ECLI:NL:RBAMS:2014:6626

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2014
Publicatiedatum
10 oktober 2014
Zaaknummer
C-13-566485 - HA ZA 14-591
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijzing van een civiele zaak wegens zakelijke betrokkenheid van de rechtbank

In deze civiele procedure, aangespannen door IBT EUROPE B.V. tegen meerdere gedaagden, heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 september 2014 een vonnis gewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij zakelijke contacten heeft met een van de gedaagden, die cursussen heeft verzorgd voor de rechtbank. Gezien deze betrokkenheid acht de rechtbank het onwenselijk dat de zaak door haarzelf wordt behandeld. Dit is in lijn met artikel 46b van de Wet op de rechtelijke organisatie, dat bepaalt dat een rechtbank zich moet onthouden van behandeling van een zaak indien er sprake is van een belangenconflict.

De rechtbank heeft partijen verzocht om opgave te doen van eventuele soortgelijke zakelijke betrekkingen met andere rechtbanken, zodat kan worden bepaald welke rechtbank het minst bezwaarlijk is om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de zaak naar de rol van 1 oktober 2014 verwezen, zodat partijen gelijktijdig bij akte hun zakelijke contacten kunnen opgeven. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de rechtbank op een later moment zal terugkomen op de zaak, afhankelijk van de informatie die partijen verstrekken.

Dit vonnis benadrukt het belang van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht, en de noodzaak om belangenconflicten te vermijden in civiele procedures. De rechtbank heeft de betrokkenheid van haarzelf bij de zaak serieus genomen en heeft proactief gehandeld om de integriteit van de rechtsgang te waarborgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/566485 / HA ZA 14-591
Vonnis van 17 september 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IBT EUROPE B.V.,
gevestigd te Noorden,
eiseres,
advocaat mr. J. de Groot te Amstelveen,
tegen

1.[gedaagden],

wonende te [plaats]
en
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
2
VAN SOEST-KOEDAM CONSULTANCY B.V.,
3.
SANDVALLEY TRAINING B.V.,
4.
SANDVALLEY GROUP B.V.,
5.
SANDVALLEY CONSULT B.V.,
6.
HOLLAND OPLEIDINGEN GROEP B.V.,
7.
DPML ADVIESGROEP B.V.,
alle gevestigd te Zandhuizen,
gedaagden,
advocaat mr. A.P. Macro te Amsterdam.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis 20 augustus 2014, waarbij de rechtbank een meervoudige comparitie van partijen heeft bevolen.

2.De beoordeling

2.1.
Nadat de rechtbank voormeld tussenvonnis heeft gewezen is de rechtbank gebleken dat de rechtbank zakelijke contacten heeft met (een van) gedaagden, in die zin dat deze ten behoeve van de rechtbank cursussen heeft verzorgd welke (mede) zijn geënt op het in de litigieuze licentieovereenkomst geregelde onderwerp.
Naar het oordeel van de rechtbank is het in verband met deze betrokkenheid van de rechtbank bij (een van) partijen onwenselijk dat de zaak wordt behandeld door de rechtbank Amsterdam.
Dat betekent dat het gewenst is in de zin van artikel 46b van de Wet op de rechtelijke organisatie, dat de zaak door een ander rechtbank wordt behandeld.
De rechtbank is daarom voornemens de zaak in de stand waar in die zich bevindt te verwijzen naar een andere rechtbank.
2.2.
Niet is uit te sluiten dat ook andere rechtbanken met gedaagden en/of eiseres soortgelijke zakelijke betrekkingen hebben (gehad) die het onwenselijk maken dat die rechtbanken de zaak behandelen.
De rechtbank verzoekt daarom aan partijen opgave te doen van die rechtbanken waarmee zij dergelijke zakelijke betrekkingen hebben gehad, en zo mogelijk aan te geven wat die zakelijke betrekkingen inhielden en welke periode dat betrof, zodat de rechtbank kan beoordelen naar welke rechtbank verwijzing het minst bezwaarlijk is.

3.De beslissing

De rechtbank
- verwijst de zaak naar de rol van 1 oktober 2014 opdat partijen (gelijktijdig) bij akte opgave kunnen doen van de zakelijke contacten als bedoeld in rechtsoverweging 2.2,
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door G.H. Marcus en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2014. [1]

Voetnoten

1.type: