ECLI:NL:RBAMS:2014:6880

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2014
Publicatiedatum
21 oktober 2014
Zaaknummer
C/13/571503 / KG ZA 14-1099
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing geldvordering en toestemming voor operatief verwijderen van chipfragmenten bij een paard

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, hebben eiseressen [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] een kort geding aangespannen tegen Altius Horses B.V. en [gedaagde sub 2] met betrekking tot een geschil over de eigendom en verzorging van het paard Rubin Cartier. De eiseressen vorderden onder andere betaling van achterstallige stallingskosten en toestemming voor een noodzakelijke operatie aan het paard. De rechtbank heeft vastgesteld dat Altius Horses sinds april 2013 zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen, wat aanleiding gaf tot de vordering van eiseressen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vorderingen van eiseressen, vooral gezien de medische noodzaak van de operatie aan het paard, zoals bevestigd door verschillende deskundigen. De rechtbank heeft Altius Horses veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.200,- aan achterstallige stallingskosten en € 1.027,76 aan overige kosten, alsook tot het verlenen van toestemming voor de operatie. De rechtbank heeft ook bepaald dat bij gebreke van deze toestemming, het vonnis in de plaats zal treden van de toestemming van Altius Horses. In reconventie heeft Altius Horses vorderingen ingesteld tegen [eiseres sub 1], maar deze zijn afgewezen omdat de rechtbank onvoldoende bewijs zag voor de gestelde schade. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van eiseressen toegewezen, terwijl de vorderingen van Altius Horses in reconventie zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/571503 / KG ZA 14-1099 SP/SvE
Vonnis in kort geding van 20 oktober 2014
in de zaak van

1.[eiseres sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
eiseressen in conventie bij dagvaarding van 15 september 2014,
verweersters in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.A.J. Jansen te Amstelveen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALTIUS HORSES B.V.,
gevestigd te Heusden, gemeente Asten,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. M.L. Hamburger te Amstelveen.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] worden genoemd en gezamenlijk (in vrouwelijk enkelvoud)[eiseressen] Gedaagden zullen afzonderlijk Altius Horses en [gedaagde sub 2] worden genoemd en gezamenlijk (in vrouwelijk enkelvoud) Altius c.s.

1.De procedure

Voor de aanvang ter terechtzitting van 1 oktober 2014 is de behandeling van deze zaak verplaatst naar 6 oktober 2014. Ter terechtzitting van 6 oktober 2014 heeft [eiseressen] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij haar eis heeft gewijzigd als blijkt uit de eveneens aan dit vonnis gehechte akte. Ter zitting heeft zij haar eis verminderd als na te melden. Altius c.s. heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen en in reconventie (jegens [eiseres sub 1]) gevorderd als blijkt uit de aan dit vonnis gehechte akte voorwaardelijke eis in reconventie. [eiseres sub 1] heeft de vorderingen in reconventie bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter terechtzitting waren, voor zover van belang, aanwezig:
aan de zijde van [eiseressen]: [eiseres sub 1], [eiseres sub 2] en mr. Jansen;
aan de zijde van Altius c.s.: [gedaagde sub 2] met mr. Hamburger.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
Altius Horses is een stoeterij die sedert 2003 paarden fokt.
2.2.
[gedaagde sub 2] is algemeen directrice van Altius Horses.
2.3.
Volgens een op 1 april 2012 door [eiseres sub 1] (als koper) en [gedaagde sub 2] (als verkoper) ondertekende ‘koop & samenwerkingsovereenkomst Rubin Cartier (Rubin Cortes X Gribaldi)’ (hierna: de overeenkomst) is de eigendom van het paard Rubin Cartier (hierna: het Paard) deels overgedragen. In de overeenkomst staat, voor zover relevant, het volgende:
“1) Fokster (…) [gedaagde sub 2], en deze handelde namens Altius Horses B.V. (…) hierna (tezamen) te noemen de verkoper,
en
2) Grand Prix Amazone, [eiseres sub 1], en haar moeder [eiseres sub 2] (…) en handelend als particuliere koper(s), hierna (tezamen) te noemen de koper.
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
a. a) Dat verkoper eigenaar is van het paard genaamd Rubin Cartier (…) en deze deels gaat verkopen aan de bovengenoemde koper
b) Dat verkoper aan koper 50% van de eigendom wil overdragen tegen een speciaal afgesproken bedrag van € 20.000. (De waarde van Rubin Cartier op 28 maart 2012 bedraagt € 50.000)
c) De koper heeft als doel het paard professioneel op te leiden voor de hogere dressuursport en op het hoogst haalbare niveau uit te brengen
d) Rubin Cartier zal gestald worden bij een door koper voorgedragen pensionstal, de kosten van stalling hier ad € 400,- per maand komen voor rekening van verkopers en zullen rechtstreeks worden voldaan
e) Kosten van verzorging en training en de hierbij behorende kosten voor Rubin Cartier komen volledig ten laste van de koper
f) De koper zal zelf de training van het paard verzorgen, indien de koper om wat voor reden dan ook de training niet kan verzorgen (vakantie uitgezonderd) is zij verplicht een gelijkwaardige trainer/ruiter aan te stellen om Rubin Cartier te trainen. De kosten hiervoor komen voor rekening van de koper
g) overige mogelijke kosten zullen in goed overleg worden gedeeld tussen beide eigenaren
h) Training, wedstrijdplanning, voeding, harnachement, hoefsmid en instructie betreffende het paard wordt bepaald door koper, overige (veterinaire) zaken, die het paard ten goede komen, in goed overleg
(…)
j) Indien Rubin Cartier een goedkeuring ontvangt voor dekdiensten dan komen de winsten (…) hieruit voor 50% ten goede van verkoper en 50% van koper
(…)
n) Tot slot is afgesproken dat koper de mogelijkheid heeft om binnen 4 maanden na ondertekening van deze overeenkomst Rubin Cartier volledig te kopen met bijbetaling van € 30.000.
