Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling publiekrecht
wrakingskamer
- het proces-verbaal van de terechtzitting op 24 maart 2014;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 13 mei 2014.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2014 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verdachte in een strafzaak, geregistreerd onder parketnummer 13-210251-12. Het verzoek tot wraking was ingediend op 24 maart 2014 en was gericht tegen mr. H.P. Kijlstra, de politierechter die de zaak behandelde. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was, omdat zijn verzoek om aanhouding van de zaak was afgewezen en hij niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op deze beslissing. De verzoeker was van mening dat de rechter zich geen oordeel kon vormen over het beweerdelijk strafbaar handelen zonder de documentaire te hebben gezien, waarop hij had gereageerd op een internetforum. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter om de documentaire niet te bekijken en het onderzoek niet aan te houden, een procesbeslissing was. Volgens vaste jurisprudentie vormen procesbeslissingen van een rechter, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, geen grond voor het oordeel dat een rechter vooringenomen is. De rechtbank vond geen aanknopingspunten voor dergelijke uitzonderlijke omstandigheden en wees het wrakingsverzoek af. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De rechtbank besloot dat er geen grond was voor het oordeel dat de rechter vooringenomen was en dat de vrees van de verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De strafzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek.