ECLI:NL:RBAMS:2014:6150

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2014
Publicatiedatum
22 september 2014
Zaaknummer
HA ZA 13-878
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling op basis van onverschuldigde betaling door rekeninghouder

In deze zaak vorderde [eiser], vertegenwoordigd door mr. E. Wytema, terugbetaling van een bedrag van € 75.000,00 op basis van onverschuldigde betaling. Dit bedrag was betaald vanaf een en/of-rekening door [naam 1] aan de besloten vennootschap Overweg Beheer B.V. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de betaling niet onverschuldigd was, omdat de betaling voortvloeide uit een overeenkomst van geldlening tussen [gedaagde] en Overweg. De rechtbank stelde vast dat beide rekeninghouders, [naam 1] en [gedaagde], gezamenlijk en afzonderlijk over de en/of-rekening konden beschikken. Hierdoor had [gedaagde] rechtmatig de betaling verricht, en kon [naam 1] geen beroep doen op onverschuldigde betaling. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Overweg, die op € 3.624,00 werden begroot.

In de tweede zaak vorderde [eiser] van [gedaagde] een bedrag van € 190.701,64, alsmede rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] de stellingen van [eiser] niet had betwist en dat de vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond waren. De rechtbank kende de vorderingen van [eiser] toe, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde [gedaagde] in de proceskosten, die op € 2.460,82 werden begroot. Beide vonnissen zijn uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Vonnis in gevoegde zaken van 20 augustus 2014
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/13/548128 / HA ZA 13-878 van
[naam eiser]
in hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam 1],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. E. Wytema te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OVERWEG BEHEER B.V.,
gevestigd te Ouderkerk aan de Amstel,
gedaagde,
advocaat mr. O. Surquin te Arnhem,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/13/548169 / HA ZA 13-881 van
[naam eiser]
in hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam 1],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. E. Wytema te Haarlem,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. E.L.M. Straatsma te Amsterdam, die zich heeft onttrokken.
Partijen zullen hierna [eiser], Overweg en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure in de zaak 13-878

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 oktober 2013 waarin een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 juli 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de zaak 13-881
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 april 2014 waarin is bepaald dat de zaak op de parkeerrol zal komen,
  • het ter gelegenheid van de comparitie in de zaak 13-878 gedane verzoek van mr. Wytema om in deze zaak vonnis te wijzen.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

in de zaken 13-878 en 13-881
3.1.
[naam 1] (hierna: [naam 1]) is op [datum] geboren en daarmee op dit moment 93 jaar oud. Zij is tot 29 augustus 2012 woonachtig geweest in de haar in eigendom toebehorende woning aan [adres] (hierna: de woning).
3.2.
In 2006 is [gedaagde], samen met zijn minderjarige dochter, bij [naam 1] ingetrokken.
3.3.
De bedrijfsactiviteiten van Overweg richten zich onder meer op de bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed. [naam 2] (hierna: [naam 2]) is de statutair bestuurder van Overweg.
3.4.
Overweg heeft zich bezig gehouden met de ontwikkeling van starterswoningen in een nieuwbouwproject in [plaats].
3.5.
Op 27 juli 2011 is tussen Overweg en [gedaagde] een overeenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst is door [naam 1] voor akkoord ondertekend. Voor zover voor de beslissing van belang is in deze overeenkomst het volgende opgenomen:
“De ondergetekenden: Overweg (…) hierna te noemen ‘Leningnemer’, en (…)
[gedaagde] (…) hierna te noemen ‘leningverstrekker’, (…) verklaren als volgt te zijn overeengekomen:
ARTIKEL 1
Leningverstrekker leent aan leningnemer een bedrag van EURO 150.000,00 EURO (…)
ARTIKEL 12
Deze lening is nadrukkelijk verbonden met het te ontwikkelen en te realiseren nieuwbouwproject van starterswoningen aan [adres]. Met deze lening heeft [gedaagde] recht op zo’n starterswoning. De lening geld dan als aankoopsom. (…) Mocht door wat voor omstandigheden dan ook de ontwikkeling geen doorgang vinden, dan zal Overweg Beheer BV het geleende bedrag (EURO 150.000,00) met rente van 3,5% terug dienen te betalen. Uiterlijk op 31 juli 2016.”
3.6.
[naam 1] en [gedaagde] hadden een gezamenlijke en/of rekening met rekeningnummer [(...)]. Van deze rekening zijn de volgende betalingen aan Overweg verricht:
- € 25.000,00 op 15 augustus 2011,
- € 25.000,00 op 16 augustus 2011 en
- € 25.000,00 op 31 augustus 2011.
3.7.
Daarnaast zijn drie betalingen van in totaal € 75.000,00 aan Overweg verricht vanaf een rekening van [gedaagde].
3.8.
Sinds 29 augustus 2012 verblijft [naam 1] in verband met dementie in een verzorgingstehuis. De eerste symptomen van de dementie zijn in 2008 geconstateerd.
3.9.
Bij beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank van 5 november 2012 is [eiser]. benoemd tot bewindvoerder over de goederen van [naam 1].

