Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 februari 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 6 juni 2014.
2.De feiten
- Een eerste bankhypotheek in hoofdsom groot fl. 4.000.000,- op de onroerende zaken: [adres] en een perceel bouwterrein gelegen op het transportcentrum [plaats] (…);
- Stille verpanding van de rechten uit de verhuurovereenkomsten van cliënt betreffende de hierboven genoemde te bouwen opstallen te [plaats];
- Verpanding en crediteursbegunstiging van de rechten uit twee gemengde verzekeringen, waarvan de uitkeringen uitkomen op minimaal fl. 2.000.000,- en met welke uitkeringen deze kredietverstrekking wordt afgelost.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ten aanzien van de primaire vordering
- griffierecht ½ x € 589,- = € 294,50
- salaris advocaat 2 punten x tarief € 452,- : 2 = € 452,-
“ Via [bedrijf 2] te [plaats] werden wij in kontakt gebracht met [naam eiser]”.Daarnaast vermeldt het als productie 2 bij conclusie van antwoord overgelegde fiatformulier [naam 4] als tussenpersoon en is de offerte voor het verzochte krediet verstuurd aan [naam 4]. Tevens heeft [naam 4] ter zake van elk van de twee kredietovereenkomsten een afsluitprovisie ontvangen. Tenslotte heeft WUB in dat verband gewezen op de brief van 11 december 1997 van [naam 4] aan NNFD waarin [naam 4] kennelijk namens [eiser] verzoekt de uitbetalingen uit het bouwdepot aan te vullen. Bij gebrek aan wetenschap omtrent hetgeen door NNLM en/of de tussenpersoon [naam 4] aan [eiser] aan gegevens is verstrekt en/of mededelingen zijn gedaan, betwist WUB dat door of namens NNFD toezeggingen zijn gedaan over de hoogte van de uiteindelijke opbrengst van de beleggingsverzekeringen. NNFD heeft ook geen offerte uitgebracht voor de beleggingsverzekeringen. Omdat NNFD niet optrad als adviseur rustte op haar ook geen waarschuwingsplicht voor de risico’s en de kosten die mogelijk verbonden waren aan de door [eiser] gekozen verzekeringen. In de bedrijfshypotheek heeft NNFD als nadere voorwaarde gesteld dat de uitkeringen zouden uitkomen op minimaal fl. 2.000.000,-. Tegen de achtergrond dat NNFD slechts de voorwaarden voor de kredietverstrekking hoefde te noemen, mag de bepaling over het sluiten van de beleggingsverzekeringen en de verpanding daarvan niet worden opgevat als een mededeling of garantie over de hoogte van de uitkering, aldus steeds WUB.
5.De beslissing
20 augustus 2014, voor uitlating aan de zijde van [eiser] of hij van de gelegenheid tot bewijslevering door getuigen gebruik zal maken en zo ja, met vermelding van het aantal getuigen en met een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen in de eerstvolgende vier maanden, waarna een dag voor getuigenverhoor zal worden bepaald;