(…)”
[eiseres sub 1] heeft de koopsom van € 20.000,- op 28 maart 2012 aan Altius Horses voldaan.
2.4.
[eiseressen] heeft voorafgaand aan de koop het Paard enige malen bezichtigd. Partijen hebben daarbij onder meer gesproken over de gezondheid van het Paard. [gedaagde sub 2] heeft [eiseressen] een brief van het Stud-Book sBS te België (hierna: het Stamboek) van 18 januari 2012 overhandigd. In die brief heeft de Interfacultaire Veterinaire Commissie van het Stamboek het Paard een diergeneeskundig gunstig advies gegeven in het kader van een eventuele goedkeuring van het Paard als dekhengst.
2.5.
Na de koop heeft [eiseressen] het Paard gestald bij Nakita’s Eastend Stables (hierna: NES). NES heeft Altius Horses maandelijks € 390,- aan stallingskosten gefactureerd, welke kosten door Altius Horses werden voldaan. Daarnaast heeft [eiseres sub 1] NES maandelijks € 20,- contant voor fourage betaald, waarvan de helft maandelijks door Altius Horses aan [eiseres sub 1] werd voldaan.
2.6.
Vanaf 1 april 2013 heeft Altius Horses de stallingskosten, ondanks verzoeken en sommaties daartoe, niet meer voldaan. Evenmin heeft zij (de helft van) de overige kosten voldaan.
2.7.
[eiseressen] heeft hierna contact opgenomen met het Stamboek. Bij e-mail van 19 augustus 2013 heeft mevrouw [naam persoon 1] [eiseressen] medegedeeld dat het Stamboek in januari 2012 aan [gedaagde sub 2] het protocol van klinisch en röntgenologisch onderzoek van het Paard had gestuurd. [eiseressen] heeft het protocol vervolgens opgevraagd bij de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Gent.
2.8.
In het betreffende Diergeneeskundig Onderzoek Dekhengst sBs van prof. dr. [naam professor] van 3 januari 2012 staat onder Radiografisch onderzoek:
“LM opname van de kogelgewrichten: ReA en ReV is er een fragment thv het dorsoproximaal aspect van P1 (DOF).”
2.9.
[eiseressen] heeft het Paard op 13 februari 2014 laten onderzoeken door het Veterinair Centrum te Honselersdijk (hierna: VCH). In het verslag van dr. [naam persoon 2] (hierna: [naam persoon 2]) van 17 februari 2014 staat, voor zover hier van belang:
“RV en RA dorsaal kogelgewricht chipfragment met RV arthrotische veranderingen zichtbaar in het gewricht. Advies: beide fragmenten middels arthroscopie verwijderen. (…)”
2.10.
[eiseressen] heeft Altius Horses meerdere malen verzocht toestemming te geven voor operatie van het Paard in verband met de ontdekte chipfragmenten. Altius Horses heeft tot op heden geen toestemming gegeven.
2.11.
Het Paard is op 3 juli 2014 getaxeerd door Valkenbos Makelaardij in paarden en pony’s. In het taxatierapport staat, voor zover van belang, het volgende:
“Op 21 december 2011 is het paard voor onderzoek aangeboden bij de faculteit diergeneeskunde in Gent (…) Uit dat onderzoek kwam naar voren dat Rubin Cartier in zowel het rechter voorbeen als in het rechterachter been in het kogelgewricht een röntgenologische afwijking had. In de volks mond een “chip” genoemd. Dit is een klein stukje kraakbeen wat als een schilfer los is of zelf helemaal los in het gewricht zweeft. (…) Het advies van dierenartsen, is, in zijn algemeenheid, dan ook om deze losse kraakbeen stukjes te verwijderen door middel van een kijk operatie. (…) Op 13 februari 2014 is Rubin Cartier op het veterinair centrum in Honselersdijk opnieuw onderzocht. Ook nu zijn er weer röntgenbeelden gemaakt van de kogels. De chips zijn nog steeds zichtbaar. In de rechterkogel is er zelfs al bot structuur verandering waargenomen, waarvan de chip als oorzaak moet worden aangemerkt. Deze bot structuur verandering kan niet meer ongedaan worden gemaakt, echter grotere schade kan worden voorkomen door nu het paard te laten opereren, om de chip te verwijderen. Momenteel loopt het paard niet kreupel, maar als er nu niet wordt ingegrepen, dan zal het paard binnen afzienbare tijd blijvend kreupel worden. (…)”
De makelaar heeft het Paard een huidige waarde toegekend van € 8.000,-. De waarde van het Paard op 1 april 2012 (datum koop) was volgens de makelaar € 12.000,-.
2.12.
