ECLI:NL:RBAMS:2014:6895

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2014
Publicatiedatum
22 oktober 2014
Zaaknummer
C/13/572529 / KG ZA 14-1174 JA/MRSB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestuurder en vorderingen tot wedertewerkstelling en communicatie

In deze zaak vorderde eiser, geschorst als bestuurder van de NYENRODE NEW BUSINESS SCHOOL B.V. (NNBS), zijn wedertewerkstelling en de rectificatie van zijn schorsing. De voorzieningenrechter oordeelde dat de oproeping voor de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA) rechtsgeldig was en dat de schorsing, hoewel in strijd met artikel 2:8 BW, niet opgeheven kon worden. De voorzieningenrechter stelde vast dat de schorsing was ingegeven door een vertrouwensbreuk tussen eiser en de RvC van NNBS, en dat het belang van de gedaagden bij handhaving van de schorsing zwaarder woog dan het belang van eiser bij wedertewerkstelling. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/572529 / KG ZA 14-1174 JA/MRSB
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 22 september 2014,
advocaat mr. P.A.M. Witteveen te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NYENRODE NEW BUSINESS SCHOOL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NYENRODE BBA B.V.,
gevestigd te Breukelen,
gedaagden,
advocaat mr. A. van Beurden te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Nyenrode c.s. worden genoemd. Afzonderlijk zullen gedaagden worden aangeduid als NNBS en Nyenrode.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 30 september 2014 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Nyenrode heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is heden de beslissing gegeven. De uitwerking daarvan zal volgen op 17 oktober 2014.
Ter zitting waren - voor zover van belang - aanwezig [eiser] met mr. Witteveen en aan de zijde van Nyenrode [persoon 1], rector magnificus/CEO van Nyenrode University, [persoon 2] in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Raad van Commissarissen van NNBS, en mr. Van Beurden.
2. De feiten
2.1.
[eiser] heeft samen met [persoon 3] en [persoon 4] op 28 oktober 2005 de New Business School B.V. opgericht. Deze vennootschap is sinds 29 december 2010 een zelfstandige dochtermaatschappij van Nyenrode en heeft sindsdien ook de naam Nyenrode gedragen. Nyenrode is een dochtermaatschappij van Universiteit Nyenrode B.V. (hierna Universiteit Nyenrode).
2.2.
[eiser] is sinds 2005 Dean van NNBS. Als zodanig is hij laatstelijk werkzaam op basis van een op 29 december 2010 met NNBS overeengekomen arbeidsovereenkomst. [eiser] is in de functie van Dean onder meer eindverantwoordelijk voor strategie, positionering en financiën.
2.3.
Het bestuur van NNBS (hierna het Bestuur) wordt (thans) gevormd door [eiser] en [persoon 4].
2.4.
NNBS heeft een Raad van Commissarissen (RvC) die bestaat uit een vertegenwoordiger van het Bestuur ([persoon 5]), één van Nyenrode ([persoon 2], hierna [persoon 2]) en één van de Stichting Spirit of Enterprise (hierna SoE), die bestaat uit alumni van Nyenrode, en voormalig grootaandeelhouder is van NNBS, ([persoon 6]).
2.5.
De vertegenwoordigers van NNBS en SoE in de RvC hebben op 14 mei 2014 hun positie als commissaris per direct opgezegd in verband met kritiek van hun zijde op het beleid en de handelwijze vanuit Nyenrode jegens NNBS. [persoon 2] is daarna en tot op heden aangebleven als enig commissaris van de RvC van NNBS. [persoon 2] is naast lid van de RvC van NNBS tevens decaan van Universiteit Nyenrode.
2.6.
Het Bestuur heeft sedert enige tijd enkele zakelijke geschilpunten met Nyenrode, hoofdzakelijk betreffende de mate van bemoeienis van Nyenrode met het beleid van NNBS, de managementstructuur van NNBS en (het uitblijven van) een salarisverhoging van de bestuurders van NNBS. De communicatie hierover heeft hoofdzakelijk plaatsgevonden tussen [eiser] enerzijds en [persoon 1] (hierna [persoon 1]), rector magnificus/CEO van Universiteit Nyenrode en [persoon 2] anderzijds.
