ECLI:NL:RBAMS:2014:6023
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van de kosten van de deskundige in civiele procedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 2 oktober 2014 een beschikking gegeven in het kader van artikel 205 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De procedure betreft de vaststelling van welk deel van het loon van de deskundige door de partijen dient te worden gedragen. De deskundige, benoemd op 16 januari 2014, heeft een voorlopig deskundigenbericht uitgebracht. De rechtbank heeft partijen gevraagd of er een bodemprocedure aanhangig is, maar dit bleek niet het geval te zijn.
De rechtbank oordeelt dat het loon van de deskundige, dat door de griffier ten laste van 's Rijks kas is gebracht, moet worden vastgesteld. Het totale bedrag van het loon bedraagt € 1.497,38. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S.L. Visser, stelt dat de vennootschap onder firma [naam vennootschap] het loon van de deskundige moet dragen, terwijl de advocaat van [naam vennootschap], mr. E. Bos-van den Berg, zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat artikel 205 lid 2 Rv niet duidelijk maakt wie de meest gerede partij is om in de kosten van het deskundigenbericht te worden veroordeeld. De rechtbank kan zich niet uitlaten over de mogelijke aansprakelijkheid, aangezien dit debat nog niet is gevoerd. Het deskundigenrapport biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling dat er sprake is van een beroepsfout aan de zijde van [naam vennootschap]. Daarom wordt verzoekster veroordeeld in de kosten van de deskundige.
De beschikking eindigt met de veroordeling van verzoekster tot betaling van het bedrag aan de griffier, met vermelding van de juiste gegevens voor de overmaking. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.W. van der Veen.