ECLI:NL:RBAMS:2014:6465
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding wegens onvoldoende feitelijke omschrijving van valsheid in de tenlastelegging
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 25 september 2014 uitspraak gedaan over de nietigheid van de dagvaarding in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het gebruik van valse documenten ter verkrijging van een hypothecaire geldlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet voldeed aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, omdat deze onvoldoende feitelijke omschrijving bevatte van de elementen waaruit de valsheid zou bestaan. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk gebruiken van een valse salarisspecificatie en een valse werkgeversverklaring, maar de rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet duidelijk maakte dat het om valse documenten ging. Dit gebrek in de tenlastelegging leidde tot de conclusie dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 11 september 2014 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, en de raadsman van de verdachte, mr. P.H.L.M. Souren, hun standpunten naar voren brachten. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding nietig verklaard diende te worden, omdat de tenlastelegging niet duidelijk maakte dat het om valse documenten ging. De rechtbank heeft na beraadslaging in raadkamer geconcludeerd dat het ontbreken van het woord 'valse' in de tenlastelegging niet automatisch leidde tot nietigheid, maar dat de feitelijke omschrijving van de valsheid ontbrak.
Uiteindelijk heeft de rechtbank beslist dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Dit vonnis benadrukt het belang van een duidelijke en feitelijke omschrijving in de tenlastelegging, vooral in zaken die betrekking hebben op valsheid.