2.7.
In reactie op een brief het Bestuur d.d. 27 maart 2014 heeft Nyenrode op 7 april 2014 - voor zover voor deze procedure van belang - het volgende geschreven:
“Reeds enige tijd zijn wij met elkaar in gesprek over enkele bestuurlijke zaken met betrekking tot NNBS (…). Op 18 maart jl. hebben wij daarover met jullie en de Raad van Commissarissen gesproken op het Kasteel te Breukelen. (…) Vervolgens hebben wij op 27 maart jl. een brief met jullie reactie ontvangen, mede ter voorbereiding van de voortzetting van ons overleg op 2 april as. (…)
In de brief van 27 maart worden (…) veel punten genoemd waarvan wij reeds hebben aangegeven hierover een andere mening hebben dan wel voornemens zijn de huidige situatie op die punten te willen veranderen. (…) In ons overleg op 2 april jl. hebben jullie deze brief nog een mondeling nader toegelicht. Op onze vraag waarom jullie in deze brief toch weer met voorstellen zijn gekomen waarvan jullie reeds bekend was dat wij hierover anders denken en voornemens zijn hierover andere besluiten te nemen, antwoordden jullie dat wij deze brief moesten zien als een constructieve voorzet om met elkaar op deze punten duidelijkheid te scheppen over een gezamenlijke koers. (…) Wij hebben jullie vervolgens aangegeven dat juist deze wijze van communiceren in het recente verleden veel heeft bijgedragen tot wederzijds onbegrip. Op punten waar de aandeelhouder (en ook de RvC) aangeeft wat zij wil, lijkt de boodschap niet altijd over te komen dan wel wekt jullie reactie de indruk dat de boodschap wordt genegeerd. Hierdoor wordt de discussie nodeloos herhaald hetgeen een belemmering vormt voor verder constructief overleg en daadkracht, terwijl de sfeer daar negatief door wordt beïnvloed.”
2.8.
Op 24 juni 2014 heeft het Bestuur schriftelijk een voorstel op hoofdlijnen gedaan
‘met het oog op voortzetting samenwerking na 1 september 2014’. Naar aanleiding van dit voorstel heeft op 26 juni 2014 tussen het Bestuur en de RvC ([persoon 2]) een gesprek plaatsgevonden. [eiser] heeft over dit gesprek per e-mail op dezelfde datum aan [persoon 2] het volgende bericht:
“[persoon 2] in aansluiting op ons gesprek van hedenochtend vat ik nog even samen wat we hebben besproken en wat mogelijk de volgende stap kan zijn om tot overeenstemming te komen: Je gaf aan dat jij (en ik begrijp dat je ook deze keer namens de aandeelhouder reageerde) dat naar aanleiding van ons voorstel van 24 juni er een akkoord is op alle punten van ons voorstel met uitzondering van de twee onderdelen die betrekking hebben op de lening en het onderdeel salaris van de arbeidsvoorwaarden. Beiden hebben we uitgesproken om op die twee punten op zo kort mogelijke termijn een gesprek te arrangeren om de beide standpunten/voorstellen toe te lichten, tot een oplossing te komen en daarmee een confrontatie te voorkomen. ik hoor graag van je wanneer het gesprek kan plaatsvinden.”
[persoon 2] heeft daarop per e-mail van - eveneens - 26 juni 2014 als volgt gereageerd:
“als je zo via de mail reageert dan meld ik dat nog een keer jullie brief er op na zal slaan om vast te stellen of je samenvatting wat mij betreft inderdaad klopt. Verder reageer ik nog steeds als president commissaris en uiteraard heb ik wel overleg gehad maar de aandeelhouder mag zelf bepalen hoe ze wil reageren. Een ding is zeker, het salarisvoorstel is ook voor mij als president commissaris niet akkoord, het is bijna een verdubbeling tov jullie huidige salaris. De lening zal ook een groot issue zijn voor de aandeelhouder, zoals ik je al meldde. Overname daarvan door Nyenrode zal niet aan de orde zijn. Voorts wil ik wel weer een overleg proberen te organiseren maar als er geen ander tegenvoorstel komt voor jullie arbeidsvoorwaarden dan lijkt me dat een weinig vruchtbare zaak te worden. Ik hoor dus graag hoe jullie dat zien.”
