ECLI:NL:RBAMS:2014:5690

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
5 september 2014
Zaaknummer
95.2014
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter wegens gebrek aan objectieve gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 maart 2014 een verzoek tot wraking van kantonrechter mr. C. von Meyenfeldt afgewezen. Het verzoeker, die gedaagde was in een aanhangige procedure, stelde dat de rechter partijdig was, omdat hij eerder in een andere zaak was gewraakt door dezelfde verzoeker. De rechtbank oordeelde dat het verzoek geen concrete gronden bevatte waaruit vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor konden worden afgeleid. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De enkele stelling dat de rechter eerder was gewraakt, was op zichzelf onvoldoende om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen.

Daarnaast werd opgemerkt dat de vraag of de dagvaarding rechtsgeldig was uitgebracht, geen grond voor wraking opleverde en niet ter beoordeling aan de wrakingskamer was. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat er geen andere gronden waren aangevoerd. De mondelinge behandeling werd daarom achterwege gelaten. Bovendien oordeelde de rechtbank dat het verzoek tot wraking lichtvaardig was ingediend, zonder kenbare grondslag, wat werd aangemerkt als misbruik van recht. De rechtbank besloot dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter niet in behandeling zou worden genomen.

De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 april 2014, waarbij de rechtbank verzoeker niet ontvankelijk verklaarde in zijn verzoek tot wraking en bepaalde dat toekomstige verzoeken tot wraking tegen de rechter niet meer in behandeling zouden worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

wrakingskamer
Beschikking op het op 26 maart 2014 schriftelijk gedane en onder rekestnummer C/14/562284 HA RK 95.2014 ingeschreven verzoek van:
[naam],
wonende te [plaats],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. C. von Meyenfeldt, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
Verzoeker is gedaagde partij in een bij de rechtbank aanhangige en onder zaaknummer 2733028 CV EXPL 14-2885 geregistreerde zaak.
1.2
Op 20 februari 2014 heeft de rechter in deze zaak een instructievonnis gewezen waarbij de zaak voor het nemen van een conclusie van repliek aan de zijde van de eisende partij naar de rol is verwezen.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.2
Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.3
Uit de wet (36 en 37 Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
2.4
Het verzoek houdt voor zover van belang in:
” Kantonrechter Von Meyenfeldt is in een eerdere procedure tussen Eigen Haard en mij ook
gewraakt en hij heeft in de wraking berust. Thans zit deze rechter weer op een zaak in een
nieuw geschil tussen Eigen Haard en mij.
Ik heb de rechtbank laten weten dat de dagvaarding is uitgebracht door de onbevoegde persoon [naam2]; hij is noch deurwaarder noch kandidaat-deurwaarder. De dagvaarding is dus niet rechtsgeldig uitgebracht en er Is dus geen zaak waar de rechter zich over kan buigen. Ik heb op 4-02-2014 de rechtbank laten weten dat de dagvaarding niet rechtsgeldig is uitgebracht en dat ik daarom op 3-02-2014 niet op de rolzitting ben verschenen. Tot mijn grote verbazing beslist de rechter in zijn instructievonnis dat alles op tijd is binnengekomen. Dat zal dan wel zijn om zijn beschermelingetjes de helpende hand te bieden. Er is niet rechtsgeldig een dagvaarding uitgebracht. Kantonrechter Von Meyenfeldt probeert dit op onrechtmatige wijze te kanaliseren ten gunste van zijn troetelkindjes. Het bovenstaande in aanmerking nemende is de rechter partijdig, zoals hij dat ook was in de eerdere zaak en ik verzoek op bovenstaande argumenten het wrakingsverzoek te honoreren.”
2.5
Het verzoek bevat geen gronden waaruit vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, is/zijn af te leiden. Dat de rechter eerder zou zijn gewraakt en daarin zou hebben berust vormt, wat daar verder ook van zij, op zichzelf nog geen aanleiding te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter in de onderhavige zaak. Of de dagvaarding al dan niet rechtsgeldig is uitgebracht is geen grond voor wraking en niet ter beoordeling aan de wrakingskamer. Kennelijk moet de rechter nog op dit verweer van verzoeker beslissen. Bij gebreke van andere gronden is het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk. De mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.
2.6
Omdat door verzoeker het middel van wraking lichtvaardig, want zonder kenbare grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter belast met de behandeling van de zaak van klager niet in behandeling wordt genomen.
3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking,
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van de zaak van klager niet meer in behandeling zal worden genomen;
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort voorzitter, A.W.J. Ros en A.W.H. Vink, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.