantie zoals door de curatoren gesteld.
4.5.12.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.5.1 tot en met 4.5.11 is overwogen, vloeit voort dat het in reconventie gevorderde, voor zover het berust op de stelling dat BI toerekenbaar is tekortgeschoten jegens Indover, niet kan worden toegewezen.
4.6.1.
Curatoren stellen subsidiair dat BI onrechtmatig jegens de gezamenlijke schuldeisers van Indover heeft gehandeld door er, in strijd met het gerechtvaardigd vertrouwen dat zij vanaf 1998 bij deze schuldeisers heeft gewekt, in de weken voorafgaand aan de faillietverklaring van Indover in 2008 niet voor te zorgen dat deze aan haar financiële verplichtingen kon voldoen. BI voert tegen die stelling gemotiveerd verweer.
4.6.2.
De omstandigheid dat Indover, BI en (een deel van) de gezamenlijke schuldeisers van Indover in verschillende staten zijn gevestigd, roept weer de vraag op, zoals ook partijen hebben onderkend, naar welk recht die stelling en dat verweer dienen te worden beoordeeld: het Indonesische recht, het Nederlandse recht dan wel het recht van een of meer andere landen. Hierna zal worden uitgegaan van het Nederlandse recht. Dat recht bepaalt in elk geval de processuele bevoegdheid van curatoren om de onderhavige vorderingen in te stellen. Daarnaast is niet gesteld en is de rechtbank ook anderszins niet gebleken dat andere (mogelijk) betrokken rechtsstelsels curatoren of BI in het onderhavige kader – uitleg van de uitingen van BI – meer of andere (materiële) bouwstenen bieden dan het Nederlandse.
4.6.3.
De hiervoor onder 4.5.10 vermelde omstandigheid dat Indover zelf in de herfst van 2008 geen rechtens afdwingbare aanspraken jegens BI had, sluit op zichzelf niet uit dat de gezamenlijke schuldeisers van Indover het door curatoren gestelde vertrouwen konden en mochten koesteren.
4.6.4.
Vooropgesteld wordt dat de bedoelde schuldeisers, naar de rechtbank begrijpt, (vrijwel) uitsluitend professionele financiële instellingen zijn.
4.6.5.
Het enkele persbericht van 16 februari 1998 biedt voor het hiervoor onder 4.6.3 bedoelde vertrouwen geen, althans onvoldoende, basis. Hiervoor is reeds gewezen op de bijzondere context waarin dat persbericht is uitgegeven: een context van specifieke, qua omvang en strekking duidelijk afgebakende, consequent uitgevoerde maatregelen, waarmee de crisis van 1998 en de gevolgen daarvan zijn bestreden. Vertrouwen in een ongeclausuleerde bereidheid om alle eventuele problemen in de toekomst op te lossen met alle nodige maatregelen, is daaraan niet te ontlenen.
4.6.6.
Voor het overige blijft de van BI afkomstige informatie, respectievelijk de van derden afkomstige informatie waarvoor BI (mede) verantwoordelijk is, beperkt tot support in de hiervoor beschreven zin (de deposito's zouden niet onaanvaardbaar snel worden afgebouwd).
Dit geldt bijvoorbeeld voor de uitlating van de zijde van BI tijdens de bijeenkomst op Bali (Indonesië) van 8 en 9 augustus 2008 dat BI “will continue to provide a support to Indover bank until the divestment takes place” (pleitnotities (deel I) mr. Boekraad, nr. 74). In deze uitlating zijn dezelfde woorden gebezigd ("continue", "support") als in de vanaf 1998 ingezette lijn. Verder behelst deze uitlating een reactie op de vraag hoe het verkooptraject van Indover eruit zou zien: de reactie had de strekking het verkooptraject toe te lichten (in dat kader was de
supportvan BI nog van belang).
Het voorgaande geldt ook voor het rapport van 27 december 2007 van Fitch Ratings Ltd. (conclusie van dupliek in conventie, productie 61): “Although BI is planning to divest the bank by end-February 2009, it is committed to continuing to provide support until the divestment is finalised”). Daarop kunnen de gezamenlijke schuldeisers van Indover niet het hiervoor onder 4.6.3 bedoelde vertrouwen baseren.
4.6.7.
Curatoren werpen nog op dat de gezamenlijke schuldeisers van Indover het hiervoor onder 4.6.3 bedoelde vertrouwen ook mochten koesteren omdat DNB en KPMG niet (nader) bij Indover ingrepen. Zij gaan daarmee een stap te ver. De enkele omstandigheid dat DNB en KPMG geen reden zagen tot (nader) ingrijpen bij Indover kan niet de conclusie dragen dat BI ervoor diende te zorgen dat Indover aan haar financiële verplichtingen kon voldoen. DNB en KPMG hebben in de laatste jaren voor het faillissement van BI verlangd dat de deposito's in een passend tempo werden afgebouwd. Voor de conclusie dat DNB of KPMG in die periode meer of andere eisen heeft gesteld of meer of andere maatregelen heeft verwacht, is onvoldoende gesteld.