2.9.
Bij e-mail van 11 juli 2014 heeft [eiser] aan [persoon 2] - voor zover hier van belang - het volgende bericht:
“Dank voor je terugkoppeling waarin je aangaf dat het directiereglement zal worden aangepast en er ruimte is om over het voorstel mbt de arbeidsvoorwaarden (inclusief salarishoogte en oplossing bonusafspraken, portfolio’s en titels) te praten. Prachtig want dan kunnen we op alle fronten de onderhandelingen afronden en de afspraken over bestuursvorm (…), beleidsruimte en arbeidsvoorwaarden op papier zetten. Alleen dan gaan [persoon 4] ([persoon 4], vzr) en ik akkoord met een verandering in de management structuur.(…)”
[persoon 2] heeft daarop per e-mail van 12 juli 2014 gereageerd als volgt:
“nu voor de allerlaatste keer, dat jij/jullie pas akkoord gaan met een verandering in de mgt structuur is een gotspe, daar gaat het al heel lang niet meer over. Dat is een besluit genomen door de aandeelhouder en dus helemaal geen punt van bespreking meer. Je doet alweer een poging om mij woorden in de mond te leggen en een voorstelling van zaken te schetsen die in tegenspraak is met de feiten. (…) ik ben er geheel klaar mee. Degene die in belangrijke mate aan welke vertraging dan ook bijdraagt ben je zelf vrees ik. (…)
2.10.
Bij brief van 30 juli 2014 heeft het Bestuur aan Nyenrode - voor zover voor deze procedure van belang - het volgende geschreven:

Wij spraken al geruime tijd over de voortzetting van onze samenwerking na 1 september 2014 (…)
Wij dachten dat wij “eruit waren” op basis van ons Voorstel van 24 juni 2014. Dat hebben wij ook afgeleid uit de reactie van [persoon 2] tijdens het gesprek van 26 juni 2014 (zie ook de mailwisseling van 26 juni 2014). [persoon 2] (die ons aangaf ook namens de aandeelhouder te spreken) liet weten op alle punten van ons Voorstel van 24 juni akkoord te zijn met uitzondering van twee onderdelen te weten lening en salaris. (…) Wij hebben ons inmiddels nader op de situatie beraden waarbij wij als bestuur van de NNBS wederom extern juridisch advies hebben ingewonnen. (…) Wij vernemen graag op de kortst mogelijke termijn het standpunt van de aandeelhouder c.s. naar aanleiding van deze brief. Wij tekenen daarbij het volgende aan: als de aandeelhouder c.s. met dit alles niet (tijdig) zal/kan instemmen dan lijkt voortzetting van de samenwerking, na tevergeefse pogingen vanaf voorjaar 2013, geen reëel perspectief meer. In dat geval zullen wij ons moeten beraden op stappen/maatregelen die dan geboden zijn. Het zou daarbij kunnen gaan om maatregelen die zich richten op (het doen toetsen van) de wijze waarop de aandeelhouder zich in de afgelopen periode jegens de dochter (NNBS) heeft gedragen. Het kan ook gaan om andersoortige acties. Het is spijtig maar de nu ontstane situatie laat eigenlijk geen andere mogelijkheid dan de zaak nu op deze manier aan jullie te presenteren. (…)”
Nyenrode heeft op deze brief bij brief van 26 augustus 2014 voor zover van belang als volgt gereageerd:
“Wij hebben ons nog eens verdiept in de door u genoemde mails van 26 juni en 27 juni 2014. Ons valt in deze e-mails op dat de door u aangereikte samenvatting van uw overleg met de president-commissaris niet door hem wordt gedeeld en dat wij, bij het natrekken van een en ander, ons niet aan de indruk kunnen onttrekken dat u keer op keer met de president-commissaris van mening verschilt over de uitleg en de verwoording van met elkaar gehouden overleg.
