ECLI:NL:RBAMS:2014:7047

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
2419643 - HA EXPL 13-1122
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twist over rechtsgeldigheid van cessie en uitvoering van overeenkomst in het kader van een beauty tour

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2014, gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de rechtsgeldigheid van een cessie en de uitvoering van een overeenkomst. [eiseres] vordert betaling van € 23.750,00 van [gedaagde], die zij stelt te zijn overgedragen van [naam eenmanszaak] aan haar. De rechtbank moet vaststellen of de cessie rechtsgeldig is en of er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen [gedaagde] en [naam eenmanszaak].

De feiten tonen aan dat [gedaagde] een beautysalon exploiteert in [land] en dat [naam eenmanszaak], vertegenwoordigd door [naam 2], een overeenkomst van opdracht heeft gesloten met [gedaagde]. De rechtbank concludeert dat de overeenkomst op 6 februari 2013 is ondertekend door [gedaagde], ondanks haar bewering dat zij onder druk heeft getekend zonder de inhoud te lezen. De rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat [gedaagde] akkoord ging met de facturen die aan haar zijn gestuurd.

De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] toe en oordeelt dat de cessie rechtsgeldig is. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank wijst ook de vorderingen in reconventie van [gedaagde] af, omdat er geen sprake is van een tekortkoming of bedrog. De proceskosten worden aan de zijde van [eiseres] toegewezen, terwijl [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van cessie en de noodzaak voor partijen om zich bewust te zijn van de inhoud van overeenkomsten die zij ondertekenen, evenals de gevolgen van het niet tijdig betwisten van facturen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer \ rolnummer: 2419643 \ HA EXPL 13-1122
Uitspraak: 23 september 2014

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:

[naam eiseres]

wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
nader te noemen [eiseres],
procederende in persoon,
t e g e n

[naam gedaagde]

wonende [woonplaats] ([land])
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
nader te noemen [gedaagde],
gemachtigde mr. F.J. Heideman.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 2 augustus 2013 met producties,
  • de akte overlegging producties van [eiseres],
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in voorwaardelijke reconventie, met producties,
  • tussenvonnis van 11 maart 2013 in het incident,
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in voorwaardelijke reconventie met producties,
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in voorwaardelijke reconventie,
  • de conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie met producties,
  • de akte uitlating producties.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden in conventie en in reconventie

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1.
[gedaagde] exploiteert een beautysalon in [land].
1.2.
[naam eenmanszaak] is een eenmanszaak, gedreven door [naam 1], en richt zich op het verzorgen van (reis)bemiddeling.
1.3.
[naam eenmanszaak] heeft per 19 oktober 2011 een doorlopende overeenkomst van opdracht met [naam 2] (hierna: [naam 2]) gesloten, op grond waarvan aan [naam 2] een volmacht is verleend om ‘al het nodige te doen om namens [naam eenmanszaak] te handelen, inclusief het aangaan van rechtsbetrekkingen, contracten en het afhandelen van betalingen (…)’.
1.4.
[naam 2] en [gedaagde] hebben van januari 2013 tot circa mei/juni 2013 een affectieve relatie gehad.
1.5.
In een overeenkomst gedateerd op 6 februari 2013, waarin [naam 1], handelend onder de naam [naam eenmanszaak], en [gedaagde] als partijen staan genoemd, is voor zover hier van belang, als taakomschrijving voor [naam eenmanszaak] het volgende opgenomen:
“Assist mewith putting a productdescription of a “[land]-Beauty Tour”(text to be freely determined by [naam eenmanszaak]) (max 300 words) on the webshop of [naam eenmanszaak] (…)
for a basic fee of € 210,- ”
In de overeenkomst zijn de persoonsgegevens van [gedaagde] met de hand ingevuld. De overeenkomst is daarnaast door [gedaagde] ondertekend.
1.6.
In de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [naam eenmanszaak] van toepassing verklaard. In deze voorwaarden is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

“Article 12: Applicable law and disputes1. Alle legal relationships in which the User is a party, are exclusively governed by Dutch law (…)”

