84.excl. Zakelijke dienstverlening
.95 en .97 (kantoren):
- vloeroppervlak < 150 m² 1
- vloeroppervlak >= 150 m² 2
84.95Beurzen, tentoonstellingsgebouwen 3
84.97Veilinggebouwen e.d. 3
3.6.De rechtbank overweegt dat de artikelen 1, aanhef en onder 13, 5, eerste lid, en 12, eerste lid, van de planregels, in onderlinge samenhang gelezen, in beginsel ruimte laten voor het door eiseres ingenomen standpunt dat in het plangebied op de gronden bestemd voor Industrie- en bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven (BbIII) zakelijke dienstverlening is toegestaan in zelfstandige kantoorruimte van minder dan 150 m² in categorie 1 en in zelfstandige kantoorruimte vanaf 150 m2 in categorie 2 van de lijst van bedrijfstypen, als weergegeven in overweging 3.5. Uit artikel 5, derde lid, van de planregels volgt echter dat op de genoemde gronden een bedrijf maximaal 30% van zijn brutovloeroppervlak voor kantoorruimten mag aanwenden. De rechtbank stelt aldus vast dat op grond van de letterlijke tekst de planregels op dit punt innerlijk tegenstrijdig zijn. In dat geval dient op grond van een redelijke uitleg van de planregels de bedoeling van de planwetgever te worden vastgesteld. De plantoelichting kan hieraan bijdragen.
3.7.Uit de plantoelichting, paragrafen 3.3 en 3.6, volgt dat het bestemmingsplangebied onderdeel is van het [naam] en onder meer is bestemd voor grootschalige bedrijfsactiviteiten als distributie, transport, de grafische sector, op- en overslag van aardolieproducten, bulkgoedbehandeling, visserij, offshore, elektriciteitsproductie, afvalstoffenverwerking, procesindustrie en chemische industrie, Schipholgebonden bedrijvigheid, en ‘high tech’-bedrijven. Het gebied is in de regio Amsterdam een van de weinige gebieden waar nog grootschalige en milieuvragende bedrijvigheid mogelijk is. De concentratie van genoemde bedrijfsactiviteiten betekent dat in dit gebied diverse vormen van milieubelasting kunnen voorkomen in de vorm van geluidsproductie en emissies van stoffen. Woonbebouwing, maar ook de aanwezigheid van kantoren kan een beperkende factor zijn bij vestiging van milieubelastende bedrijven. Op pagina 4041 van de plantoelichting staat dat, behalve de extensieve bedrijvigheid, zogenoemde kantoorachtige bedrijvigheid voorkomt in de deelgebieden BbII en BbIII als gevolg van het feit dat de grens tussen kantoren en bedrijven niet scherp valt te trekken. Dit geldt zeker voor logistieke functies, waarbij vergaande automatisering kantoorfaciliteiten in en nabij van oudsher traditionele bedrijfsterreinen noodzakelijk maakt. De Schipholgebonden bedrijvigheid is veelal logistiek van aard. Uit pagina’s 4035 en 4036 van de plantoelichting volgt dat het plangebied grotendeels een bereikbaarheidsprofiel C heeft en dat voor dergelijke locaties wordt uitgegaan van een aandeel kantoorruimte tot een maximum van 30% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, welke norm naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders (het college) voldoende waarborgen biedt dat de locatie zich niet ontwikkelt tot een kantorenlocatie die concurreert met de specifiek daartoe aangewezen gebieden elders. Grote bedrijven met bijvoorbeeld veel logistieke functies dienen binnen deze 30-procentsnorm voldoende kantoorruimte te kunnen realiseren om hun bedrijfsfuncties te kunnen uitoefenen. Een maximumkantooroppervlak naast een maximumpercentage is naar de mening van het college niet wenselijk en zou volkomen in tegenspraak zijn met de beoogde schaal van de bedrijfsvestigingen in het plangebied, waar juist vooral vestigingsmogelijkheden worden geboden voor grootschalige activiteiten met een uitgesproken mobiliteitsprofiel C, zoals distributie- en productiebedrijven. Uit pagina 4038 van de plantoelichting volgt dat na onderzoek is gebleken dat slechts één bedrijf in het bestemmingsplangebied is gevestigd met een hoger percentage kantoorgedeelte dan het standaard toegestane gedeelte van 30% van het brutovloeroppervlak en dat slechts één aanvraag is gedaan om medewerking te verlenen aan verruiming van het toegestane gedeelte kantoorvloeroppervlak van 30% naar 70%. Op grond hiervan is het college tot het oordeel gekomen dat het niet gewenst is om in zijn algemeenheid het toegestane deel voor kantoorvloeroppervlak van 30% naar 70% te verhogen, omdat met name het locatiebeleid zich daartegen verzet, welk beleid in de toekomst door alle mobiliteitsvraagstukken waarvoor gemeente, regio en rijk staan, alleen in belang zal toenemen, en omdat in de nabije omgeving van het plangebied andere gebieden zijn gelegen waar ruime mogelijkheden zijn voor kantoorachtige bedrijven en kantoren.