(…)
Zoals hierboven reeds vermeld kunnen en zullen wij niet voldoen aan uw wens om uiterlijk voor 28 augustus 2014 met u overeenstemming te hebben bereikt. Het is zelfs de vraag of wij überhaupt wel met u over de in discussie zijnde onderwerpen tot overeenstemming zullen kunnen komen. Daarvoor is immers aan beide kanten vertrouwen in elkaar en een realistische insteek vereist. Uit uw houding moeten wij helaas opmaken dat geen van beide essentiële elementen bij u te bespeuren valt. Nogmaals, het is niet aan u om de aandeelhouder voor te schrijven wat deze wel of niet aan standpunten kan innemen.”
2.11.
Op 29 augustus 2014 heeft tussen [eiser], [persoon 4] en [persoon 1] een gesprek plaatsgevonden bij de voorzitter van de Stichting Nyenrode, [persoon 7], de aandeelhouder van Universiteit Nyenrode, thuis. Naar aanleiding van dit gesprek heeft [eiser] per e-mail van 6 september 2014 aan – onder anderen – [persoon 1] en [persoon 2] het volgende bericht:
“Vorige week vrijdag (29 augustus) hebben wij bij [persoon 7] thuis mondeling overeenstemming bereikt over alle punten die waren opgenomen in onze notitie van 27 augustus. Er was één punt waar [persoon 1] zich nog over wilde beraden en dat betrof het salaris. Daar zou [persoon 1] op terugkomen.
Vrijdagochtend 5 september moeten wij begrijpen dat de aandeelhouder het op bepaalde punten toch weer anders wil: de vangnetconstructie (die is voor ons elementair) wil men blijkbaar niet accepteren en ook de RvC-samenstelling schijnt weer een punt van discussie te worden. Ook lijkt men niet (meer) een vaststellingsovereenkomst te willen. Hierbij onze reactie daarop. (…) Er is wat ons betreft GEEN overeenstemming als die niet (vóór maandag 8 september 12:00) blijkt uit de ondertekende versie van het hierbij gevoegd document.”
[persoon 1] heeft op deze mail bij e-mail van 8 september 2014 gereageerd als volgt:
“Remmelt en ik zijn, handelend als bestuurders van Nyenrode BBA B.V. en daarmee als aandeelhouder van NNBS verbaasd over jullie nieuwe e-mail. Deze gaat immers ver heen over hetgeen jullie met [persoon 7] en mij werkelijk hebben afgesproken. Het onderwerp “vangnet en triggering events” is ook niet ter sprake gekomen in ons gesprek met [persoon 7]. Een vangnetbepaling is, zoals [persoon 2]([persoon 2], vzr)
jullie al zo vaak heeft gezegd, niet aan de orde. Desalniettemin zal ik het nog ter sprake brengen bij de CvB en Foundation Board. (…) We (aandeelhouders) komen er dus in de loop van de week op terug.”
2.12.
Bij e-mail van 12 september 2014 heeft [eiser] - onder anderen - aan [persoon 1] en [persoon 2] het volgende bericht:
“Na alle discussies over ‘de 9 punten’ dachten we er met elkaar uit te zijn maar zonder waar dan ook een zwarte piet te willen neerleggen, bleek dat dus niet zo te zijn. (…) Wij stellen voor om die stilte te doorbreken en om nog een keer die onderwerpen van de 9 punten waar nog een verschil van mening over bestaat met elkaar te bespreken, elkaars argumenten te delen om vervolgens tot een constructieve oplossing c.q. compromis te komen.”
2.13.
Bij e-mail van 12 september 2014 heeft [persoon 1] in navolging van zijn e-mail van 8 september 2014 het volgende bericht:
“Het voorstel waarin gesproken wordt over vangnetconstructie en triggering events is besproken binnen Foundation Board. Het kan daar niet op steun rekenen. Daarnaast is het nogmaals besproken tussen de aandeelhouders en ook met [persoon 2] als RvC. Ook daar kan het niet op steun rekenen. (…) Kortom, dit is een onbegaanbaar pad. We moeten echt verder. Dat is de strekking van jullie mail van vandaag. En om die reden willen we jullie zo snel mogelijk uitnodigen voor een gesprek op Nyenrode. Daarbij zal zowel [persoon 2] (als vertegenwoordiger van RvC) als Remmelt als ik aanwezig zijn. Het lijkt met echt handig dat we er allemaal zijn.”
