ECLI:NL:RBAMS:2014:5702

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2014
Publicatiedatum
5 september 2014
Zaaknummer
96.2014
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de politierechter in een strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2014 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verdachte in een strafzaak, geregistreerd onder parketnummer 13-210251-12. Het verzoek tot wraking was ingediend op 24 maart 2014 en was gericht tegen mr. H.P. Kijlstra, de politierechter die de zaak behandelde. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was, omdat zijn verzoek om aanhouding van de zaak was afgewezen en hij niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op deze beslissing. De verzoeker was van mening dat de rechter zich geen oordeel kon vormen over het beweerdelijk strafbaar handelen zonder de documentaire te hebben gezien, waarop hij had gereageerd op een internetforum. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter om de documentaire niet te bekijken en het onderzoek niet aan te houden, een procesbeslissing was. Volgens vaste jurisprudentie vormen procesbeslissingen van een rechter, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, geen grond voor het oordeel dat een rechter vooringenomen is. De rechtbank vond geen aanknopingspunten voor dergelijke uitzonderlijke omstandigheden en wees het wrakingsverzoek af. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De rechtbank besloot dat er geen grond was voor het oordeel dat de rechter vooringenomen was en dat de vrees van de verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De strafzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling publiekrecht

wrakingskamer

Beschikking op het op 24 maart 2014 gedane en onder rekestnummer HA RK 96-2014 ingeschreven verzoek van:
[Naam]
wonende te [Plaats],
verzoeker,
raadsman: [naam2], advocaat te Amsterdam-Zuidoost,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. H.P. Kijlstra, politierechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting op 24 maart 2014;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 13 mei 2014.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 mei 2014, alwaar verzoekers raadsman en de rechter zijn gehoord.

1.Gronden van de beslissing

Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
Verzoeker is verdachte in een strafzaak, geregistreerd onder parketnummer 13-210251-12. De rechter is de behandelend politierechter in die strafzaak. De rechter heeft de zaak op 24 maart 2014 ter terechtzitting behandeld.
Uit het hier relevante deel van het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 maart 2014 blijkt het navolgende:
“De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik verzoek de politierechter de zaak aan te houden. Allereerst wil ik melding maken van het feit dat ik deze zaak heb overgenomen van [naam3]. Dan wat betreft mijn verzoek. Mijn cliënt wordt ervan verdacht een opmerking te hebben geplaatst op een internetforum welke zou zijn aan te merken als smaad. De uitlatingen van cliënt zijn een reactie op een documentaire van PowNews over Smit, waarin onder andere te zien is dat Smit beledigende uitlatingen doet jegens premier Rutte en Jort Kelder. Tevens is te zien dat PowNews verhaal gaat halen bij Smit en hem confronteert met door hem in het verleden gepleegde strafbare feiten. Om een goed beeld te krijgen van de context waarin cliënt diens uitlatingen heeft gedaan, en zo ook de eventuele strafbaarheid van die uitlatingen, acht de verdediging het van belang de documentaire ter terechtzitting te bekijken. De behandeling van de zaak zal daartoe moeten worden aangehouden.
(…)
De politierechter stelt beide partijen voldoende gehoord te hebben en overweegt dat het op dit moment in het onderzoek niet noodzakelijk is de beelden te bekijken. De politierechter stelt dat partijen kunnen aangeven wat er in de documentaire is gezegd en op welke wijze verdachte daar op heeft gereageerd.
De politierechter wijst het verzoek om aanhouding van de verdediging af.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
Mag ik reageren?
De politierechter verklaart, zakelijk weergegeven:
De beslissing wat betreft het aanhoudingsverzoek is reeds genomen. Ik wil nu graag de zaak inhoudelijk met u bespreken. Dan kunt u alles naar voren brengen wat u van belang acht.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik wil reageren op wat er net gezegd is en dat mag niet. Dat vind ik vooringenomen. Ik heb mijn raadsman pas een uur geleden kunnen bellen en ik mag niet reageren en dus wraak ik u.
De politierechter verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik vind het erg jammer dat u mij geen gelegenheid biedt om u uit te leggen wat de procedure is en hoe ik het verder had gezien. U geeft mij geen tijd om u iets uit te leggen.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
Dat hoef ik ook allemaal niet te horen. U bent gewraakt.
(…)”
Daarop heeft de politierechter het onderzoek ter terechtzitting geschorst.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

2.1.
Aan het wrakingsverzoek wordt – kort weergegeven – ten grondslag gelegd dat uit de omstandigheid dat het aanhoudingsverzoek is afgewezen en verzoeker niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op de aanhoudingsbeslissing blijkt dat de rechter vooringenomen is jegens hem, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Ter zitting heeft de raadsman van verzoeker nog toegelicht dat de rechter zich geen oordeel kan vormen over het beweerdelijk strafbaar handelen zonder dat de rechter de documentaire heeft gezien, waarop verzoeker op een internetforum heeft gereageerd, welke reactie door aangever kennelijk als smaad is ervaren.

3.De reactie van de rechter

3.1.
In zijn reactie wijst de rechter er – kort weergegeven – op dat hij nadat de beslissing was genomen, zich tot verzoeker had gewend met de bedoeling verzoeker uit te leggen dat hij het bekijken vooralsnog niet nodig vond. Mocht gedurende de behandeling van de zaak toch blijken dat dit nodig zou zijn, dan zou de rechter zijn beslissing heroverwegen. De rechter wijst er voorts op dat hij verzoeker heeft kunnen uitleggen dat hij het bekijken van de documentaire op dat moment niet noodzakelijk vond, maar niet meer de gelegenheid kreeg om verzoeker duidelijk te maken dat hij die beslissing zou heroverwegen mocht de behandeling van de zaak daar aanleiding toe geven. Voor de gang van zaken verder verwijst de rechter naar het proces-verbaal van de terechtzitting.
3.2.
Het voorgaande brengt volgens de rechter mee dat er geen sprake is van (schijn van) vooringenomenheid en dat het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek afgewezen dient te worden.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering dient in een wrakingprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
4.2.
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn. De rechtbank zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.
4.3.
De beslissing van de rechter de documentaire vooralsnog niet te bekijken en het onderzoek ter terechtzitting daartoe niet aan te houden moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Naar vaste jurisprudentie vormen procesbeslissingen van een rechter – behoudens uitzonderlijke omstandigheden – in zijn algemeenheid geen grond voor het oordeel dat een rechter vooringenomen is jegens een procespartij. De rechtbank heeft in het onderhavige geval geen aanknopingspunten gevonden dergelijke uitzonderlijke omstandigheden aan te nemen. Dat wordt nog onderstreept door de omstandigheid dat de beslissing van de rechter de documentaire vooralsnog niet te bekijken geen integrale afwijzing van het verzoek betrof, maar – zoals de rechter toegelicht heeft – een beslissing op dat moment van de behandeling, die vatbaar is voor heroverweging mocht de behandeling van verzoekers zaak daartoe aanleiding geven.
4.4.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat voor het oordeel dat de rechter vooringenomen is, dan wel dat de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, geen grond is.
4.5.
Beslist wordt als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de strafzaak met parketnummer 13-210251-12 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingverzoek werd ingediend.
Aldus gegeven door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mr. G.H. Marcus en mr. R.H. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Looij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2014.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 515, vijfde lid, Sv geen voorziening open.