3.8.De rechtbank leidt uit hetgeen hiervoor in overweging 3.7 is weergegeven af dat de planwetgever heeft beoogd om in het plangebied op de gronden bestemd voor Industrie- en bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven (BbIII) als bedoeld in artikel 5 van de planregels per bedrijfsvestiging maximaal 30% van het brutovloeroppervlak als kantoorruimte toe te staan. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat de plantoelichting de conclusie rechtvaardigt dat op de genoemde gronden geen zelfstandige kantoorruimte is toegestaan. Dit betekent dat het gebruik van de het pand ten behoeve van een zelfstandige kantoorfunctie door [firma 1] met het bestemmingsplan in strijd is en dat in zoverre sprake is van een overtreding.
3.9.De rechtbank stelt vast dat last II uitsluitend aan eiseres, en niet aan [firma 1], is opgelegd. Uit hetgeen aan het primaire besluit en het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, komt naar voren dat verweerder eiseres als (feitelijk) gebruiker van het pand beschouwt. Verweerder heeft verder ter zitting bevestigd dat eiseres niet in haar hoedanigheid van eigenaar/verhuurder van het pand is aangeschreven maar als gebruiker. De rechtbank dient gelet daarop te beoordelen of eiseres als overtreder kan worden aangemerkt en of, zoals verweerder heeft gesteld, het gebruik van het pand door [firma 1] kan worden aangemerkt als gebruik door eiseres. De rechtbank overweegt daarbij dat het opleggen van een last onder dwangsom een voor de betrokkene belastend besluit is, waarbij het aan het handhavend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat het in beginsel aan verweerder is om aannemelijk te maken dat eiseres als overtreder kan worden aangemerkt.
3.10.Eiseres voert aan dat zij en [firma 1] afzonderlijke rechtspersonen zijn, met eigen bestuursleden. Hieraan doet niet af dat de bestuursleden van [firma 1] en 12 tot 14 van haar in totaal ongeveer 20 vrijwilligers, Hells Angels zijn. [firma 1] is bovendien opgericht in [maand] 2009, ruim voordat het pand door eiseres werd verworven. [firma 1] is ook geen projectgroep van eiseres, nu daarvoor volgens de statuten van eiseres is vereist dat een bestuurslid zoveel mogelijk deel uitmaakt van iedere projectgroep, hetgeen hier niet het geval is. Eiseres verhuurt het pand aan [bestuurslid 4], handelend onder de naam [firma 3], en aan [firma 1], omdat dit bedrijven zijn die activiteiten verrichten die aansluiten bij de doelstellingen van eiseres. [firma 1] is een stichting die zich met name bezighoudt met het jaarlijks organiseren van de [evenement]-conventie in de RAI. [firma 1] heeft hier nagenoeg een dagtaak aan. Het bestuur van [firma 1] wordt bij de organisatie geholpen door een vaste kern van de hiervoor vermelde, ongeveer 20, vrijwilligers. De bestuursleden van [firma 1] maken dagelijks gebruik van de kantoorruimte op de begane grond en van de kantoor/vergaderruimte en de bedrijfskantine op de eerste verdieping. Eiseres heeft in beroep een aantal op [firma 1] betrekking hebbende stukken overgelegd, waaronder een huurovereenkomst met eiseres, een jaarrekening over het jaar 2011, een belastingaanslag over 2011, een uittreksel uit het handelsregister, bankafschriften van eiseres waarop betalingen door [firma 1] zijn vermeld, een licentieovereenkomst met [evenement] Expo NL v.o.f. en een verklaring van laatstgenoemde onderneming.