2.14.
Het in de e-mail van [persoon 1] van 12 september 2014 bedoelde gesprek heeft uiteindelijk heeft plaatsgevonden op 18 september. Bij dit gesprek was [persoon 4] niet aanwezig. Tijdens dit gesprek is [eiser] door [persoon 2], als lid van de RvC van NNBS, per direct geschorst als Dean en bestuurder van NNBS. In het schriftelijke schorsingsbesluit, dat [eiser] ter plaatse is aangereikt, is als reden voor de schorsing gegeven een door de RvC geconstateerde ‘incompatibilité des humeurs’ tussen [eiser], de RvC en de aandeelhouder van NNBS (Nyenrode). [eiser] is verboden NNBS nog verder op enige wijze te vertegenwoordigen en de burelen van NNBS te betreden en/of haar ICT-infrastructuur te gebruiken. [eiser] is ten slotte uitgenodigd voor een algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) van NNBS van 6 oktober 2014, alwaar hij zal worden gehoord over het voornemen van Nyenrode om hem als bestuurder en werknemer van NNBS te ontslaan. [persoon 2] heeft aan [eiser] behalve de schorsingsbrief een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van zijn dienstverband, een formele uitnodiging voor de AvA met agenda, een begeleidende brief van Nyenrode en een (concept)communiqué over zijn ontslag overhandigd.
2.15.
Bij e-mail aan [persoon 1] van 18 september 2014 (09:49 uur) heeft [eiser] erop aangedrongen over de schorsing geen mededelingen te doen totdat [eiser] op het concept communiqué een reactie heeft kunnen geven. [persoon 1] heeft op deze mail om 10:28 uur gereageerd met de mededeling dat een uitstel tot ‘later vandaag’ niet mogelijk is en [eiser] verzocht vóór 11:00 uur zijn opmerkingen op het concept toe te zenden. Om 11:13 uur heeft [persoon 1] [eiser] per e-mail bericht dat aangezien [eiser] geen contact heeft opgenomen Nyenrode zelf een communiqué heeft opgesteld waarin het schorsingsbesluit is opgenomen. [eiser] heeft om 11:44 uur een inhoudelijke reactie gegeven op het concept communiqué. [eiser] heeft [persoon 2] per e-mail om 12:23 uur gesommeerd de schorsing in te trekken en af te zien van enige openbare mededeling over zijn schorsing. Om 12:24 uur heeft [persoon 1] nogmaals bevestigd dat Nyenrode er niet aan ontkomt alle betrokkenen te informeren over de schorsing. [eiser] heeft om 12:35 uur nogmaals bezwaar gemaakt tegen het verzenden van enige communicatie en gevraagd of zijn tekstsuggesties waren verwerkt. Om 13:30 uur heeft [persoon 1] bericht dat de communicatie al lang was gestart en [eiser] verzocht voor verdere correspondentie contact op te nemen met mr. Van Beurden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - dat NNBS wordt veroordeeld om - op straffe van verbeurte van een dwangsom -:
binnen 2 uur na dit vonnis, althans uiterlijk op een door de voorzieningenrechter te bepalen tijdstip, de schorsing van [eiser] op te heffen en te gelasten dat [eiser] onvoorwaardelijk en zonder beperkingen tot de bedongen en gebruikelijk uitgevoerde werkzaamheden als bestuurder en als Dean van NNBS wordt toegelaten en toegelaten blijft,
binnen 12 uur na betekening van dit vonnis, althans uiterlijk op een door de voorzieningenrechter te bepalen tijdstip, aan studenten en ouders van NNBS, personeelsleden van NNBS en Universiteit Nyenrode en de adviesraad van NNBS en SoE, per brief en e-mail te berichten dat de schorsing van [eiser] onterecht is gegeven en is opgeheven.
[eiser] vordert verder dat Nyenrode wordt veroordeeld - op straffe van verbeurte van een dwangsom -:
om de behandeling van en de besluitvorming over de bevestiging van de schorsing en het voorgenomen ontslag van [eiser] op te schorten en ten minste tot 1 januari 2015 opgeschort te houden,
binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen tijdstip, het overleg met het bestuur van NNBS, althans met [eiser] over al hetgeen partijen mogelijkerwijs verdeeld houdt te continueren.
