ECLI:NL:RBAMS:2014:6826

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
17 oktober 2014
Zaaknummer
13-751448-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering aan Polen op basis van artikel 12 OLW

Op 23 september 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de weigering van overlevering aan Polen. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 25 april 2014 door de District Court in Kalisz is uitgevaardigd, met als doel de opgeëiste persoon, geboren in Polen, over te leveren voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan de voorwaarden voor heropening van zijn zaak volgens artikel 540b van het Poolse Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de Poolse autoriteiten met betrekking tot de verzetprocedure niet kan worden aangemerkt als een onvoorwaardelijke verzetgarantie, en dat de termijn voor het indienen van verzet reeds is verstreken.

De vordering tot overlevering is behandeld op een openbare zitting op 22 augustus 2014, waarbij de officier van justitie en de gemachtigde raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. Op 5 september 2014 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de behandeling geschorst. Bij de voortzetting van de behandeling op 23 september 2014 heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord.

De rechtbank concludeert dat het EAB niet voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW), omdat er geen onvoorwaardelijke garantie is gegeven dat de opgeëiste persoon in Polen de mogelijkheid heeft om een verzetprocedure te voeren. De rechtbank heeft daarom de overlevering geweigerd, in lijn met eerdere uitspraken van 24 januari en 5 juli 2014. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751448-14
RK nummer: 14/4416
Datum uitspraak: 23 september 2014
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 juni 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 april 2014 door
the District Court in Kalisz(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats];
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 augustus 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft en de gemachtigd raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. A.J. van der Velden, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 5 september 2014 aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen.
Op 23 september 2014 heeft de rechtbank de behandeling van de vordering voortgezet in aanwezigheid van de officier van justitie A. Oswald en de gemachtigd raadsman van de opgeëiste persoon mr. M. Malewicz, als vervanger van de raadvrouw mr. A.J. van der Velden. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van
a joint sentence in default of 27 June 2013 by the Circuit court in Kalisz(VII K 81/13).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 2 jaren. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, aanhef en onder sub a tot en met c, van de OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
De vraag die voorligt is of de Poolse justitiële autoriteiten, conform artikel 12, aanhef en onder d, van de OLW, aan de opgeëiste persoon de gelegenheid bieden om in Polen een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep te voeren, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijk vonnis, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten en dat hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 19 september 2014 het volgende verklaard:
The Regional Court in Kalisz III rd Penal Division, in an answer to your letter concerning [opgeëiste persoon]
, DOB [geboortedatum] in [geboorteplaats] (your ref: 2014.021.966) hereby informs, that both
retrial and cassation are considered by the Polish penal proceedings system, as extraordinary
means od appelation. It irnplies, that these means may be, but do not have to be used, and therefore
lead to new case in which the defendant participates. Therefore in the above case there is no
guarantee of retrial at the request of the defendant.
The retrial under art. 540b of the Polish Code of Penal Proceedings is facultative and may occur
only at the request of the defendant, and it is a matter of Courts decision in a concrete case, whether
it would be purposeful, to start a retrial. The above means, that even in case that all conditions
under art. 540 bS1 of the Polish Code of Penal Proceedings, are met, the Court should start a retrial,
only if it assesses, that examining the case in the absence of the convict, could have important
meaning for: the path of the court proceedings, process guarantees of the convict, or the merits of
the case.
According to art. 540b § I item 2 of the Polish Code of Penal Proceedings, a court case that ended
with a valid sentence, may be subject to retrial at the defendant’s request, filed within a month since
the date, at which he leamed about the sentence issued in his case, except for situation, that the
sentence mentioned in art. 479 § 1 (sentence in absentia) was not served to the defendant, or he was
served the sentence not in a personal way, if he can prove , that he was not aware of the contents of
the sentence, and of his right and terms , and the way to file an appeal. Therefore it is on the part of
the defendant, to prove that he was not aware of the contents of the sentence. Terms and way to file an appeal.
In the above case, the one month term has already expired for [opgeëiste persoon], against
whom cxtradition proceedings are carried out since July, therefore he was aware of the sentence in
case number VII K 81/13 of the District Court in Kalisz.
Taking the above into consideration, the sentence issued to [opgeëiste persoon] by the
District Court in Kalisz on 27 June 2013 in case number VII K 8 1/13, covered by the European
Arrest Warrant in case number III Kop 12/14 , is valid, and bas been served properly under art 133
of the Polish Code of Penal Proceedings. The article 540b of the Polish Code of Penal Proceedings
may be applied. as the above conditions are met, but, as mentioned earÏier, ït does not guarantee the
retrial at defendant’s request.
De rechtbank van oordeel dat deze verklaring niet voldoet aan de eisen van artikel 12, aanhef en onder sub d, van de OLW en dat de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond van toepassing is.
Uit deze verklaring blijkt namelijk dat de opgeëiste persoon conform artikel 540b van het Poolse Wetboek van Strafvordering dient te voldoen aan een aantal voorwaarden, alvorens in aanmerking te kunnen komen voor de heropening van zijn zaak.
Zo dient de opgeëiste persoon te bewijzen dat hij niet op de hoogte was van het tijdstip waarop zijn zaak door de rechtbank werd behandeld en dat hij niet wist dat buiten zijn aanwezigheid een vonnis tegen hem werd gewezen.
Bovendien blijkt uit de verklaring dat de termijn van verzet, te weten een maand, gaat lopen vanaf het moment dat de opgeëiste persoon op de hoogte is geraakt van het vonnis. Nu de opgeëiste persoon door de overleveringsprocedure op de hoogte is geraakt van het vonnis, is de termijn voor indienen van verzet in het geval van de opgeëiste persoon thans reeds verlopen.
In lijn met haar eerdere uitspraken van 24 januari 2014 en 5 juli 2014 (beide niet gepubliceerd) is voornoemde verklaring met betrekking tot de verzetprocedure op grond van artikel 540b van het Poolse Wetboek van Strafvordering naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een onvoorwaardelijke verzetgarantie en is bovendien de termijn voor het instellen van verzet reeds verlopen.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van de OLW omdat geen onvoorwaardelijke garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder d, van de OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De 2, 5, 7 en 12 van de OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Kaliszten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. A.J. Dondorp en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2014.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]