3.11.Verweerder stelt zich op het standpunt dat [firma 1] moet worden aangemerkt als een projectgroep als bedoeld in de statuten van eiseres, waarvan de activiteiten aansluiten bij het statutaire doel van eiseres, omdat [firma 1] zich vooral bezighoudt met de jaarlijkse [evenement]-conventie in de RAI te Amsterdam en eiseres in 2013 een stand had op die conventie, onder andere bemand door een voormalige [functie] van eiseres, die als leerling-tatoeëerder werkt in een tattooshop van een sympathisant van eiseres. Verder is volgens verweerder geen sprake van door [firma 1] verrichte zakelijke dienstverlening, omdat het pand zuiver in de vorm van een niet-commercieel kantoor wordt gebruikt, geheel dan wel grotendeels ten behoeve van eiseres, alsmede als clubhuis. Niet is gebleken van diensten die aan de zakelijke sector worden verleend en evenmin is gebleken dat de geleverde diensten een bedrijfsmatig karakter hebben. De secretaris van [firma 1] heeft, in tegenstelling tot hetgeen in het bezwaarschrift is vermeld, tegenover de commissie verklaard dat hij vrijwilligerswerk verricht voor [firma 1] en daarnaast een baan heeft. Verweerder baseert zich verder op het feit dat bij de controles van 10 december 2012, 5 februari 2013 en 19 maart 2013 steeds personen in zogenaamde ‘Full Color’-jassen van de Hells Angels zijn aangetroffen, evenals een als bar ingerichte ruimte met attributen en memorabilia van de motorclub Hells Angels. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat uit de overgelegde licentie-overeenkomst evenmin kan worden opgemaakt dat sprake is van zakelijke dienstverlening.
3.12.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de activiteiten van [firma 1] integraal als activiteiten van eiseres moeten worden aangemerkt. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt dat [firma 1] zelfstandig aan het rechtsverkeer deelneemt. De rechtbank betrekt hierbij dat [firma 1] sinds 2009 als stichting in het handelsregister van de Kamer van Koophandel Amsterdam staat ingeschreven en haar statuten heeft gedeponeerd. Ook betrekt de rechtbank hierbij de door eiseres overgelegde, in overweging 3.10 genoemde, op [firma 1] betrekking hebbende stukken. Gelet hierop is er, anders dan verweerder stelt, geen grond voor het oordeel dat een reële (bedrijfs)activiteit door [firma 1] volledig ontbreekt.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruik door [firma 1] van het pand ten behoeve van een zelfstandige kantoorfunctie, dat zoals hiervoor is overwogen in strijd is met het bestemmingsplan, als gebruik door eiseres is aan te merken. Verweerder heeft eiseres dus ten onrechte als feitelijke overtreder aangemerkt en heeft last II ten onrechte aan eiseres (en haar bestuurders) opgelegd.
Ten aanzien van de last tot het staken van het gebruik van het pand voor het houden van bijeenkomsten en voor horeca-activiteiten (last I)
3.13.Last I heeft betrekking op (club)bijeenkomsten en horeca-activiteiten. Niet in geschil is dat bijeenkomsten in het pand hebben plaatsgevonden.
3.14.Voor zover verweerder in last I tot uitdrukking heeft gebracht dat gebruik van het pand voor het houden van bijeenkomsten in het kader van een zelfstandige kantoorfunctie moet worden gestaakt, is de rechtbank - onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 3.5 tot en met 3.8 is overwogen - van oordeel dat een dergelijk gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. De door eiseres gestelde uitoefening door [firma 1] van een zelfstandige kantoorfunctie in het pand is immers niet toegestaan, zodat een daarvan afgeleid gebruik voor het houden van bijeenkomsten evenmin is toegestaan. Geconstateerd moet echter worden dat last I, evenals last II, niet aan [firma 1] is opgelegd, maar uitsluitend aan eiseres. Uit hetgeen aan het primaire besluit en het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, komt naar voren dat verweerder eiseres als (feitelijk) gebruiker van het pand beschouwt. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat eiseres niet in haar hoedanigheid van eigenaar/verhuurder van het pand, maar in haar hoedanigheid van feitelijk gebruiker, is aangeschreven. Dit betekent dat moet worden beoordeeld of verweerder eiseres terecht als feitelijk overtreder heeft aangemerkt.
3.15.Niet in geschil is dat een gebruik van het pand voor horeca-activiteiten niet is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Eiseres betwist echter dat het gebruik door [firma 1] (mede) is aan te merken als horeca-activiteit. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven hoe dit gebruik moet worden gekwalificeerd, nu ook hier eerst de vraag moet worden beantwoord of het gestelde gebruik van het pand door [firma 1] kan worden aangemerkt als gebruik door eiseres.