4.Het geschil

in de zaak 13-878

4.1.
[eiser] vordert samengevat - veroordeling van Overweg tot betaling van:
4.1.1. € 75.000,00
aan hoofdsom,
4.1.2. € 807,53
aan wettelijke rente berekend tot 8 augustus 2013,
4.1.3. € 1.845,25
aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.1.4.
de wettelijke rente over € 77.652,78 vanaf 9 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening,
4.1.5.
de proceskosten van [eiser].
4.2.
[eiser] stelt daartoe – kort gezegd – dat sprake is van een onverschuldigde betaling van [naam 1] aan Overweg.
4.3.
Overweg voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de zaak 13-881
4.5.
[eiser] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
4.5.1. € 190.701,64 aan hoofdsom,
4.5.2. € 2.053,31
aan rente berekend tot 8 augustus 2013,
4.5.3. € 3.245,24
aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.5.4.
de wettelijke rente over € 196.000,19 vanaf 9 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening,
4.5.5.
de proceskosten.
4.6.
[eiser] stelt hiertoe dat [gedaagde] in de periode van 11 juli 2011 tot en met 30 december 2011 in totaal een bedrag van € 150.646,64 heeft overgeboekt van de spaarrekening van [naam 1] naar de bankrekening van [gedaagde], zonder dat [naam 1] daartoe toestemming had gegeven. Daarnaast heeft [gedaagde] op 1 juli 2011 zonder toestemming van [naam 1] € 35.000,00 opgenomen van de bankrekening van [naam 1].
4.7.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in de zaak 13-878

5.1.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het bedrag van in totaal
€ 75.000,00 (zie 3.6) onverschuldigd door [naam 1] aan Overweg is betaald.
5.2.
Vast staat dat er tussen [gedaagde] en Overweg een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen en dat [gedaagde] op grond van die overeenkomst gehouden was om een bedrag van € 150.000,00 aan Overweg te lenen (zie 3.5). Teneinde aan deze overeenkomst te voldoen heeft [gedaagde] € 75.000,00 overgemaakt vanaf zijn eigen bankrekening en € 75.000,00 vanaf de en/of-rekening van [gedaagde] en [naam 1]. In de rechtsverhouding tussen [gedaagde] en Overweg bestond er derhalve een rechtsgrond voor de betaling van € 75.000,00 vanaf de en/of-rekening, te weten de overeenkomst van geldlening.
5.3.
Wanneer sprake is van een en/of-rekening, betekent dat dat als uitgangspunt heeft te gelden dat beide rekeninghouders – zowel gezamenlijk als afzonderlijk van elkaar – over het op de rekening aanwezige geld kunnen beschikken en gerechtigd zijn om betalingen vanaf deze rekening te verrichten. Daaruit vloeit voort dat op het moment dat één van beide rekeninghouders door middel van een betaling vanaf de en/of-rekening voldoet aan een alleen op hem rustende betalingsverplichting, de andere rekeninghouder, op wie die betalingsverplichting niet rustte, geen beroep op onverschuldigde betaling toekomt.
De herkomst van het zich op de en/of-rekening bevindende vermogen doet daarbij – in de verhouding tot derden – niet ter zake.
5.3.1.
De uitleg van het concept van de en/of-rekening zoals [eiser] die voorstaat, te weten dat alleen de rekeninghouder die het betreffende vermogen heeft ingebracht naar derden toe beschikkingsbevoegd is ten aanzien van dit vermogen, ondermijnt niet alleen de gedachte achter een en/of-rekening, maar zou bovendien resulteren in een in de praktijk onwerkbare situatie.
5.4.
Uit het bovenstaande volgt dat er geen sprake is van een onverschuldigde betaling van [naam 1] aan Overweg. De rechtsgrond voor de betaling vanaf de en/of-rekening is immers de overeenkomst van geldlening tussen [gedaagde] en Overweg. Dat betekent dat de vorderingen zullen worden afgewezen.
5.5.
Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd kan buiten beschouwing worden gelaten, nu dit de beslissing niet anders maakt.
5.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Overweg worden begroot op:
- griffierecht 1.836,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 3.624,00
in de zaak 13-881
5.7.
[gedaagde] heeft de stellingen van [eiser] niet betwist. De vorderingen van [eiser] komen de rechtbank voorts niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze voor toewijzing gereed liggen. Daarbij geldt nog wel het volgende.
5.8.
[eiser] vordert een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De rechtbank zal de vraag of de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn dan ook toetsen aan de hand van Rapport Voorwerk II.
5.8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gesteld en gebleken dat er in redelijkheid werkzaamheden ter verkrijging van voldoening buiten rechte zijn verricht. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar.
5.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser]. worden begroot op:
- dagvaarding € 92,82
- griffierecht € 1.474,00
- salaris advocaat
894,00(1,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 2.460,82

6.De beslissing

De rechtbank
in de zaak 13-878
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Overweg tot op heden begroot op € 3.624,00,
6.3.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de zaak 13-881
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser]. te betalen een bedrag van € 190.701,64 (honderdnegentigduizend zevenhonderdenéén euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 9 augustus 2013 tot de dag van volledige betaling,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser]. te betalen een bedrag van
€ 2.053,21 aan wettelijke rente berekend tot 8 augustus 2013 alsmede een bedrag van
€ 3.245,24 aan buitengerechtelijke incassokosten,
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser]. tot op heden begroot op € 2.460,82,
6.7.
verklaart dit vonnis in deze zaak uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2014.