ECLI:NL:RBAMS:2014:6023

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2014
Publicatiedatum
15 september 2014
Zaaknummer
C-13-546161 - HA RK 13-231
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de kosten van de deskundige in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 2 oktober 2014 een beschikking gegeven in het kader van artikel 205 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De procedure betreft de vaststelling van welk deel van het loon van de deskundige door de partijen dient te worden gedragen. De deskundige, benoemd op 16 januari 2014, heeft een voorlopig deskundigenbericht uitgebracht. De rechtbank heeft partijen gevraagd of er een bodemprocedure aanhangig is, maar dit bleek niet het geval te zijn.

De rechtbank oordeelt dat het loon van de deskundige, dat door de griffier ten laste van 's Rijks kas is gebracht, moet worden vastgesteld. Het totale bedrag van het loon bedraagt € 1.497,38. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S.L. Visser, stelt dat de vennootschap onder firma [naam vennootschap] het loon van de deskundige moet dragen, terwijl de advocaat van [naam vennootschap], mr. E. Bos-van den Berg, zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank overweegt dat artikel 205 lid 2 Rv niet duidelijk maakt wie de meest gerede partij is om in de kosten van het deskundigenbericht te worden veroordeeld. De rechtbank kan zich niet uitlaten over de mogelijke aansprakelijkheid, aangezien dit debat nog niet is gevoerd. Het deskundigenrapport biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling dat er sprake is van een beroepsfout aan de zijde van [naam vennootschap]. Daarom wordt verzoekster veroordeeld in de kosten van de deskundige.

De beschikking eindigt met de veroordeling van verzoekster tot betaling van het bedrag aan de griffier, met vermelding van de juiste gegevens voor de overmaking. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.W. van der Veen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/546161 / HA RK 13-231
Beschikking van 2 oktober 2014
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [plaats],
verzoekster,
advocaat mr. S.L. Visser te Amsterdam,
tegen

1.[verweerster],

wonende te [plaats],
2. de vennootschap onder firma
[naam vennootschap],
gevestigd te [plaats],
verweersters,
advocaat mr. E. Bos-van den Berg te Zwolle.
Verzoekster wordt hierna aangeduid met [verzoekster]. Verweerster met [verweerster] respectievelijk [naam vennootschap] en gezamenlijk met [naam vennootschap].

1.procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van 16 januari 2014, waarbij [naam 1] (hierna: de deskundige) tot deskundige is benoemd.
1.2.
De deskundige heeft een (voorlopig) deskundigenbericht uitgebracht.
1.3.
Bij brief van 1 juli 2014 heeft de griffier partijen verzocht de rechtbank mede te delen of tussen partijen inmiddels een geding aanhangig is, zodat de rechtbank indien nodig een beschikking kan geven als bedoeld in artikel 205 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Partijen hebben de rechtbank medegedeeld dat geen bodemprocedure aanhangig is.

2.De beoordeling

2.1.
Omdat het loon van de deskundige op grond van artikel 199 lid 3 Rv door de griffier ten laste van ’s Rijks kas is gebracht, dient op grond van artikel 205 lid 2 Rv te worden vastgesteld welk deel van het loon van de deskundige door elk van de partijen dient te worden gedragen. Het loon van de deskundige bedraagt € 1.497,38.
2.2.
In hun brieven van 11 juli 2014 ([verzoekster]) en 11 augustus 2014 ([naam vennootschap].) hebben partijen hun standpunten kenbaar gemaakt.
2.3.
Mr. Visser heeft zich namens [verzoekster] op het standpunt gesteld dat [naam vennootschap] het loon van de deskundige dient te dragen. [verzoekster] voert daartoe, kort gezegd, aan dat de inhoud van het deskundigenrapport laat zien dat aansprakelijkheid aan de orde is, dat er causaal verband bestaat tussen de eerste behandeling en het ontstaan van het huidletsel en dat geen sprake is van eigen schuld aan de zijde van [verzoekster].
2.4.
Volgens (de advocaat van) Pieter[naam vennootschap]heeft de deskundige, [naam 1], geen uitspraak gedaan en ook niet kunnen doen over eventuele aansprakelijkheid van [naam vennootschap] Wat betreft de kosten van de deskundige refereert mr. Van den Berg zich namens [naam vennootschap]aan het oordeel van de rechtbank.
2.5.
Artikel 205 lid 2 Rv beantwoordt niet de vraag wie de meest gerede partij is om in de kosten van een deskundigenbericht te worden veroordeeld en ook de parlementaire geschiedenis biedt hierover geen duidelijkheid. Tijdens de parlementaire behandeling heeft de minister wel aangegeven geen inbreuk te willen plegen op het beginsel dat de verliezende partij de kosten draagt, maar als geen bodemprocedure volgt of aansprakelijkheid buiten rechte wordt erkend, blijft onduidelijk wie de “verliezende partij” is. Het past de rechtbank in beginsel ook niet om zich, in het kader van de beslissing die op grond van artikel 205 lid 2 Rv over de kosten moet worden genomen, uit te laten over de mogelijke aansprakelijkheid, nu het debat daarover nog helemaal niet is gevoerd en partijen dat – kennelijk – ook (nog) niet ten overstaan van de rechter wensen te voeren. Het rapport van plastisch chirurg [naam 1] geeft evenwel geen of onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling dat sprake is van een beroepsfout aan de zijde van [naam vennootschap]. De rechtbank zal verzoekster daarom veroordelen in de kosten van de deskundige.
2.6.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [verzoekster] tot betaling van € 1.497,38 te voldoen aan de griffier door overmaking op [rekeningnummer] ten name van [naam 2], onder vermelding van "kosten deskundigen" en het zaak- en rekestnummer.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. van der Veen en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2014.