In deze zaak vorderden eisers, woningzoekenden, van de Gemeente Amsterdam een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning. De Gemeente had eerder hun aanvraag voor een urgentieverklaring afgewezen. Eisers dienden een klacht in bij de Klachtencommissie Toewijzing Corporatiewoningen Amsterdam, die de klacht ongegrond verklaarde. Vervolgens vorderden eisers de Gemeente te veroordelen tot het afgeven van een urgentieverklaring, met een dwangsom als drukmiddel. De Gemeente voerde aan dat de kantonrechter niet bevoegd was om deze vordering te behandelen en vroeg om interne verwijzing naar de handelskamer. De kantonrechter oordeelde echter dat de vordering van eisers voldoende verband hield met een huurovereenkomst, waardoor de kantonrechter bevoegd was. De vordering van de Gemeente tot onbevoegdheid werd afgewezen. De kantonrechter veroordeelde de Gemeente in de kosten van het incident en verwees de hoofdzaak naar een rolzitting voor een conclusie van antwoord door de Gemeente. De uitspraak werd gedaan op 13 oktober 2014.