ECLI:NL:RBAMS:2014:6465

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2014
Publicatiedatum
3 oktober 2014
Zaaknummer
13-993030-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding wegens onvoldoende feitelijke omschrijving van valsheid in de tenlastelegging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 25 september 2014 uitspraak gedaan over de nietigheid van de dagvaarding in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het gebruik van valse documenten ter verkrijging van een hypothecaire geldlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet voldeed aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, omdat deze onvoldoende feitelijke omschrijving bevatte van de elementen waaruit de valsheid zou bestaan. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk gebruiken van een valse salarisspecificatie en een valse werkgeversverklaring, maar de rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet duidelijk maakte dat het om valse documenten ging. Dit gebrek in de tenlastelegging leidde tot de conclusie dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 11 september 2014 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, en de raadsman van de verdachte, mr. P.H.L.M. Souren, hun standpunten naar voren brachten. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding nietig verklaard diende te worden, omdat de tenlastelegging niet duidelijk maakte dat het om valse documenten ging. De rechtbank heeft na beraadslaging in raadkamer geconcludeerd dat het ontbreken van het woord 'valse' in de tenlastelegging niet automatisch leidde tot nietigheid, maar dat de feitelijke omschrijving van de valsheid ontbrak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank beslist dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Dit vonnis benadrukt het belang van een duidelijke en feitelijke omschrijving in de tenlastelegging, vooral in zaken die betrekking hebben op valsheid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/993030-14 (Promis)
Datum uitspraak: 25 september 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Pakistan) op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA-adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.H.L.M. Souren, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Hij,op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2009 tot en met 14 december 2009 in Amsterdam, althans in Nederland,tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk, een salarisspecificatie van oktober 2009, d.d. 31-10-2009(doc 07-02) en/of een werkgeversverklaring d.d.10-12-2009 (doc. 07.01), zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, heeft/hebben gebruikt en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben afgeleverd, als ware het/zij echt en onvervalst,
immers heeft /hebben verdachte en/of zijn mededader(s) deze valse en onjuiste werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie overlegd en/of verstrekt ter verkrijging van een hypothecaire geldlening.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft ter terechtzitting in de vorm van een preliminair verweer betoogd dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard, aangezien in de tenlastelegging ontbreekt dat het om een valse salarisspecificatie en een valse werkgeversverklaring zou gaan, en dat in de tenlastelegging niet nader staat omschreven waaruit die valsheid zou bestaan.
De rechtbank heeft na beraadslaging in raadkamer aanleiding gezien terug te komen op haar beslissing zoals gedaan ter terechtzitting. Het enkele ontbreken van het woord “valse” vóór de woorden “salarisspecificatie” en “werkgeversverklaring” in het eerste gedeelte van de tenlastelegging leidt echter niet tot nietigheid van de dagvaarding. Uit de verdere tekst van de tenlastelegging kan immers duidelijk worden opgemaakt dat de opsteller van de tenlastelegging heeft bedoeld dat sprake is van een valse salarisspecificatie en een valse werkgeversverklaring.
In de tenlastelegging ontbreekt echter wel enige feitelijke omschrijving van de elementen waaruit die valsheid zou bestaan. Het is bij een verdenking van overtreding van artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht gebruikelijk dat in de tenlastelegging de valsheid nader feitelijk wordt omschreven, aangezien deze term voornamelijk een kwalificatieve betekenis heeft. Gelet hierop en op de omstandigheid dat het blijkens het dossier in de onderhavige zaak gaat om een verdenking van intellectuele valsheid, bestaat des te meer aanleiding die nader feitelijk uit te werken. De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit onvoldoende feitelijk is omschreven. Derhalve voldoet de dagvaarding niet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en dient deze nietig te worden verklaard.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het ten laste gelegde nietig.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.H. van Voorst Vader, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en M.R.J. van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.D. Coumou, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2014.