Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de conclusie van repliek in conventie tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie met producties van 7 november 2001;
- de op de rol van 30 januari 2002 aangetekende schorsing van het geding in verband met het faillissement van eiseres BS Credit Management B.V. (hierna: BSCM), waarna de zaak is verwezen naar de rol van 13 maart 2002 voor ‘oproeping van de curator van BSCM in het geding, aan de zijde van gedaagden’;
- de verwijzing op de rol van 13 maart 2002 naar de parkeerrol van 1 oktober 2003;
- de brief van de griffier van 3 september 2003 waarin aan partijen wordt verzocht hun wensen voor de behandeling van de zaak op de aanstaande parkeerrol van 1 oktober 2003 kenbaar te maken;
- het rolbericht van 29 september 2003 van de zijde van [naam] en [eiser] strekkende tot verwijzing van de zaak naar de eerstvolgende parkeerrol ná 1 oktober 2003;
- de ambtshalve doorhaling op de parkeerrol van 1 oktober 2003 van alle onder zaaknummer / rolnummer 211710 / HA ZA 00-3373 geregistreerde zaken;
- het verzoek van de zijde van [eiser] van 6 maart 2014 om de zaak weer op te brengen;
- het bericht van de griffier van 7 maart 2014 dat de zaak onder zaaknummer / rolnummer C/13/560795 / HA ZA 14-264 op de rol van 23 april 2014 is gebracht;
- het opbrengen op de rol van 23 april 2014 van de zaak van [eiser] tegen Staalbankiers en van de zaak van [eiser] tegen DSB Bank N.V. (hierna: DSB);
- het verzoek van 17 april 2014 van de zijde van DSB en Staalbankiers om de zaak aan te houden voor beraad in verband met de ontbinding van BSCM en voorts het faillissement van DSB;
- de onttrekking van de advocaat van [naam] en van BSCM, ter rolle van 4 juni 2014;
- de op de rol van 16 juli 2014 aangetekende schorsing van het geding tegen DSB wegens het faillissement van die vennootschap;
- het op de rol van 16 juli 2014 en op verzoek van Staalbankiers verlenen van ontslag van instantie in de zaak van BSCM tegen Staalbankiers, zulks op grond van artikel 27 lid 2 Fw;
- het door de rolrechter doen vervallen van de staande rolhandeling (‘oproeping van de curator van BSCM in het geding, aan de zijde van gedaagden’) en het toestaan van de hierna genoemde incidentele conclusies;
- de conclusie van eis in het incident van Staalbankiers van 30 juli 2014;
- de conclusie van antwoord in het incident van [eiser] van 27 augustus 2014.
2.Het geschil in het incident
- de primaire eisende partij in conventie was BSCM; BSCM vorderde immers schadevergoeding op grond van wanprestatie althans onrechtmatige daad, en [eiser] vorderde schade die daarvan was afgeleid, namelijk misgelopen gelden (
- nadat BSCM was gefailleerd, heeft de curator besloten om de zaak niet voort te zetten;
- met dit niet-voortzetten van de zaak door de curator was [eiser] bekend, nu [eiser] aandeelhouder en bestuurder van BSCM was;
- nadien is de zaak doorgehaald op de rol;
- nadien is het faillissement van BSCM opgeheven en is deze vennootschap opgehouden te bestaan, waaruit bleek dat de zaak zeer zeker niet door (de boedel van) BSCM zou worden voortgezet;
- [eiser] heeft vervolgens nog eens tien jaar stilgezeten.
3.De beoordeling in het incident
factoring-praktijk. Ten behoeve van het doorontwikkelen en uitventen van Debicash is een speciaal in dit kader door [eiser] en [naam] opgerichte en door hen gecontroleerde vennootschap, BSCM, een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met, onder anderen, Avéro Bank N.V. (zijnde de rechtsvoorganger van Staalbankiers en DSB, en hierna te noemen: Avéro). In verband met de samenwerking heeft Avéro krediet verstrekt aan BSCM, in welk kader BSCM alsmede [eiser] en [naam] zakelijke zekerheden aan Avéro hebben verstrekt. Avéro heeft de samenwerkingsovereenkomst op zeker moment zonder geldige reden opgezegd en is vervolgens ook overgegaan tot opeising van het krediet. Zodoende is Avéro toerekenbaar tekortgeschoten jegens BSCM, althans heeft zij jegens BSCM in strijd met de redelijkheid en billijkheid gehandeld, althans heeft zij jegens BSCM onrechtmatig gehandeld, en is zij schadeplichtig. De schade van BSCM bestaat uit het waardeloos geworden zijn van de door haar geïnvesteerde gelden alsmede uit winstderving. De handelwijze van Avéro levert tevens een onrechtmatige daad jegens [eiser] en [naam] op. Ten eerste omdat [eiser] en [naam] door toedoen van Avéro verstoken zijn gebleven van
royalty-inkomsten. Ten tweede omdat Avéro de door [eiser] en [naam] verstrekte zekerheden is gaan uitwinnen, waaronder het recht van hypotheek op de woning van [eiser]; deze zekerheden zijn kort voorafgaand aan de opzegging door [eiser] en [naam] verstrekt, zodat kan worden vastgesteld dat [eiser] en [naam] door Avéro zijn misleid. Op grond van het voorgaande vorderen BSCM, [eiser] en [naam] schadevergoeding van Staalbankiers en DSB, op te maken bij staat.
4.De hoofdzaak
5.De beslissing
woensdag 3 december 2014voor conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie, aan de zijde van Staalbankiers, waarna [eiser] nog zal kunnen dupliceren in reconventie;