In deze zaak vorderde eiser, een taxiondernemer, betaling van een bedrag van € 40.666,73 van TIS Verzekeringen B.V. en andere gedaagden, op grond van onverschuldigde betaling. Eiser had zijn wagenpark verzekerd via TIS, die als assurantietussenpersoon fungeerde. Eiser stelde dat TIS stelselmatig meer premie in rekening had gebracht dan hij aan de verzekeraar HDI-Gerling verschuldigd was. De rechtbank oordeelde dat TIS niet had voldaan aan haar verplichting om haar verweer voldoende feitelijk te onderbouwen. De rechtbank ging ervan uit dat eiser onterecht een hoger bedrag had betaald aan TIS dan hij verschuldigd was. De rechtbank wees de vordering van eiser toe en veroordeelde TIS tot betaling van het onverschuldigd betaalde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vorderingen tegen de overige gedaagden werden afgewezen, omdat eiser onvoldoende onderbouwing had gegeven voor hun aansprakelijkheid. De proceskosten werden toegewezen aan eiser, waarbij TIS als grotendeels in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.