1.7.
Door [naam eenmanszaak] zijn drie ‘overviews’ aan [gedaagde] toegezonden, waarin wordt gespecificeerd voor hoeveel uur zij welke werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] heeft verricht. Deze overviews hebben betrekking op werkzaamheden zoals genoemd in de overeenkomst van 6 februari 2013, werkzaamheden in verband met recruiting en werkzaamheden in verband met webshopdesign.
1.8. In alle overviews staat voorts:
“(…) The hours which minimally had to be spent by [naam eenmanszaak] as mentioned in that confirmation of assigment have been spent satisfactory. I know that in case [naam eenmanszaak] has not recieved from me a reaction tot his overview by (…) (registered mail) within fourteen days from now, it is assumed I agree with the content of this overview”
In overviews 2 en 3 staat daarnaast vermeld dat [gedaagde] er mee akkoord gaat dat zij voor de in die overviews genoemde werkzaamheden een bedrag van € 250,00 vermeerderd met btw dient te voldoen.
1.9.
Overview 1 is door [gedaagde] ondertekend. Overviews 2 en 3 zijn op 7 juni 2013 naar het e-mailadres [emailadres] verzonden.
1.10.
Op 11 maart 2013 is door [naam 2] aan [gedaagde] gemaild, voor zover hier van belang:
“Hi. [land] beauty latin tour is online on [website]
[gedaagde] heeft hierop bij e-mail van diezelfde dag geantwoord:
“Aaaaa babe I’m sooooo happy!! Thank you soooo much (…)”
1.11.
[gedaagde] heeft bij e-mail van 30 mei 2013 aan [naam 2] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) i ve feel ripped off big time with that [naam eenmanszaak] thing (…)”
1.12.
Bij factuur van 5 juli 2013 heeft [naam eenmanszaak] een bedrag van € 23.750,00 bij [gedaagde] in rekening gebracht.
1.13.
Bij akte van 3 juni 2013 en (nogmaals) bij akte van 24 augustus 2013 heeft [eiseres] de vorderingen van [naam eenmanszaak] op [gedaagde] overgenomen.
In de akte van 3 juni 2013 is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“Hierbij, [eiseres], (…) h.o.d.n. [eiseres] en [naam eenmanszaak], vertegenwoordigd door [naam 2] (…) verklaren dat de vordering van 23.750 Euro van [naam eenmanszaak] op Denise [gedaagde] (…) hierbij vandaag is overgedragen aan [eiseres]”
De akte is ondertekend door [eiseres] en [naam 2].
1.14.
[gedaagde] heeft in een schriftelijke verklaring van 4 oktober 2013 over de totstandkoming van de overeenkomst van 6 februari 2013 het volgende verklaard:
“[naam 2] [[naam 2], ktr.] convinced me to sign a contract with his company to assist me with growing my business. The said contract was presented to me at the salon and he insisted that I sign the said document without reading it. (…) because he said it was standard procedure and included the usual business jargon, I gave in and signed without reading. (…)”
1.15.
T. [gedaagde], de zus van [gedaagde], heeft op 20 mei 2014 schriftelijk het volgende verklaard:
“Whilst holding on to the said document, [naam 2] indicated to [naam gedaagde] where to sign, and flipped each page indicating areas for her to sign. When [naam gedaagde] tried to read the document, [naam 2] stated that there was no reason to rid this because the terms and conditions where standard terms used and there was nothing to worry about. (…)”

Vordering en verweer in conventie

2. [eiseres] vordert – samengevat – dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 23.750,00, vermeerderd met rente en kosten.
3. [eiseres] stelt hiertoe – kort gezegd – dat [gedaagde] op grond van de tussen [gedaagde] en [naam eenmanszaak] gesloten overeenkomst gehouden is het bedrag van € 23.750,00 te voldoen.
4. [gedaagde] voert verweer.
5. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd komt, voor zover voor de beslissing van belang, in het navolgende aan de orde.

Vordering en verweer in voorwaardelijke reconventie

6. [gedaagde] vordert, onder de voorwaarde dat wordt geoordeeld dat er een overeenkomst tussen [gedaagde] en [naam eenmanszaak] tot stand is gekomen, primair ontbinding van de overeenkomst en subsidiair vernietiging van de overeenkomst op grond van bedrog en/of misbruik van omstandigheden, zulks met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten vermeerderd met rente.
7. [eiseres] voert verweer tegen de vordering.
8. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd komt – voor zover voor de beslissing van belang – in het navolgende aan de orde.