3.16.Eiseres betwist het door verweerder ingenomen standpunt dat [firma 1] een schijnconstructie is, bedoeld om te verhullen dat eiseres het pand gebruikt voor clubbijeenkomsten en horeca-activiteiten. In het pand worden volgens eiseres uitsluitend activiteiten door [firma 1] uitgevoerd. [firma 1] vergadert wekelijks met haar bestuur, leveranciers en/of vrijwilligers, veelal op de dinsdagavond. Er wordt daarbij/daarnaast kosteloos een drankje genuttigd in de kantine. Volgens eiseres was bij de controles sprake van bestuursvergaderingen van [firma 1]. [firma 1] heeft, zoals hiervoor in overweging 3.10 vermeld, een vaste kern van ongeveer 20 vrijwilligers, van wie ongeveer 12 tot 14 personen Hells Angels zijn, de overigen niet. Deze vergaderingen van [firma 1] zijn geen clubbijeenkomsten van eiseres. Personen zonder binding met eiseres zouden ook niet zomaar worden toegelaten tot dergelijke clubbijeenkomsten. Dat tijdens de controles op 5 februari 2013 en 19 maart 2013 toegang tot (de bovenverdieping van) het pand is geweigerd, is eiseres niet aan te rekenen. Verweerder heeft hieraan niet de conclusie kunnen verbinden dat niet [firma 1], maar eiseres feitelijk gebruiker is van de bovenverdieping van het pand.
3.17.Verweerder stelt zich op het standpunt dat van een schijnconstructie sprake is, omdat eiseres het eigen gebruik voor clubbijeenkomsten van haar eigen organisatie en horeca-activiteiten tracht te verhullen door [firma 1] naar voren te schuiven als gebruiker van het pand. Verweerder wijst er daarbij op dat het in stand houden van een clubhuis een statutaire doelstelling is van eiseres, dat eiseres de uitkoopsom van het voormalige clubhuis heeft aangewend voor de aankoop van het pand, dat een deel van de eerste verdieping van het pand als barruimte is ingericht, dat de wanden van het kantoor en het trappenhuis naar de eerste verdieping van het pand zijn behangen met attributen van de motorclub Hells Angels en dat de wanden van de bar waren behangen met parafernalia van de Hells Angels, dat de vergaderingen van [firma 1] in de regel plaatsvinden op dinsdagavond, de vaste clubavond van eiseres, dat [firma] synoniem is voor de Hells Angels, dat een groot aantal stallingsplaatsen op de begane grond aan sympathisanten van eiseres is verhuurd en dat de bestuurders en een groot aantal van de vrijwilligers van [firma 1] Hells Angels zijn. De stelling van eiseres dat bij de controles sprake was van bestuursvergaderingen van [firma 1], is niet geloofwaardig en verklaart ook niet waarom de toegang tot de eerste verdieping van het pand werd geweigerd. De gevolgen van die weigeringen bij de controles op 5 februari 2013 en 19 maart 2013 komen voor risico van eiseres en [firma 1], aldus verweerder.
3.18.Ook ten aanzien van last I geldt dat sprake is van een belastend besluit en dat het in beginsel aan verweerder is om aannemelijk te maken dat sprake is van een overtreding door eiseres. Eiseres betwist niet dat bijeenkomsten worden gehouden in het pand, maar stelt dat dit bijeenkomsten zijn van [firma 1] en geen clubbijeenkomsten van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, mede gelet op hetgeen eiseres daar tegenover heeft gesteld, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het pand gebruikt wordt voor clubbijeenkomsten van eiseres. Uit de door verweerder genoemde omstandigheden kan niet zonder meer worden opgemaakt dat sprake is van clubbijeenkomsten van eiseres, mede in aanmerking genomen dat [firma 1] zelfstandig aan het rechtsverkeer deelneemt en verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat feitelijke activiteiten van [firma 1] materieel volledig ontbreken. De rechtbank betrekt bij haar oordeel verder dat de toezichthouders van verweerder en de politie feitelijk geen clubactiviteiten en/of horeca-activiteiten van eiseres in het pand hebben waargenomen. Dat toezichthouders en politie bij verschillende gelegenheden door [firma 3] en [firma 1] de toegang tot (de bovenverdieping van) het pand is geweigerd en dat verweerder daarin herhaaldelijk heeft berust, kan in dit geval niet voor rekening van eiseres worden gebracht. Dat [firma 3] en [firma 1] de facto onderdeel zijn van eiseres is immers niet aannemelijk geworden. Gelet op het bepaalde in artikel 5:27, eerste lid, in samenhang met artikel 5:32, eerste lid, van de Awb, hebben de toezichthouders, om een last onder dwangsom op te leggen, bovendien toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van hun taak, te weten het vergaren van de nodige kennis over de relevante feiten. Het had daarom, mede gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen, in dit geval op de weg van verweerder gelegen gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheden teneinde toegang te krijgen tot het pand.
3.19.Dit betekent dat ook last II ten onrechte aan eiseres (en haar bestuurders) is opgelegd. Het bestreden besluit kan reeds om die reden geen stand houden. Gelet hierop wordt niet meer toegekomen aan hetgeen eiseres voor het overige tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.