Uitspraak
1.De verdere procedure
2.De feiten
3.De verzoeken
4.De verdere beoordeling
5.De beslissing
8 december 2014, waarbij partijen de rechtbank uiterlijk
10 dagen voor genoemde datumdienen te informeren als overwogen in rechtsoverweging 4.9.;
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan over de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden na de echtscheiding van partijen. Het huwelijk van de partijen is op 23 juli 2013 ontbonden, en de rechtbank had eerder op 10 april 2013 een tussenbeschikking gegeven waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de behandeling van de huwelijkse voorwaarden werd aangehouden. De man verzocht de rechtbank om de huwelijkse voorwaarden af te wikkelen alsof er sprake was van een gemeenschap van goederen, omdat hij meende dat de strikte toepassing van de huwelijkse voorwaarden zou leiden tot onaanvaardbare gevolgen. Hij voerde aan dat partijen gedurende hun huwelijk zich hebben gedragen alsof zij in gemeenschap van goederen waren getrouwd, ondanks de koude uitsluiting die in de huwelijkse voorwaarden was opgenomen.
De vrouw betwistte de claims van de man en stelde dat de huwelijkse voorwaarden correct waren nageleefd. De rechtbank overwoog dat de huwelijkse voorwaarden het uitgangspunt zijn, maar dat deze niet onverkort toegepast kunnen worden indien dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank concludeerde dat de man terecht een beroep deed op de redelijkheid en billijkheid, aangezien uit het verhandelde ter zitting bleek dat partijen gedurende hun huwelijk op bestendige wijze als waren zij in gemeenschap van goederen gehuwd. De rechtbank oordeelde dat de strikte toepassing van de huwelijkse voorwaarden zou leiden tot een onaanvaardbaar resultaat.
De rechtbank besloot dat partijen met elkaar dienden af te rekenen alsof er sprake was van een algehele gemeenschap van goederen, maar dat in goederenrechtelijke zin de vermogens afgescheiden blijven. De rechtbank stelde partijen in de gelegenheid om zich uit te laten over de omvang en waardering van het te verrekenen vermogen en hield de verdere behandeling aan. De beschikking biedt de mogelijkheid tot tussentijds hoger beroep.