In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 januari 2014 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en de voorlopige machtiging tot gesloten jeugdzorg van een minderjarige. De minderjarige vertoont ernstige gedragsproblemen, waaronder signalen van radicalisering en een mogelijk voornemen om naar Syrië te vertrekken om daar te strijden bij een jihadistische groepering. De minderjarige is op dat moment onvindbaar, wat de zorgen van de betrokken instanties vergroot. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden te handhaven en de voorlopige machtiging tot plaatsing in gesloten jeugdzorg te verlengen.
De kinderrechter heeft de procedure behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige en zijn moeder niet verschenen. De vader, bijgestaan door zijn raadsvrouw, heeft zijn zorgen geuit over de radicalisering van zijn zoon en de rol van Jeugdzorg. De Raad heeft gerapporteerd dat de minderjarige eerder onder toezicht is gesteld en dat er serieuze signalen zijn van radicalisering, waaronder zorgwekkend internetgedrag en contacten met bekende radicalen. De Raad heeft geconcludeerd dat de minderjarige in een onveilige omgeving verkeert en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om hem te beschermen.
De kinderrechter heeft overwogen dat de minderjarige zodanig opgroeit dat zijn geestelijke en zedelijke belangen ernstig worden bedreigd. De ouders hebben zich uitgesproken tegen de ondertoezichtstelling, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat gedwongen hulpverlening noodzakelijk is. De voorlopige machtiging tot opname in gesloten jeugdzorg is met twee weken verlengd, terwijl het verzoek om een definitieve machtiging is afgewezen, omdat er geen instemmingsverklaring was overgelegd. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.