4.6.8.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.6.1 tot en met 4.6.7 is overwogen, vloeit voort dat het in reconventie gevorderde, ook voor zover het berust op de stelling dat BI onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van Indover en voor zover curatoren al in die vordering kunnen worden ontvangen, niet kan worden toegewezen.
4.7.1.
De hiervoor onder 3.3 weergegeven primaire vorderingen berusten op de stelling van BI dat het bedrag van EUR 43.542.510,95, onderwerp van het geschil in conventie, als vermogensbestanddeel van BI (de centrale bank van de Republiek Indonesië), heeft te gelden als een staatseigendom met een publieke bestemming en daarom gevrijwaard dient te blijven van beslag en executie. BI verlangt over deze onderwerpen een verklaring voor recht.
Curatoren voeren hiertegen aan dat dat bedrag bestaat uit private aandeelhoudersleningen (“
free deposits”) van BI, bedoeld om de commerciële activiteiten van Indover te financieren.
Deze vordering van BI zal worden afgewezen bij gebrek aan voldoende belang. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de beslagen zullen worden opgeheven, zoals subsidiair ook is gevorderd door BI. BI heeft bij deze stand van zaken onvoldoende belang bij een verklaring voor recht over de aard en strekking van de deposito's.
Voor deze beslissing is te meer aanleiding, nu het hier gaat om een fundamentele beslissing over immuniteit en staatseigendom bij het geven waarvan terughoudendheid geboden is.
Overigens valt ook niet in te zien dat curatoren (na de beslissing in het bevoegdheidsincident) belang hadden bij het leggen en handhaven van de beslagen, nu BI de deposito’s gezien het faillissement niet vrij kan opnemen en curatoren een eventuele uitkering in het faillissement kunnen uitstellen tot na een eventueel hoger beroep.
4.7.2.
De hiervoor onder 3.3 weergegeven subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen berusten op de stelling dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door curatoren ingeroepen recht en van het onnodige van het door hen gelegde beslag. Het eerste deel van die stelling is, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.5.12 en 4.6.8 is overwogen en beslist, en gelet op het bepaalde in artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, gegrond. De gevorderde opheffing dient daarom – in conventie – te worden toegewezen. Afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel.
4.7.3.
Het subsidiair en meer subsidiair gevorderde verbod om opnieuw beslag te leggen kan, ongeclausuleerd als het is, niet worden toegewezen.
In conventie
4.8.1.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, vloeit voort dat de hiervoor onder 3.1 weergegeven vordering dient te worden toegewezen, dat de hiervoor onder 3.3 weergegeven primaire vordering dient te worden afgewezen en dat de hiervoor onder 3.3 weergegeven subsidiaire vordering dient te worden toegewezen.
4.8.2.
De rechtbank ziet in de wijze waarop de procedure is verlopen aanleiding curatoren, als de in de eigenlijke renvooiprocedure in het ongelijk gestelde partij, te veroordelen in de aan de zijde van BI gevallen kosten; deze worden begroot op EUR 6.685,00 (bestaande uit EUR 263,00 aan griffierecht en EUR 6.422,00 (twee punten, tarief VIII) aan salaris advocaat). Voor het overige zullen geen proceskosten worden toegewezen, met betrekking tot de immuniteitskwestie omdat beide partijen ertoe hebben bijgedragen dat in dit verband onnodig kosten zijn gemaakt en met betrekking tot het pleidooi omdat het zowel de eigenlijke renvooiprocedure als de immuniteitskwestie betrof.
In reconventie
4.8.3.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, vloeit voort dat de vorderingen dienen te worden afgewezen.
4.8.4.
Curatoren zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld de aan de zijde van BI gevallen kosten. Deze worden begroot op EUR 3.211,00 (een punt, tarief VIII). Voor de kosten van het pleidooi wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder 4.8.2 is overwogen.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie:
- bepaalt dat BI als concurrente crediteur in het faillissement van Indover wordt toegelaten uit hoofde van haar in haar processtukken omschreven vordering van EUR 43.542.510,95 en dat haar vordering tot gemeld bedrag wordt erkend en geverifieerd;
- heft het door curatoren gelegde beslag op die vordering op;
- veroordeelt curatoren in de kosten van het geding, tot dit vonnis aan de zijde van BI begroot op EUR 6.685,00;
- verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het anders of meer gevorderde af;
in reconventie:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt curatoren in de kosten van het geding, tot dit vonnis aan de zijde van BI begroot op EUR 3.211,00;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.K. van der Valk Bouman, mr. L.S. Frakes en mr. B.M. Visser en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2014.