Bijdrage van de werknemer in de pensioenregeling.
De werknemers dragen bij in de kosten van de pensioenregeling in de verhouding van 1/3 voor alle werknemers en 2/3 voor de werkgever. De bijdrage van een werknemer is gemaximeerd op 6 2/3% van de voor hem geldende pensioengrondslag.
Voor de werknemers die op 31 augustus 2004 al deelnemer aan het pensioenfonds waren en sindsdien onafgebroken deelnemer zijn geweest, is een overgangsregeling getroffen. Voor de werknemers die op 31 augustus 2004 een tijdelijk dienstverband hadden, geldt de overgangsregeling tot de einddatum van dat tijdelijke dienstverband.
De bijdrage in de pensioenpremie van de werknemers die niet onder de overgangsregeling vallen wordt berekend volgens onderstaande criteria:
a. Jaarlijks wordt de totale pensioenlast (1) voor de pensioenregeling door het pensioenfonds vastgesteld. Bij de bepaling van de totale pensioenlast wordt de eenmalige bijdrage van de werkgever voor de overgang naar de nieuwe regeling (zoals omschreven in paragraaf 6.2) gedurende 10 jaar voor 1/10e deel meegenomen (voor het laatst in 2015).
b. Deze totale pensioenlast wordt uitgedrukt in een percentage van de som van de voor dat jaar geldende pensioengrondslagen van alle actieve deelnemers in het pensioenfonds.
c. De werknemersbijdrage bedraagt 1/3 van het bij lid b van dit artikel berekende percentage, met een maximum van 6 2/3% van de pensioengrondslag van de werknemer.
(1)Onder de totale pensioenlast wordt verstaan de kostendekkende premie die de werkgever op grond van de overeenkomst van de werkgever met het pensioenfonds verschuldigd is om de pensioenregeling door het pensioenfonds af te dekken.
De bijdrage in de pensioenpremie van de werknemers die wel onder de overgangsregeling vallen wordt als volgt berekend:
A.Hoofdregel
Indien de totale pensioenlast 20% of minder is dan de som van de pensioengrondslagen wordt geen werknemersbijdrage ingehouden.
Indien de totale pensioenlast meer dan 20% is van de som van de pensioengrondslagen, bedraagt de bijdrage van de werknemers 50% van het meerdere met een maximum van 6 2/3% van de som van de pensioengrondslagen.
B. Ingroeimodel
Het streven van CAO-partijen is om de totale eigen bijdrage van de werknemers die sinds 31.08.2004 onafgebroken deelnemen aan de pensioenregeling niet meer dan 50% van de som van de collectieve salarisverhogingen vanaf 1 juni 2004 te laten bedragen, met een maximum van 6 2/3% van de pensioengrondslag.
Omdat de eigen bijdrage wordt bepaald over de pensioengrondslag wordt dit streven als volgt vormgegeven.
a Jaarlijks wordt in december de verhouding tussen de totale som van de pensioengevende inkomens en
de pensioengrondslagen op basis van de dan bij het pensioenfonds bekende gegevens vastgesteld en gebruikt voor de berekening van de eigenbijdrage in het volgende jaar. De verhouding bedraagt voor 2005 1,42 en voor 2006 1,37.
b Vervolgens wordt 50% van het percentage van de algemene loonronde na 1-06-2004 vermenigvuldigd met het voor dat jaar volgens lid a vastgestelde verhoudingsgetal. Deze uitkomsten worden bij elkaar opgeteld en geldt dan tot de volgende algemene loonronde.
c De eigen bijdrage wordt verkregen door het onder b berekende percentage te vermenigvuldigen met de pensioengrondslag.
Op basis van lid a, b en c is het eigen bijdrage percentage
van 1-02-2005 tot 1-01-2006: 50%*1,35%*1,42=0,96% van de pensioengrondslag
van 1-01-2006 tot 1-02-2006: 50%*1,35%*1,37=0,92% van de pensioengrondslag
van 1-02-2006 tot 1-02-2007: 50%*1,5* 1,37+0,92% =1,95% van de pensioengrondslag