Beoordeling in conventie

Toepasselijk recht
9. [eiseres] is woonachtig in Nederland, terwijl [gedaagde] is gevestigd in [land]. Dat betekent dat de kantonrechter dient vast te stellen welk recht op het onderhavige geschil van toepassing is. Het toepasselijke recht moet worden vastgesteld aan de hand van de Verordening nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).
10. Als hoofdregel heeft ingevolge artikel 3 van Rome I te gelden dat het recht dat partijen hebben gekozen van toepassing is.
11. In artikel 12 van de algemene voorwaarden van [naam eenmanszaak] is een rechtskeuzebeding voor Nederlands recht opgenomen. De algemene voorwaarden zijn in de overeenkomst van 6 februari 2013 van toepassing verklaard. Het beroep van [gedaagde] op vernietiging van deze algemene voorwaarden omdat zij niet (tijdig) aan haar ter hand zijn gesteld zal worden verworpen. De algemene voorwaarden zijn immers op elke bladzijde door [gedaagde] geparafeerd, waarmee vast staat dat de algemene voorwaarden aan haar ter hand zijn gesteld. Dat betekent dat de algemene voorwaarden, inclusief het rechtskeuzebeding van artikel 12, van toepassing zijn, zodat Nederlands recht dient te worden toegepast.
Cessie
12. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] strekt tot niet ontvankelijkheid van [eiseres], nu – aldus [gedaagde] – er geen sprake is van een rechtsgeldige cessie van de (gestelde) vordering van [naam eenmanszaak] op [gedaagde] aan [eiseres]. [eiseres] heeft dit, onder meer onder verwijzing naar de akten van 3 juni en 24 augustus 2013 (zie 1.13), betwist.
13. Voor een rechtsgeldige cessie is op grond van artikel 3:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) vereist dat sprake is van een daartoe bestemde akte en een mededeling aan de persoon tegen wie de rechten die worden gecedeerd kunnen worden uitgeoefend.
14. Uit de akte van 3 juni 2013 volgt dat de vordering van [naam eenmanszaak] op [gedaagde] is overgedragen aan [eiseres]. Hoewel de akte enigszins onduidelijk is opgesteld, blijkt hieruit wel dat deze akte is opgemaakt tussen [eiseres] (handelend onder de naam [eiseres]) enerzijds en [naam eenmanszaak] (vertegenwoordigd door [naam 2]) anderzijds. Er is dus - anders dan [gedaagde] meent - geen sprake van een situatie waarin [eiseres] zowel handelt onder de naam [eiseres] als onder de naam [naam eenmanszaak] dan wel van een situatie waarin [naam 2] [eiseres] vertegenwoordigt.
15. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat de akte van 3 juni 2013 niet rechtsgeldig is, nu [naam 2] niet bevoegd was om [naam eenmanszaak] bij het sluiten van een dergelijke akte te vertegenwoordigen. Voor zover [gedaagde] al gevolgd zou worden in deze stelling, geldt dat uit de akte van 24 augustus 2013 blijkt dat [naam eenmanszaak] de door [naam 2] met het ondertekenen van de akte van 3 juni 2013 verrichte rechtshandeling heeft bekrachtigd in de zin van artikel 3:69 BW. Dit verweer van [gedaagde] blijft dan ook zonder rechtsgevolg.
16. Voor zover [gedaagde] – kort gezegd – heeft willen aanvoeren dat sprake is een schijnvertoning met betrekking tot de cessie geldt dat zij ter zake onvoldoende heeft gesteld en deze stelling bovendien niet juridisch heeft geduid. Niet betwist is dat de cessie in ieder geval door deze in de procedure in te brengen aan [gedaagde] is meegedeeld.
17. Conclusie van het voorgaande is dat de (gestelde) vordering van [naam eenmanszaak] op [gedaagde] door middel van cessie rechtsgeldig is overgedragen aan [eiseres].
Totstandkoming overeenkomst
18. [gedaagde] heeft voorts betwist dat er tussen haar en [naam eenmanszaak] een overeenkomst tot stand is gekomen. Daartoe stelt zij – samengevat – het volgende. De overeenkomst van 6 februari 2013 (zie 1.5) is door [naam 2] namens [naam eenmanszaak] aangeboden. [naam 2] was daartoe echter niet bevoegd. Dat betekent dat er geen aanbod is gedaan door [naam eenmanszaak]. Voorts geldt dat [gedaagde] de overeenkomst weliswaar heeft ondertekend, maar dat niet is bedoeld om met die handtekening een aanbod van [naam eenmanszaak] te aanvaarden. Van enige aanvaarding is dan ook evenmin sprake, aldus – steeds - [gedaagde].