[eiser] vordert subsidiair dat een zodanige voorziening wordt getroffen als de voorzieningenrechter geraden voorkomt.
[eiser] vordert ten slotte, zowel primair als subsidiair, dat Nyenrode wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt ten eerste dat [persoon 4] als enig overgebleven bestuurder geen opdracht aan mr. Van Beurden heeft verstrekt om tegen de vordering verweer te voeren, zodat NNBS moet worden geacht in deze procedure niet te zijn verschenen. [eiser] legt voorts aan zijn vordering kort samengevat het volgende ten grondslag. De schorsing is nergens op gebaseerd. Tussen het Bestuur en Nyenrode bestond verregaande overeenstemming over de geschilpunten die hen aanvankelijk verdeeld hielden. Met name na het gesprek op 29 augustus 2014 bij de voorzitter van de Stichting Nyenrode bestond bij het Bestuur de verwachting dat alle geschilpunten waren opgelost, of spoedig zouden worden opgelost. Dat Nyenrode daarna afstand heeft genomen van enkele geschilpunten waarover overeenstemming was bereikt, zoals de vangnetconstructie, kan [eiser] niet worden aangerekend en is geen geldige grond voor schorsing. [eiser] had ook op grond van de correspondentie die na 29 augustus 2014 is gevoerd het gerechtvaardigd vertrouwen dat Nyenrode het gesprek op 18 september 2014 zou aanwenden om tot een finale oplossing van de resterende geschilpunten te komen. In plaats daarvan is [eiser] plotsklaps geschorst en is zijn ontslag als bestuurder aangezegd. [eiser] is door de schorsing overvallen en heeft zich daarop onvoldoende kunnen voorbereiden. Hij is voorafgaand aan de beslissing niet gehoord. Evenmin heeft hij zijn adviserende stem kunnen uitbrengen. Datzelfde geldt voor [persoon 4]. [eiser] is door de wijze waarop de schorsing aan de (ouders van de) studenten van NNBS bekend is gemaakt onnodig zwaar beschadigd. Nyenrode heeft het bezwaar en de aantekeningen van [eiser] bij het communiqué ten onrechte in de wind geslagen. [eiser] is evenwel bereid over de bestaande geschilpunten heen te stappen en weer naar de toekomst te kijken. Hij heeft brede steun ontvangen van studenten en ouders en iedereen zal het begrijpen als hij zijn werkzaamheden weer hervat. De AvA die thans staat geagendeerd op 6 oktober 2014 dient te worden uitgesteld om alle partijen tot rust te laten komen. Dat is in eenieders belang. Daarna kan in alle rust naar een oplossing worden gezocht, aldus steeds [eiser].
3.3.
Nyenrode c.s. voert verweer. Dit verweer zal in het hiernavolgende voor zover van belang worden besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot de stelling dat NNBS in deze procedure niet rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd en derhalve als niet verschenen moet worden beschouwd, heeft Nyenrode c.s. aangevoerd dat op grond van artikel 15 van de statuten van NNBS bij ontstentenis van het bestuur of als slechts 1 bestuurder bevoegd is NNBS te vertegenwoordigen, de RvC bevoegd is NNBS te vertegenwoordigen. [persoon 2] heeft als enig lid van de RvC namens NNBS aan mr. Van Beurden opdracht gegeven tegen de vorderingen verweer te voeren zodat NNBS volgens Nyenrode c.s. in deze procedure rechtsgeldig vertegenwoordigd is verschenen. In het licht van dit verweer, dat door [eiser] niet, althans onvoldoende gemotiveerd is bestreden, wordt het beroep van [eiser] op de ongeldige vertegenwoordiging van NNBS in deze procedure verworpen.
4.2.