[eiseressen] heeft als productie 21 een verklaring overgelegd van dr. [naam persoon 3] (hierna: [naam persoon 3]), specialist chirurgie van het paard, van 28 juli 2014. In de verklaring staat onder meer:
“Dit paard is 13 februari 2014 door dr. [naam persoon 2] van Veterinair Centrum Honselersdijk onderzocht, waarbij niet alleen chipfragmenten in de kogels rechtsvoor en rechtsachter zijn geconstateerd, maar ook een botwoekering/arthrose rechtsvoor. Dr. [naam persoon 2] heeft daarom geadviseerd en [eiseres sub 1] heeft mij gevraagd bij VCHN met een arthroscopie de botfragmenten uit de kogels te verwijderen (…) In dat kader heeft VCHN mij als haar onafhankelijk consultant verzocht om mijn mening te geven over de noodzaak van deze operatie. Mijns inziens kan de operatie, die reeds meer dan 5 maanden geleden is geadviseerd, niet langer uitstel lijden. Hiervoor is de kans dat de arthrose door de chipfragmenten voortwoekert te groot. Dit zou kunnen leiden tot schade, en het welzijn van het paard in gevaar kunnen brengen. De operatie moet dus, indien mogelijk, per direct plaatsvinden.”
2.13.
Bij dagvaarding van 13 augustus 2014 heeft [eiseres sub 1] Altius Horses in kort geding gedagvaard voor de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. Op 22 augustus 2014 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. In het vonnis van de kantonrechter van 3 oktober 2014 staat, voor zover hier van belang, het volgende:

1. Inleiding
(…)
1.2.
De zaak is (…) aangehouden om [eiseres sub 1] in de gelegenheid te stellen de dagvaarding te wijzigen en Altius Horses in de gelegenheid te stellen zich te laten bijstaan door haar juridisch adviseur, [naam persoon 4] (…)
1.3.
Bij faxbericht van 9 september 2014 heeft mr. (…) Jansen namens [eiseres sub 1] bericht de bij dagvaarding d.d. 13 augustus 2014 tegen Altius Horses ingestelde vordering in te trekken.
1.4.
Bij faxbericht van 9 september 2014 heeft genoemde [naam persoon 4] namens Altius Horses gevraagd om een proceskostenveroordeling. (…)
2. De beoordeling
(…)
2.3.
Uit artikel 9.1 van het procesreglement volgt dat de eisende partij het kort geding kan intrekken tot het moment dat de zaak is uitgeroepen. (…) In onderhavige procedure is de zaak reeds op 22 augustus 2014 uitgeroepen. Op grond van artikel 14.1 van het procesreglement kon deze procedure daarom slechts op eenstemmig verzoek van de verschenen partijen (of ambtshalve) worden doorgehaald. (…)
2.4.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om onder de gegeven omstandigheden van het bepaalde in artikel 14.1 van het procesreglement af te wijken en zal [eiseres sub 1], gelet op de omstandigheid dat zij de vordering na de dag van de mondelinge behandeling heeft ingetrokken, in de proceskosten veroordelen. De proceskosten aan de zijde van Altius Horses worden echter begroot op nihil, aangezien zij geen griffierecht is verschuldigd en niet aannemelijk is dat zij reeds gemachtigdenkosten heeft moeten maken ter voorbereiding van de mondelinge behandeling d.d. 22 augustus 2014 of de nieuwe mondelinge behandeling. Ter zitting d.d. 22 augustus 2014 liet Altius Horses zich immers nog niet bijstaan door een gemachtigde, de door [eiseres sub 1] toegezegde gewijzigde dagvaarding was op 9 september 2014 nog niet uitgebracht en een datum van de voort te zetten mondelinge behandeling was nog niet bekend. (…)”
2.14.
[eiseressen] heeft na daartoe verlof te hebben gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 10 september 2014 conservatoir beslag gelegd op de helft van het Paard. De vordering, inclusief rente en kosten, is in het verlof begroot op € 21.400,-.
2.15.
Als productie 38 heeft [eiseressen] een e-mail overgelegd van drs. [naam persoon 5] (hierna: [naam persoon 5]), erkend paardenarts, van 30 september 2014 waarin hij met betrekking tot het Paard adviseert, om verdere schade aan de gewrichten te voorkomen, de fragmenten te laten verwijderen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseressen] vordert, na wijziging en vermindering van eis samengevat -:
1. Altius c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseres sub 1] te betalen:
a. een bedrag van € 7.200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente;
b. een bedrag van € 1.027,76, te vermeerderen met de wettelijke rente,
2. Altius c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseressen] te betalen een bedrag van € 16.462,93, te vermeerderen met de wettelijke rente,
3. Altius c.s. te gebieden om binnen twee dagen na dit vonnis bij schriftelijke en ondertekende verklaring aan [eiseressen] toestemming te verlenen voor het nu en in de toekomst laten verrichten van alle medische en therapeutische behandelingen dienende tot het gewoon onderhoud en behoud van het Paard, zulks door een dierenarts en/of dierentherapeut naar keuze van [eiseressen], in het bijzonder, doch niet uitsluitend beperkt tot het operatief laten verwijderen van chipfragmenten en het Paard laten behandelen ter revalidatie van deze operatie en met uitdrukkelijke uitsluiting van een (chemische) castratie, een en ander totdat partijen tot een verdeling van het Paard zijn gekomen, onder de bepaling dat bij gebreke van een tijdige ontvangst van die verklaring van Altius c.s. dit vonnis in de plaats zal treden van de wilsverklaring van Altius c.s.,
4. Altius c.s. hoofdelijk te veroordelen aan [eiseres sub 1] te betalen:
a. een bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente;
b. een bedrag van € 7.200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente,
5. Altius c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, de beslagkosten en nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Altius c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Altius c.s. vordert samengevat -:
I. [eiseres sub 1] te veroordelen aan Altius c.s. te betalen een bedrag van € 25.000,- als voorschot op schadevergoeding,
II. [eiseres sub 1] te veroordelen binnen vijf dagen na dit vonnis op haar homepage en op de Facebookpagina van Altius Horses een rectificatie te plaatsen,
III. [eiseres sub 1] te veroordelen een dwangsom te betalen voor iedere dag dat zij via internet in gebreke is met de naleving van dit op te leggen gebod,
IV. [eiseres sub 1] te veroordelen in de kosten van de schadepost van € 25.000,- die voortvloeit uit de beslaglegging op het Paard,
V. [eiseres sub 1] te veroordelen in de proceskosten ad € 985,23 van het kort geding in Eindhoven,
VI. [eiseres sub 1] te veroordelen in de proces- en reiskosten.
4.2.
[eiseressen] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Relatieve bevoegdheid

5.1.
Altius c.s. heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat alleen de rechtbank Oost-Brabant bevoegd is van dit geschil kennis te nemen, nu Altius c.s. in dat arrondissement gevestigd/woonachtig is en er geen sprake is van consumentenkoop.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Anders dan [eiseressen] heeft aangevoerd kan [eiseres sub 2], gelet op de door Altius c.s. gemotiveerd betwiste stelling van [eiseressen] dat [eiseres sub 2] als (mede)koper kan worden aangemerkt, voorshands niet worden aangemerkt als partij bij de overeenkomst. Hoewel [eiseres sub 2] in de kop van de overeenkomst (zie 2.3) wel is genoemd als koper, heeft zij de overeenkomst niet (mede) ondertekend. Ook heeft zij ter zitting bevestigd dat zij niet heeft meebetaald aan de koopprijs van het Paard en evenmin andere kosten van het Paard voor haar rekening heeft genomen. Uitgangspunt is vooralsnog dan ook dat [eiseres sub 1] de overeenkomst heeft gesloten. Nu niet in geschil is dat Altius Horses bij het aangaan van de overeenkomst handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf moet, gelet op het bepaalde in artikel 101 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), worden vastgesteld of [eiseres sub 1] bij het sluiten van de overeenkomst handelde als natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
5.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter allereerst dat in de overeenkomst zelf is opgenomen dat [eiseres sub 1] handelt als particuliere koper. Partijen waren het er ten tijde van het sluiten van de overeenkomst dus kennelijk over eens dat [eiseres sub 1] als consument handelde. Voldoende aannemelijk is voorts dat [eiseres sub 1] werkzaam is bij zeilvereniging het Y en daarmee inkomen genereert. Zij houdt zich derhalve niet louter bezig met de dressuursport, laat staan dat zij dit tot haar beroep rekent. [eiseres sub 1] staat ook niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, zij heeft geen zakelijke website en evenmin een zakelijke bankrekening. Ook heeft zij op Marktplaats geadverteerd onder haar eigen naam en telefoonnummer, zonder een bedrijfsnaam te noemen. De door Altius c.s. overgelegde berichten tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 2] (productie 5 van de zijde van Altius c.s.) wijzen eveneens op het hobbymatige karakter van de door [eiseres sub 1] ontplooide activiteiten:
“Ik kan nu echt niks kopen. Sorry. Ik zoek een paard waar de eigenaar dus het stalgeld voor betaald en een klein beetje trainingsvergoeding. Ik kan niet voor een paard van iemand anders betalen. Al zou ik het graag willen”. Dat [eiseres sub 1] het Paard uiteindelijk met winst zou kunnen verkopen wil tot slot nog niet zeggen dat haar activiteiten het hobbymatig karakter daarvan overstijgen.
5.4.
Nu voorshands aannemelijk is dat [eiseres sub 1] de overeenkomst is aangegaan als natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en zij haar woonplaats heeft in Amsterdam, is de voorzieningenrechter van deze rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 101 Rv, (mede) bevoegd van onderhavig geschil kennis te nemen. Het verweer van Altius c.s. wordt derhalve verworpen.
5.5.
Voor zover Altius c.s. heeft betoogd dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank niet bevoegd is van het geschil kennis te nemen omdat de zaak bij de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant niet is ingetrokken of doorgehaald, wordt ook dit verweer verworpen. De kantonrechter heeft eindvonnis gewezen nadat [eiseres sub 1] door de ‘intrekking’ feitelijk haar eis had verminderd tot nihil, waarna hij nog slechts over de proceskosten hoefde te oordelen. De zaak is daarmee geëindigd.
Procespartijen
5.6.
Altius c.s. heeft voorts als verweer gevoerd dat [eiseres sub 2] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, nu zij geen partij is bij de overeenkomst. De vorderingen jegens [gedaagde sub 2] dienen volgens Altius c.s. eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat zij, als natuurlijk persoon, evenmin partij is bij de overeenkomst.