18. [eiseres] heeft de juistheid van het verweer van [gedaagde] betwist en daartoe het volgende gesteld. [naam 2] is bevoegd om [naam eenmanszaak] te vertegenwoordigen, zoals blijkt uit de overeenkomst van opdracht van 19 oktober 2011. De overeenkomst is op 6 februari 2013 door [naam 2] aan [gedaagde] meegegeven en door [gedaagde] op 8 februari 2013 ingevuld en ondertekend aan [naam 2] teruggegeven. [gedaagde] heeft daarmee alle tijd gehad om de overeenkomst te lezen, aldus – steeds – [eiseres].
18. De kantonrechter stelt vast dat [naam 2] op grond van de overeenkomst van 19 oktober 2011 (zie 1.3) bevoegd was om namens [naam eenmanszaak] met de overeenkomst van 6 februari 2013 een aanbod aan [gedaagde] te doen. Dit is – nadat [naam 2] voornoemde overeenkomst in het geding heeft gebracht – door [gedaagde] ook niet meer betwist. Zelfs als [naam 2] hiertoe niet bevoegd was geldt echter, ook in dit geval, dat [naam eenmanszaak] de rechtshandeling van [naam 2] nadien heeft bekrachtigd. [naam eenmanszaak] heeft immers drie overviews en een factuur aan [gedaagde] toegezonden die allen zijn gebaseerd op de overeenkomst van 6 februari 2013. Dit alles betekent dat naar het oordeel van de rechtbank namens [naam eenmanszaak] op 6 februari 2013 aan [gedaagde] een aanbod is gedaan doordat haar de overeenkomst is overhandigd dan wel toegezonden.
18. Vast staat dat [gedaagde] de overeenkomst van 6 februari 2013 heeft ondertekend.
18. [gedaagde] heeft gesteld dat er desalniettemin van haar zijde geen sprake was van een op deze verklaring gerichte wil. Daartoe voert zij aan dat zij de overeenkomst niet mocht lezen, maar dat zij deze vanwege de druk die [naam 2] op haar zette en haar verliefdheid op [naam 2] toch heeft getekend. Op deze gronden is door [gedaagde] eveneens een beroep gedaan op vernietiging van de overeenkomst wegens bedrog en misbruik van omstandigheden.
18. Zelfs indien wordt uitgegaan van de juistheid van hetgeen [gedaagde] op dit punt heeft gesteld en van de verklaringen van [gedaagde] en haar zus (zie 1.14 en 1.15) op dit punt, geldt dat dit niet tot de conclusie kan leiden dat sprake is van een situatie waarin voor [naam eenmanszaak] - vertegenwoordigd door [naam 2] - redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat de wil van [gedaagde] niet gericht was op het aangaan van de overeenkomst dan wel van bedrog en/of misbruik van omstandigheden. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
18. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] in het geheel geen gebruik wilde maken van de diensten van [naam eenmanszaak]. Uit de verklaringen van [gedaagde] en haar zus volgt dat [naam 2] heeft aangedrongen op ondertekening van de overeenkomst door [gedaagde] zonder dat zij deze las. Dat dit aandringen uit meer heeft bestaan dan dat door [naam 2] is gezegd dat [gedaagde] de overeenkomst niet hoefde te lezen omdat deze enkel standaardbepalingen bevatte volgt echter niet uit de verklaringen en is ook niet gebleken. Indien [gedaagde] vervolgens op basis van deze uitlating van [naam 2] overgaat tot ondertekening van de overeenkomst zonder deze te lezen, komt dat voor haar rekening en risico. Onder dergelijke omstandigheden kan zij geen beroep doen op het ontbreken van een op haar verklaring gerichte wil.
Dat [gedaagde] verliefd was op [naam 2] maakt dit niet anders.
18. Het voorgaande betekent dat er tussen [naam eenmanszaak] en [gedaagde] een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen. Voorts geldt dat geen van de door [gedaagde] ingeroepen vernietigingsgronden zich, gelet op hetgeen in r.o. 21 is opgenomen, voordoet.
Werkzaamheden
