In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap KAV ConnectCar B.V. en het Gemeentelijk Autonoom Parkeerbedrijf Antwerpen, vertegenwoordigd door ACCS International B.V. De zaak betreft een parkeerretributie die is opgelegd aan ConnectCar voor het parkeren zonder geldig parkeerbewijs in Antwerpen op 1 augustus 2011. ConnectCar betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en voerde aan dat de zaak niet onder de Nederlandse jurisdictie valt, maar onder de rechtbanken van Antwerpen moet worden behandeld, zoals vermeld in het retributiereglement van de Stad Antwerpen.
De kantonrechter oordeelde dat de retributie moet worden beschouwd als een besluit van een overheidsorgaan, waartegen bezwaar en beroep mogelijk zijn. ConnectCar had echter niet onderbouwd dat er geen rechtsmiddelen voor haar openstonden. De rechter concludeerde dat er geen bezwaar was gemaakt tegen de retributie en dat de bezwaartermijn inmiddels was verstreken, waardoor de retributie formele rechtskracht heeft gekregen. Dit betekent dat de procedure enkel gericht was op het verkrijgen van een executoriale titel voor de retributie, wat de Nederlandse rechter bevoegd maakt volgens de EEX-verordening.
De vordering van ConnectCar om de kantonrechter zich onbevoegd te verklaren werd afgewezen. ConnectCar werd veroordeeld in de kosten van het incident, en de zaak werd verwezen naar de rolzitting voor repliek aan de zijde van eiseres. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in civiele zaken die voortvloeien uit buitenlandse retributies, mits aan de voorwaarden van de EEX-verordening wordt voldaan.