5.7.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Zowel [eiseres sub 1] als [eiseres sub 2] vorderen, in feite, nakoming van de overeenkomst door Altius c.s.. Zoals hiervoor reeds in 5.2 is overwogen kan [eiseres sub 2] echter voorshands niet worden aangemerkt als partij bij de overeenkomst. Zij kan daarvan dan ook geen nakoming vragen. De vorderingen ingesteld door [eiseres sub 2] zullen om die reden worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor [gedaagde sub 2]. Ook zij is, als natuurlijk persoon, geen partij bij de overeenkomst. De overeenkomst is immers aangegaan door Altius Horses. De vorderingen jegens [gedaagde sub 2] zullen derhalve eveneens worden afgewezen.
Spoedeisend belang
5.8.
Altius Horses heeft verder als verweer gevoerd dat [eiseres sub 1] onvoldoende spoedeisend belang heeft en om die reden niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. De voorzieningenrechter verwerpt ook dit verweer. Niet in geschil immers is dat Altius Horses haar uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen al sinds april 2013 niet meer nakomt en dat [eiseres sub 1] sedertdien deze kosten steeds voor Altius Horses heeft voldaan. Hiermee is het spoedeisend belang ten aanzien van de vorderingen onder 1 en 4 gegeven. [eiseres sub 1] heeft voorts, gelet op de verklaringen van de deskundigen (zie 2.9, 2.11, 2.12 en 2.15), waarin zij adviseren het Paard (spoedig) te laten opereren, een voldoende spoedeisend belang bij de vordering onder 3. Op het spoedeisend belang bij de vordering onder 2 zal in het hiernavolgende worden ingegaan.
Toetsingskader geldvordering
5.9.
Voor toewijzing van een vordering die strekt tot betaling van een geldsom is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
Stallingskosten en overige kosten
5.10.
[eiseres sub 1] vordert allereerst Altius Horses te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.200,- aan achterstallige stallingskosten over de maanden april 2013 tot en met september 2014 en een bedrag van € 1.027,76, zijnde de helft van de door haar gemaakte overige kosten als bedoeld onder onderdeel g van de overeenkomst.
5.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat Altius Horses sinds april 2013 de stallingskosten van € 400,- per maand en de helft van de overige kosten niet heeft voldaan. Altius Horses heeft als verweer gevoerd dat zij haar betalingsverplichting heeft opgeschort, omdat [eiseres sub 1] zich volgens Altius Horses niet heeft gehouden aan de overeenkomst. [eiseres sub 1] heeft, in strijd met het bepaalde onder n van de overeenkomst, het Paard niet binnen vier maanden volledig van Altius Horses gekocht. Ook heeft zij in strijd gehandeld met het bepaalde onder f, j en h van de overeenkomst, onder meer door (in verband met haar angst voor het Paard) het rijden van het Paard met een slofteugel, door onvoldoende wedstrijden te rijden om de hengstenstatus van het Paard veilig te stellen, door de tegenvallende dressuurresultaten van het Paard en door zonder overleg allerlei medische maatregelen en beslissingen te nemen, aldus Altius Horses.
5.12.
[eiseres sub 1] betwist dat zij haar verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen. Bovendien is zij door Altius Horses nimmer gewezen op enige vermeende wanprestatie. Zij is dan ook niet in verzuim en Altius Horses komt ook geen recht toe om enige betaling op te schorten, aldus [eiseres sub 1].
5.13.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Met [eiseres sub 1] is de voorzieningenrechter van oordeel dat de overeenkomst haar niet verplicht goede dressuurresultaten te behalen, het Paard zonder slofteugel te berijden en op te leiden of wedstrijden te rijden om de hengstenstatus van het Paard te behouden. Volgens de overeenkomst zal [eiseres sub 1] zelf de training van het Paard verzorgen en zal zij ook zelf de training en wedstrijdplanning en instructie van het Paard bepalen. In de overeenkomst staat slechts als doelstelling voor [eiseres sub 1] vermeld dat het Paard wordt opgeleid voor de hogere dressuursport, met andere woorden, op haar rust slechts een inspanningsverplichting ter zake. Van verzuim aan de zijde van [eiseres sub 1] is op deze punten dan ook geen sprake. Evenmin is zij in verzuim door het Paard niet binnen vier maanden na het aangaan van de overeenkomst geheel van Altius Horses te kopen. Een redelijke uitleg van het bepaalde onder n van de overeenkomst brengt mee dat voor [eiseres sub 1] de mogelijkheid bestond het Paard geheel van Altius Horses te kopen als zij dat wilde, maar dat dit voor haar geen verplichting was. Ook op dit punt kan dan ook niet worden gesproken van verzuim. Ook het feit dat [eiseres sub 1] zonder overleg bepaalde (medische) kosten heeft gemaakt brengt niet mee dat zij in verzuim is. Voldoende aannemelijk is dat [eiseres sub 1] tevergeefs heeft getracht contact op te nemen met [gedaagde sub 2] om één en ander te bespreken. Bovendien was [eiseres sub 1], als mede-eigenaar van het Paard, ingevolge artikel 3:170 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bevoegd deze kosten tot gewoon onderhoud en tot behoud van het Paard zelfstandig te maken.
5.13.
De voorzieningenrechter is dan ook voorshands van oordeel dat, nu geen sprake is van een opeisbare vordering van Altius Horses op [eiseres sub 1], Altius Horses niet bevoegd was haar betalingsverplichtingen op te schorten, nog daargelaten de vraag of Altius Horses op deugdelijke wijze aan [eiseres sub 1] kenbaar heeft gemaakt dat zij tot opschorting zou over gaan. Nu van verzuim aan de zijde van [eiseres sub 1] geen sprake is, is [eiseres sub 1] gerechtigd nakoming van de overeenkomst door Altius Horses te verlangen. Het bestaan van de vordering ter zake de achterstallige stallingskosten en voorgeschoten overige kosten is voldoende aannemelijk. Dit betekent dat, nu Altius Horses de omvang van de door [eiseres sub 1] gevorderde bedragen als zodanig niet heeft betwist, de vordering onder 1 zal worden toegewezen als na te melden.
Oneerlijke handelspraktijken/dwaling
5.14.
[eiseres sub 1] heeft voorts gevorderd Altius Horses te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 16.462,93. Aan deze vordering ligt ten grondslag dat zij door de oneerlijke handelspraktijken van Altius Horses, althans door dwaling, schade, althans nadeel, heeft geleden. Volgens [eiseres sub 1] heeft Altius Horses namelijk essentiële informatie over de gezondheid van het Paard verborgen gehouden, zodat [eiseres sub 1] op basis van een onjuiste voorstelling van zaken heeft besloten 50% van het Paard te kopen, hetgeen zij, indien zij kennis had genomen van de betreffende informatie, niet zou hebben gedaan. De schade die zij hierdoor heeft geleden vloeit allereerst voort uit de onjuiste waardering van het Paard. Uit het taxatierapport (zie 2.11) volgt dat het Paard ten tijde van de koop slechts € 12.000,- waard was in plaats van de veronderstelde € 50.000,-. [eiseres sub 1] heeft dus een veel te hoge koopsom betaald en door het stilzwijgen van Altius Horses over de chipfragmenten heeft zich een verdere waardevermindering van het Paard verwezenlijkt. De schade die [eiseres sub 1] als gevolg hiervan heeft geleden bedraagt € 16.000,-. Tevens heeft zij een onderzoek bij VCH moeten laten verrichten om de schade vast te stellen. De kosten van dit onderzoek bedragen
€ 462,93. Ook hiervan vordert zij vergoeding.
5.15.
Altius Horses betwist dat sprake is van oneerlijke handelspraktijken dan wel dwaling. Uit het Diergeneeskundig Onderzoek van prof. dr. [naam professor] (zie 2.8) blijkt dat sprake was van een fragment, maar uit het mede op dat onderzoek gebaseerde advies van het Stamboek blijkt dat dat niet invloed was op het gunstige advies ten aanzien van het Paard. Altius Horses heeft dit advies bij de verkoop van het Paard aan [eiseres sub 1] overhandigd. Dat Altius Horses informatie heeft achtergehouden betwist zij dan ook ten stelligste. [eiseres sub 1] heeft zelf nagelaten nader onderzoek te verrichten. Het lag echter op haar weg om, indien zij nader röntgenologisch onderzoek wenste, een aankoopkeuring te laten verrichten. Dat zij dit niet heeft gedaan komt voor haar rekening en risico, aldus Altius Horses.
5.16.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Voor beantwoording van de vraag of sprake is van oneerlijke handelspraktijken dan wel dwaling is, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door Altius Horses, een nader onderzoek naar de feiten nodig, waar een kort geding zich niet voor leent. Het bestaan en de omvang van de vordering is op dit moment dan ook onvoldoende aannemelijk. Daarnaast heeft [eiseres sub 1] naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende spoedeisend belang bij deze vordering. Derhalve is niet voldaan aan de criteria zoals hiervoor onder 5.9. geformuleerd. De vordering onder 2 zal dan ook worden afgewezen.
Toestemming Operatie
5.17.
[eiseres sub 1] heeft verder gevorderd Altius Horses te gebieden bij schriftelijke en ondertekende verklaring toestemming te verlenen voor, onder meer, het operatief laten verwijderen van de chipfragmenten en het Paard te laten behandelen ter revalidatie van deze operatie. Volgens [eiseres sub 1] is deze operatie noodzakelijk, nu iedere beweging van het Paard met de chipfragmenten het risico inhoudt van het ontstaan van een (nieuwe) arthrose, of een voortwoekering van de bestaande arthrose. Zij verwijst daarbij naar de verklaringen van de verschillende deskundigen.
5.18.
Altius Horses betwist dat een operatie van het Paard noodzakelijk is, althans zij wenst dit door middel van een second opinion te laten onderzoeken. Volgens Altius Horses zijn dierenartsen verdeeld over de vraag of een chipfragment geopereerd dient te worden, vanwege de risico’s die dit met zich brengt. Er is geen sprake van een levensbedreigende situatie die een direct ingrijpen noodzakelijk maakt. De resultaten van een second opinion dienen derhalve eerst te worden afgewacht, aldus Altius Horses.