[eiser] is op 18 september 2014 met onmiddellijke ingang geschorst als bestuurder van NNBS en de AvA waarop dit besluit alsmede het voornemen [eiser] als bestuurder te schorsen ter goedkeuring voorligt is geagendeerd op 6 oktober 2014. Op 18 september 2014 is tevens een communiqué aan de (ouders van de) studenten van NNBS verzonden waarin van de schorsing melding is gemaakt. Aannemelijk is dat de reputatie van [eiser] door het bericht schade heeft opgelopen. Het spoedeisend belang bij de vorderingen, die strekken tot opheffing van de schorsing en het ongedaan maken van de schade die door het communiqué aan de reputatie van [eiser] is toegebracht, is daarmee gegeven.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de bestuurders en commissarissen van NNBS zich jegens elkaar hebben te gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Alhoewel artikel 2:257 BW - kort gezegd - bepaalt dat een Raad van Commissarissen te allen tijde bevoegd is een bestuurder te schorsen, dient dat besluit de toets van de redelijkheid en billijkheid te kunnen doorstaan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de wijze waarop de schorsing van [eiser] als bestuurder van NBBS heeft plaatsgevonden niet op behoorlijke wijze heeft plaatsgevonden. Uit de correspondentie tussen partijen direct voorafgaand aan 18 september 2014 is gevoerd blijkt niet dat [eiser] had behoeven te vermoeden dat de door het Bestuur voorgestelde bespreking om de geschilpunten nogmaals met Nyenrode door te nemen, door Nyenrode en de RvC van NNBS zou worden aangegrepen om [eiser] te schorsen. Hij heeft zich daarop derhalve niet kunnen voorbereiden. Dat de RvC, althans Nyenrode zich gedwongen voelde het werkelijke doel van de bespreking geheim te houden omdat in [eiser] in de brief van 30 juni 2014 heeft gedreigd - welk dreigement later niet meer is herhaald of aan de orde is gekomen - met maatregelen als niet aan hun wensen werd tegemoetgekomen biedt onvoldoende rechtvaardiging voor deze handelwijze. Niet gebleken is voorts dat [eiser] op de bespreking van 18 september 2014 zelf wél voldoende gelegenheid heeft gekregen zijn zienswijze over het voornemen hem te schorsen kenbaar te maken. Voor zover de RvC [eiser] al heeft gehoord, heeft zij daarvoor onvoldoende tijd uitgetrokken (de eerste e-mail van [eiser] na afloop van het gesprek op 18 september 2014 is verzonden om 09:49 uur). Als onbetwist staat vast dat [eiser] - en [persoon 4] hoe dan ook - niet in de gelegenheid zijn gesteld als bestuurders hun adviserende stem over de voorgenomen schorsing uit te brengen.
[eiser] is voorts na de schorsing tot 11:00 uur de tijd gegund om op het hem ter hand gestelde concept communiqué te reageren. Dat is gelet op de impact van de beslissing voor [eiser] onredelijk kort. Niet valt in te zien welk belang aan de zijde van de RvC zo zwaarwegend was dat met het verzenden van het communiqué niet, zoals door [eiser] voorgesteld, tot later op de dag had kunnen worden gewacht. Nyenrode had daarmee de door [eiser] om 11:44 uur voorgestelde wijzigingen eventueel kunnen meenemen. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de schorsing van [eiser] op een onbehoorlijke wijze en in strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 BW heeft plaatsgevonden.
4.4.