26. [gedaagde] heeft ten slotte nog aangevoerd dat door [naam eenmanszaak] geen werkzaamheden zijn verricht dan wel dat [naam eenmanszaak] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
26. Vast staat dat [gedaagde] de eerste overview heeft ondertekend, waarmee zij heeft verklaard dat [naam eenmanszaak] de overeengekomen werkzaamheden (het maken van een tekst voor de website) naar tevredenheid heeft verricht (zie 1.9). Feiten of omstandig-heden op grond waarvan aan deze verklaring van [gedaagde] geen waarde zou moeten worden gehecht zijn door haar niet gesteld en zijn evenmin gebleken. Daar komt nog bij dat uit de e-mail van 11 maart 2013 (zie 1.10) ook blijkt dat de betreffende werkzaamheden zijn verricht en dat [gedaagde] daar tevreden mee was.
26. Voorts dient te worden vastgesteld dat [gedaagde] de tweede en derde overview ook heeft ontvangen. [gedaagde] heeft dit bij conclusie van antwoord weliswaar betwist, maar bij conclusie van repliek zijn vervolgens e-mails overgelegd waaruit van toezending van de overviews naar het e-mailadres [emailadres] op 7 juni 2013 blijkt. [gedaagde] heeft hier niet meer op gereageerd, zodat er vanuit moet worden gegaan dat zij de ontvangst van deze e-mails (en daarmee de overviews) niet langer betwist. Dat [gedaagde] in reactie op de overviews aan [naam eenmanszaak] te kennen heeft gegeven dat de overviews onjuistheden bevatten is gesteld noch gebleken. Dit had, mede nu in de overviews uitdrukkelijk is opgenomen dat onjuistheden binnen 14 dagen gemeld moeten worden, wel op de weg van [gedaagde] gelegen. De e-mail van [gedaagde] van 30 mei 2013 (zie 1.11) is daartoe, reeds nu deze dateert van voor de toezending van de overviews, onvoldoende.
26. In het licht van het voorgaande bezien en gelet op de omstandigheid dat het verweer van [gedaagde] hoofdzakelijk is gegrond op haar eigen verklaring, is het verweer van [gedaagde] dat de door [naam eenmanszaak] gefactureerde werkzaamheden niet (naar behoren) zijn verricht onvoldoende onderbouwd.
Conclusie
30. Nu voor het overige door [gedaagde] geen verweer is gevoerd, zal de vordering van [eiseres] worden toegewezen.
30. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiseres]. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden tot op heden worden begroot op € 524,71 (€ 448,00 aan griffierecht en € 76,71 aan explootkosten). Nu [eiseres] in persoon procedeert zal geen bedrag aan salaris gemachtigde worden toegewezen. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] verletkosten heeft gemaakt.

Beoordeling in reconventie

32. Voldaan is aan de voorwaarde waaronder de voorwaardelijke eis in reconventie in gesteld, zodat de kantonrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de reconventie.
32. In conventie is echter reeds geoordeeld dat geen sprake is van een tekortkoming, bedrog dan wel misbruik van omstandigheden. Nu de vordering in reconventie is gegrond op de stelling dat hiervan wel sprake is, zal deze vordering worden afgewezen.
34. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiseres], welke – gelet op de onderlinge samenhang tussen de conventie en de reconventie – zullen worden begroot op nihil.

Beoordeling in conventie en in reconventie

35. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd behoeft geen bespreking, nu dit de beslissing niet anders maakt.

BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van:
- € 23.750,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 2 augustus 2013 tot aan de voldoening;
- € 1.012,50 aan buitengerechtelijke incassokosten,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op
griffierecht € 448,00
explootkosten
€ 76,71totaal € 524,71
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af,

in reconventie

wijst de vorderingen af,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op nihil,
Aldus gewezen door mr. G.H. Marcus, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter