ECLI:NL:RBAMS:2014:5714

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2014
Publicatiedatum
5 september 2014
Zaaknummer
218.2014
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter-commissaris in strafzaken wegens vermeende partijdigheid en onvoldoende dossierkennis

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 31 juli 2014 uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een gedetineerde, die zich niet kon vinden in de beslissing van de rechter-commissaris mr. F.P. Geelhoed. De verzoeker stelde dat de rechter op de zitting niet goed geïnformeerd en ingelezen leek, wat volgens hem de schijn van partijdigheid wekte. Direct na de zitting heeft de raadsman van verzoeker de rechter gevraagd om zijn beslissing te heroverwegen en contact opgenomen met de plaatsvervangend coördinerend rechter-commissaris. Deze heeft de raadsman laten weten dat de rechter zijn e-mail had gezien en zou reageren, wat de verzoeker deed geloven dat er nog geen einduitspraak was gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris al een einduitspraak had gedaan op het bezwaarschrift van verzoeker, voordat het wrakingsverzoek werd ingediend. Dit betekende dat de rechter geen verdere taak of bevoegdheid meer had met betrekking tot de beslissing op het bezwaarschrift. De rechtbank verklaarde het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk, omdat het verzoek om heroverweging dat door de raadsman was ingediend, de reeds gegeven eindbeslissing niet veranderde. De rechtbank benadrukte dat de rechter-commissaris niet de zaaksrechter was en dus geen bemoeienis had met het verdere verloop van de zaak.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het verzoek aanstonds niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, en tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van de wet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beschikking op het bij brief met producties van 25 juli 2014 gedane en onder rekestnummer HA RK 218.2014 ingeschreven verzoek van:
[Naam]
wonende te Amsterdam,
thans gedetineerd in P.I. Amsterdam HvB Demersluis,
verzoeker,
raadsman: [Naam2],
welk verzoek strekt tot wraking van mr. F.P. Geelhoed, rechter-commissaris in strafzaken te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • Het wrakingsverzoek en de daarbij behorende bijlagen ingekomen bij de centrale balie op 25 juli 2014.
  • De aanvulling van het wrakingsverzoek per e-mail ontvangen op 25 juli 2014 om 12.47 uur.
  • De per e-mail ontvangen reactie van de rechter van 25 juli 2014 om 16.56 uur.
  • De e-mail van 25 juli 2014 om 16.47 uur van de waarnemend coördinerend rechter-commissaris in strafzaken, [naam3], gericht aan de secretaris van de wrakingskamer.
1.2
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
De rechter heeft in de ochtend van 25 juli 2014 het bezwaarschrift van verzoeker gebaseerd op artikel 30 lid 4 Sv gericht tegen de onthouding van bepaalde procestukken door de Officier van Justitie behandeld. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechter meegedeeld dat zijn beslissing was dat hij het bezwaarschrift ongegrond verklaarde en dat hij die beslissing vanwege tijdgebrek niet meteen op schrift zou stellen, maar alleen kortheidshalve zou meedelen.
2.3
Direct aansluitend op de mondelinge behandeling heeft de raadsman van verzoeker via een e-mail aan de rechter verzocht om zijn beslissing te heroverwegen en heeft hij de plaatsvervangend coördinerend rechter-commissaris gevraagd te bemiddelen in deze kwestie.
2.4
Vervolgens is het wrakingsverzoek ingediend.
2.5
Volgens verzoeker heeft de rechter de schijn van partijdigheid gewekt, omdat hij op de zitting niet goed geïnformeerd en ingelezen leek. Hij toonde onvoldoende dossierkennis en heeft zich tijdens de zitting volledig verlaten op de mededelingen van zijn secretaris. Daarom heeft de raadsman direct aansluitend op de zitting de rechter gevraagd zijn beslissing te heroverwogen en heeft hij contact opgenomen met de plaatsvervangend coördinerend rechter-commissaris. Zij heeft de raadsman meegedeeld hierover in gesprek te gaan met de rechter. Een half uur later heeft zij de raadsman laten weten dat de rechter diens e-mail had gezien en erop zou reageren. De raadsman heeft hieruit afgeleid dat de rechter zijn argumenten in diens heroverweging zou betrekken. Daarom is verzoeker van mening dat er nog geen einduitspraak is gedaan. Het stond de rechter vrij om terug te komen op zijn beslissing, te meer nu hij als rechter-commissaris ook ambtshalve na zijn beslissing bevoegd blijft de toevoeging van de verzochte stukken (of delen daarvan) te bevelen.
2.6
De rechter heeft in zijn reactie toegelicht hoe hij tot zijn beslissing is gekomen en welke afwegingen hij daarbij heeft gemaakt. Na de mededeling van de beslissing heeft de raadsman opgemerkt dat hij die beslissing voor een deel onbegrijpelijk vond en heeft hij vervolgens per e-mail aangedrongen op een heroverweging. Aan die heroverweging - wat daar overigens van zij - kon hij niet meer toekomen, omdat inmiddels het wrakingsverzoek was ingediend.
2.7
De rechtbank stelt vast dat op het bezwaarschrift tot het onthouden van stukken door de rechter-commissaris is beslist voordat het wrakingsverzoek is ingediend. Dat is een einduitspraak die tot gevolg heeft dat dat de rechter met betrekking tot de beslissing op het bezwaarschrift geen verdere taak en bevoegdheid meer heeft. Om deze reden zal verzoeker in zijn verzoek tot wraking dat ziet op deze bezwaarprocedure niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat verzoeker vervolgens een verzoek om heroverweging heeft ingediend waarop tot op heden nog niet is beslist maakt het voorgaande niet anders. Het verzoek tot heroverweging verandert het feit niet dat de reeds gegeven beslissing van de rechter-commissaris een eindbeslissing is De rechter-commissaris is ook niet de zaaks-rechter-commissaris, zodat hij ook met het verdere verloop van de zaak geen bemoeienis heeft.
2.8
Voor een mondelinge behandeling van het verzoek bestaat geen aanleiding. Het in artikel 515 Sv als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek aanstonds niet-ontvankelijk wordt verklaard. Er is dus ook geen aanleiding om, zoals verzoeker heeft verzocht, hem in de gelegenheid te stellen zijn verzoek nader te laten onderbouwen.
3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mrs. G.H. Marcus en H.M. Patijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 juli 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.