Echter, gelet op de aangekondigde datum van de AvA op 6 oktober 2014 weegt het belang van [eiser] om vóór die datum weer aan het werk te kunnen, niet op tegen het belang dat de RvC, althans Nyenrode heeft bij het handhaven van de schorsing. De RvC heeft [eiser] geschorst omdat volgens Nyenrode sprake is van een vertrouwensbreuk die heeft geleid tot een acuut onhoudbare situatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Nyenrode voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op 18 september 2014 van een dergelijke situatie sprake was. Nyenrode heeft daartoe gewezen op de correspondentie die tussen partijen in de afgelopen anderhalf jaar heeft plaatsgevonden in het kader van de pogingen die partijen hebben ondernomen om de bestaande geschilpunten over de (mate van) bemoeienis van Nyenrode met NNBS en (het uitblijven van) een loonsverhoging voor het Bestuur op te lossen. Uit die correspondentie, voor zover van belang hierboven bij de feiten weergegeven onder 2.7 tot en met 2.11., blijkt dat [eiser] tijdens besprekingen gemaakte afspraken in de visie van Nyenrode structureel op een onjuiste en voor Nyenrode nadelige wijze heeft weergegeven. Tevens blijkt daaruit dat het telkens herhalen van voorstellen waarvan de aandeelhouder reeds heeft laten weten dat hij daarmee niet kan instemmen, tot irritatie bij de aandeelhouder leidt. Nyenrode heeft [eiser] er meermaals op gewezen dat voor zover hij mondeling gemaakte afspraken schriftelijk wenst te bevestigen, hij dat waarheidsgetrouw dient te doen. Aangezien [eiser] dat heeft nagelaten, is niet onbegrijpelijk dat Nyenrode het vertrouwen in [eiser] langzamerhand is kwijtgeraakt. [eiser] lijkt zich zijn positie als bestuurder van NNBS niet te hebben gerealiseerd. Sedert de overname van NNBS door Nyenrode heeft het Bestuur weliswaar een grote mate van vrijheid behouden, maar de uiteindelijke zeggenschap is bij Nyenrode komen te liggen. In de wijze waarop [eiser] zich steeds (namens het Bestuur) jegens Nyenrode heeft opgesteld, blijkt niet dat [eiser] zich deze verschuiving van de machtsverhoudingen ten volle heeft gerealiseerd.
4.5.
[eiser] had kunnen begrijpen dat het gesprek van 29 augustus 2014, gelet op de brief van het Bestuur van 30 juni 2014, waarin Nyenrode is gedreigd met maatregelen als niet aan haar wensen werd tegemoetgekomen, het naar aanleiding van de voorstellen over en weer in augustus op 29 augustus 2014 gehouden bespreking, dat onder de leiding van de voorzitter van de Stichting Nyenrode heeft plaatsgevonden, een ultieme poging van Nyenrode was om er samen uit te komen. Nadat [eiser] vervolgens bij e-mail van 6 september 2014 naar de mening van Nyenrode opnieuw de gemaakte afspraken onjuist had weergegeven, is niet onbegrijpelijk dat voor Nyenrode de maat vol was en heeft geconcludeerd dat het vertrouwen in [eiser] onherstelbaar was beschadigd, met de schorsing en de aankondiging tot zijn ontslag op 18 september 2014 als gevolg. Nyenrode c.s. heeft klaarblijkelijk belang bij de handhaving van de schorsing van een bestuurder in wie zij het vertrouwen blijvend heeft verloren, totdat over het aangekondigde ontslag van [eiser] als bestuurder van NNBS is beslist. Dat belang weegt, zoals reeds is overwogen, zwaarder dan het belang van [eiser] om voor korte duur weer tot zijn werkzaamheden te worden toegelaten. Daarbij speelt een rol dat aangezien Nyenrode de enige aandeelhouder is van NNBS op grond van voornoemde, onherstelbare vertrouwensbreuk, waarvan het bestaan door [persoon 1] en [persoon 2] ter zitting meerdere malen in niet mis te verstande bewoordingen is bevestigd, zeer aannemelijk is dat op de AvA van 6 oktober 2014 tot het ontslag van [eiser] zal worden besloten en dat derhalve niet valt te verwachten dat [eiser] nog als bestuurder bij NNBS zal terugkeren. [eiser] heeft niet weersproken dat de oproeping van de AvA met inachtneming van alle formele vereisten heeft plaatsgevonden. Voor een afkoelingsperiode, zoals door [eiser] bepleit bestaat voorshands op gronden van redelijkheid en billijkheid geen aanleiding. Nyenrode c.s. staat in haar recht om de aandeelhoudersvergadering doorgang te laten vinden. Gelet op de stellingen die Nyenrode heeft betrokken wordt verder overleg tussen partijen niet zinvol geacht, zodat ten slotte ook deze vordering strandt. Voor uitstel van de AvA bestaat dan ook geen grond. Op grond van het voorgaande zullen alle vorderingen worden afgewezen.
4.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Nyenrode tot op heden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.424,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Aalders, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.R.S. Bacon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2014. [1]

Voetnoten

1.type: MRSB