5.19.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Gelet op de verklaringen van [naam persoon 2] (2.9), de makelaar (2.11), [naam persoon 3] (2.12) en [naam persoon 5] (2.15) is voorshands voldoende aannemelijk dat een operatie van het Paard, waarbij de chipfragmenten verwijderd worden, op korte termijn noodzakelijk is. De vordering onder 3 zal derhalve worden toegewezen, met dien verstande dat Altius Horses slechts zal worden veroordeeld haar schriftelijke toestemming te geven voor voornoemde operatie. Voor eventueel in de toekomst noodzakelijke medische ingrepen dienen partijen, conform het bepaalde in de overeenkomst, in overleg te treden. Tevens zal worden bepaald dat, bij gebreke van de toestemming van Altius Horses, dit vonnis in de plaats zal treden van die toestemming. Dat (nu nog) een second opinion moet worden afgewacht wordt niet gevolgd. [eiseres sub 1] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij al geruime tijd tevergeefs heeft getracht omtrent de noodzakelijke operatie in overleg te treden met Altius Horses, maar dat Altius Horses ieder overleg hierover uit de weg is gegaan. Onder deze omstandigheden kan niet van [eiseres sub 1] worden gevergd dat zij nog de uitkomst van een second opinion afwacht.
Kosten operatie en toekomstige kosten stalling
5.20.
[eiseres sub 1] vordert verder Altius Horses te veroordelen de helft van de (revalidatie)kosten van de operatie – een bedrag van € 1.500,- – aan haar te vergoeden. Altius Horses heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen deze vordering. Nu ingevolge het bepaalde onder g van de overeenkomst overige kosten tussen beide partijen dienen te worden gedeeld, zal deze vordering worden toegewezen.
5.21.
Wat betreft de door [eiseres sub 1] gevorderde toekomstige stallingskosten overweegt de voorzieningenrechter dat, gelet op hetgeen hiervoor onder 5.13 is overwogen, Altius Horses haar betalingsverplichtingen dient na te komen. Dit betekent dat zij ook na september 2014 gehouden is de stallingskosten te betalen. Altius Horses zal daarom worden veroordeeld onderdeel d van de overeenkomst na te komen. Dit wordt gezien als het mindere van het onder 4 onder b gevorderde. Voor toewijzing (op voorhand) van toekomstige stallingskosten voor de duur van anderhalf jaar ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
Voorschot
5.22.
Het bedrag tot voldoening waarvan Altius Horses zal worden veroordeeld, geldt als voorschot op en ter nadere verrekening met hetgeen zij ten gronde zal blijken verschuldigd te zijn.
Proceskosten
5.23.
Altius Horses zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5.24.
De gevorderde beslagkosten zullen worden afgewezen, nu het beslagverlof mede is verleend op grond van de gepretendeerde vorderingen van [eiseres sub 2] en de gepretendeerde vordering van [eiseres sub 1] ten aanzien van de door haar geleden schade als gevolg van oneerlijke handelspraktijken/dwaling, terwijl deze vorderingen in het hieraan voorafgaande zijn afgewezen. De vraag of de beslagkosten ten laste van Altius Horses kunnen worden gebracht dient in de (eventuele) bodemprocedure te worden beantwoord.
5.25.
De gevorderde nakosten zullen op de navolgende wijze worden toegewezen.

6.De beoordeling in reconventie

Gederfde winst

6.1.
In reconventie vordert Altius c.s. allereerst [eiseres sub 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.000,-. Aan deze vordering heeft zij ten grondslag gelegd dat [eiseres sub 1], door zich via Facebook negatief uit te laten over Altius Horses en door een van de werkgevers van de echtgenoot van [gedaagde sub 2] te benaderen met de mededeling dat de echtgenoot een oplichter is, onrechtmatig jegens Altius c.s. heeft gehandeld, waardoor Altius c.s. schade heeft geleden. Deze schade bestaat volgens haar uit gederfde winst als gevolg van schending van de eer en goede naam. Zij vordert daarom een voorschot op schadevergoeding ten bedrage van € 25.000,-.
6.2.
[eiseres sub 1] betwist (onder meer) het causaal verband tussen de door Altius c.s. gestelde schade en de door haar gedane uitlatingen.
6.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Altius c.s. stelt dat Altius Horses een omzetverlies heeft geleden van € 50.000,-. Dit wordt als zodanig ook niet door [eiseres sub 1] betwist. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat Altius c.s. thans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit omzetverlies te wijten is aan de door [eiseres sub 1] gedane uitlatingen. Het is heel wel mogelijk dat, zoals [eiseres sub 1] ter zitting heeft betoogd, dit omzetverlies te wijten is aan het huidige economische klimaat. Dat er een causaal verband bestaat tussen het omzetverlies en de door [eiseres sub 1] gedane uitlatingen heeft Altius c.s onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het bestaan en de omvang van de vordering is dan ook reeds op deze grond onvoldoende aannemelijk, zodat niet voldaan is aan de criteria zoals hiervoor geformuleerd onder 5.9. Deze vordering zal derhalve worden afgewezen.
Rectificatie en dwangsom
6.4.
Altius c.s. heeft voorts gevorderd [eiseres sub 1] te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie op haar homepage en op de Facebookpagina van Altius Horses, alsmede haar een dwangsom op te leggen voor iedere dag dat zij op internet potentiële klanten van Altius Horses benadert, zich jegens deze klanten negatief uitlaat over Altius Horses en/of een van de werkgevers van de echtgenoot van [gedaagde sub 2] benadert.
6.5.
[eiseres sub 1] betwist dat zij gehouden is over te gaan tot het plaatsen van een rectificatie. De betreffende berichten zijn privé-berichten die zij via Facebook heeft gestuurd en die niet openbaar zijn. Voorts is deze vordering te complex en te omvangrijk om in kort geding te worden beoordeeld, aldus [eiseres sub 1].
6.6.
