In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 oktober 2014 een ordemaatregel getroffen in een bestuursrechtelijke procedure. De stichting De Faunabescherming, verzoekster in deze zaak, had een verzoek ingediend om handhaving tegen de staatssecretaris van Economische Zaken, die eerder had besloten om geen handhavend optreden te verrichten tegen het afschot van konijnen in het duingebied van Terschelling. Dit besluit was door de staatssecretaris op 20 december 2013 genomen en later, op 15 september 2014, werd het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om een ordemaatregel te treffen. Dit was noodzakelijk omdat er een risico bestond dat het afschot van konijnen in strijd zou zijn met de Flora- en Faunawet, en de gevolgen van een onterecht afschot niet ongedaan gemaakt konden worden.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat Staatsbosbeheer tot aan de mondelinge behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening op 12 november 2014 geen beheers- en schadebestrijdende maatregelen mocht nemen ten aanzien van konijnen in het duingebied van Terschelling. De beslissing benadrukt dat deze ordemaatregel geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening inhoudt, maar enkel een maatregel is om onomkeerbare schade te voorkomen. De beslissing is op 23 oktober 2014 gegeven door mr. P.H.A. Knol, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Looij.