Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
going concernzou hebben goedgekeurd, als gevolg waarvan de waarde van het aandeel [de tussenkomende partij] lager zou zijn geweest dan de koers waartegen het aandeel destijds op de beurs daadwerkelijk werd verhandeld.
- de zich in voornoemd controledossier bevindende cashflowoverzichten;
- het in het rapport van [gedaagde] van 16 oktober 2012 genoemde schrijven van mevrouw [A] (…)”
going concernparagraaf in de jaarrekening 2011. Het tekstvoorstel van [gedaagde] zoals dat luidde op 6 april 2012 is op die datum ook per e-mail aan [A] gezonden.
3.De (voorwaardelijke) vorderingen
- i) de in artikel 16 Besluit toezicht accountantsorganisaties (Bta) bedoelde standaarden zoals opgesteld door [gedaagde] en geldend tijdens de her-controle over de jaarrekening van [de tussenkomende partij] over 2011;
- ii) de in artikel 20 Bta bedoelde uitkomst van de kwaliteitsbeoordeling(en) inzake de her-controle van de jaarrekening van [de tussenkomende partij] over 2011; en
- iii) de “checklists” ingevuld/afgewerkt door de “OKB partner” bij gelegenheid van de her-controle van de jaarrekening van [de tussenkomende partij] over 2011.
4.De standpunten van partijen
alleinformatie over de wettelijke controle. Onder deze bescheiden vallen volgens [eisers] in ieder geval de brief van 11 oktober 2013 waarbij [gedaagde] bij zowel het bestuur als de raad van commissarissen van [de tussenkomende partij] heeft aangekondigd dat zij nader onderzoek zou gaan doen naar onder meer de vraag of, kort gezegd, de omstandigheid dat [eiser 2] het Shipbuilding Contract pas in 2012 zou hebben ondertekend, van invloed kan zijn op het bestaan van een investeringsverplichting inzake de [5e schip] per 31 december 2011. [eisers] kennen de inhoud van deze brief niet, maar dat die bestaat, is [eisers] gebleken in een tuchtprocedure tegen [accountant].