De vraag die moet worden beantwoord is of [eiseres sub 1] onrechtmatig jegens Altius c.s. heeft gehandeld door het doen van negatieve uitlatingen over Altius Horses/[gedaagde sub 2]
(“Ze zijn niet te vertrouwen, ze hebben overal schulden, het zijn oplichters”) via Facebook. Bij de beoordeling van deze vraag stelt de voorzieningenrechter voorop dat uit de grondwettelijk en verdragsrechtelijk gewaarborgde vrijheid van meningsuiting voortvloeit dat een ieder het recht heeft om gedachten en gevoelens van welke inhoud dan ook te uiten. Dat betekent dat een ieder de vrijheid heeft zijn hart te luchten en zich op negatieve wijze over iemand anders uit te laten, ook als die uitlatingen een beschuldiging aan het adres van een ander inhouden. Dat recht om vrijelijk zijn mening te uiten vindt zijn begrenzing in het geval daarmee iemands eer en goede naam op onrechtmatige wijze wordt aangetast. Of daarvan sprake is, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden van het geval.
6.7.
Vooropgesteld wordt dat deze vordering dient te worden beoordeeld tegen de achtergrond van het tussen [eiseres sub 1] en Altius c.s. bestaande (hoog opgelopen) conflict, waarbij zij elkaar over en weer beschuldigen van het niet nakomen van de overeenkomst. [eiseres sub 1] heeft in dat kader via Facebook een aantal berichten gestuurd met daarin negatieve uitlatingen over Altius Horses/[gedaagde sub 2]. Bij de beoordeling van de vordering acht de voorzieningenrechter doorslaggevend dat de door [eiseres sub 1] gestuurde berichten privé-berichten betreffen en derhalve geen in het openbaar gedane uitlatingen. Het belang bij vrijheid van meningsuiting in het privédomein weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het algemeen zwaarder dan in het publieke domein, waarbij een ieder kennis kan nemen van de uitlatingen. Gelet op deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter de door [eiseres sub 1] gedane uitlatingen, noch afzonderlijk noch in onderlinge samenhang bezien, niet van een zodanige aard en de verwachte gevolgen ervan ook niet zodanig ernstig, dat ze onrechtmatig jegens Altius c.s. zijn. De gevorderde rectificatie zal derhalve worden afgewezen. De voorzieningenrechter ziet evenmin aanleiding voor het opleggen van een dwangsom. Ook deze vordering zal worden afgewezen.
Schadevergoeding
6.8.
Altius c.s. heeft voorts gevorderd, indien de eis in conventie wordt afgewezen, [eiseres sub 1] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ten bedrage van € 25.000,-. Zij heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat zij schade lijdt, aangezien door de beslaglegging op het Paard een second opinion niet mogelijk is.
6.9.
De voorzieningenrechter stelt vast dat Altius c.s. deze vordering niet nader heeft onderbouwd. Reeds gelet hierop zal deze vordering worden afgewezen.
Proceskosten kantonrechter
6.10.
Altius c.s. vordert verder vergoeding van de proceskosten die zij heeft gemaakt met betrekking tot het kort geding bij de rechtbank Oost-Brabant ten bedrage van € 985,23. Ook deze vordering zal worden afgewezen. De rechtbank Oost-Brabant heeft immers op 3 oktober 2014 vonnis gewezen (zie 2.13), waarin zij [eiseres sub 1] heeft veroordeeld in de proceskosten en waarbij zij de proceskosten heeft begroot op nihil.
Proceskosten
6.11.
Altius c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Gelet op de samenhang met de vorderingen in conventie worden deze kosten begroot op nihil.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie:
7.1.
veroordeelt Altius Horses tot betaling aan [eiseres sub 1] van een bedrag van € 7.200,- (zegge: zevenduizend tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.000,- vanaf 7 december 2013, over € 3.000,- vanaf 25 juli 2014 en over € 1.200,- vanaf de dag der dagvaarding, alles tot aan de dag der algehele voldoening,
7.2.
veroordeelt Altius Horses tot betaling aan [eiseres sub 1] van een bedrag van € 1.027,76, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 25 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening,
7.3.
veroordeelt Altius Horses om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis bij schriftelijke en ondertekende verklaring aan [eiseres sub 1] haar toestemming te verlenen tot het operatief laten verwijderen van de chipfragmenten en het Paard te laten behandelen ter revalidatie van die operatie,
7.4.
bepaalt dat, bij gebreke van voornoemde toestemming, dit vonnis in de plaats zal treden van de toestemming van Altius Horses voor de onder 7.3 bedoelde operatie en behandeling ter revalidatie,
7.5.
veroordeelt Altius Horses tot betaling aan [eiseres sub 1] van een bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
7.6.
veroordeelt Altius Horses tot betaling van de maandelijkse stallingskosten ad € 400,- vanaf oktober 2014, één en ander conform het bepaalde onder d van de overeenkomst,
7.7.
veroordeelt Altius Horses in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 1] tot op heden begroot op:
- € 93,80 aan dagvaardingskosten,
- € 868,00 aan griffierecht, en
- € 816,00 aan salaris advocaat
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
7.8.
veroordeelt Altius Horses in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
7.9.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie:
7.11.
weigert de gevraagde voorzieningen,
7.12.
veroordeelt Altius c.s. in de proceskosten in reconventie, aan de zijde van [eiseres sub 1] tot op heden groot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. S. van Excel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2014. [1]

Voetnoten

1.type: