Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
Film 1, 20/03/2010 09.33 - 09.48 uur
Rapporteur verteld aan betrokkene dat hij heeft gezien dat betrokkene goederen heeft meegegeven aan klanten cq bekenden van haar en vraagt haar waarom zij dat doet (…)
EUR 100,00 van de bankrekening van [gedaagde] af te schrijven tot het totale bedrag van EUR 115.000,00 is voldaan.
A([gedaagde], rechtbank)
: (…) Begin januari begon ik weer volledig met werken. Zo rond de 16 januari 2010. Dit is elke zaterdag en dan 1 of 2 dagen in de week. Al na gelang het personeels aanbod.
): Je gezegd dat je de volgende dag gelijk hebt gebeld met de Hema. Wat is er toen besproken?
V: Is er nog iets dat je zelf wilt toevoegen?
EUR 129.559,22 bedraagt, dat zij uiterlijk 26 juni 2013 een acceptabel regelingsvoorstel van [gedaagde] tegemoet willen zien en dat indien niet uiterlijk
26 juni 2013 een acceptabel regelingsvoorstel is ontvangen, aan Hema zal worden geadviseerd tot het nemen van rechtsmaatregelen over te gaan. Tot een dergelijke betalingsregeling is het tussen partijen niet gekomen.
3.Het geschil
a. EUR 114.458,91, dan wel tot betaling van een op grond van artikel 6:97 van het
4.De beoordeling
21 juni 2010 en buitengerechtelijke incassokosten, aldus Hema.
EUR 115.000,00 of meer bedraagt. Overzichten met daarop de vermelding van de door [gedaagde] verduisterde goederen en de specifieke waarde daarvan, alsmede een cijfermatige onderbouwing van het voormelde schadebedrag zijn door Hema niet overgelegd. Daarnaast zijn door Hema afgezien van de op 20 maart 2010 gemaakte filmopnames, ook geen andere concrete data genoemd waarop door haar is geconstateerd dat er goederen door [gedaagde] zijn verduisterd. Ter comparitie is in dat verband van de zijde van Hema opgemerkt dat vóór 13 maart 2010, de datum waarop een collega van [gedaagde] een vermoeden van diefstal door [gedaagde] aan Hema meldde, bij Hema ook niet bekend was dat er door [gedaagde] goederen waren verduisterd. Daaruit begrijpt de rechtbank dat Hema voorafgaande aan het gesprek op 1 april 2010 geen enkele indicatie had van de hoogte van de door haar geleden schade en dat het, bij gebreke van een nadere onderbouwing thans, ook nu voor Hema niet goed of zelfs onmogelijk is om de daadwerkelijk als gevolg van het handelen van [gedaagde] geleden schade vast te kunnen stellen, althans om de schade tot het gestelde bedrag van EUR 115.000,00 op basis van eigen uitgangspunten en gegevens ook concreet te kunnen onderbouwen. De rechtbank concludeert daaruit dat aan het in de schuldbekentenis aan de hand van de schatting door Hema opgenomen schadebedrag, zoals ook door [gedaagde] aangevoerd, een voldoende reële basis ontbreekt. Hema had moeten begrijpen dat [gedaagde] in die situatie niet met het schadebedrag van EUR 115.000,00 zou hebben ingestemd, wanneer zij de tijd had gekregen zich te beraden en advies in te winnen. Onder deze omstandigheden had Hema niet onmiddellijk nadat [gedaagde] haar misdrijven had bekend, ertoe mogen overgaan [gedaagde] te bewegen de schuldbekentenis ook met betrekking tot de door Hema geleden schade te ondertekenen.
= EUR 4.621,65. Dit bedrag moet worden geacht de schade te zijn die Hema heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde]. Hema heeft haar schade voor een bedrag van EUR 541,09 reeds verrekend met niet aan [gedaagde] uitgekeerd loon, zodat [gedaagde] in verband met de door Hema geleden schade als gevolg van de verduistering, zal worden veroordeeld om nog EUR 4.080,56
(= EUR 4.621,65 – EUR 541,09) aan Hema te voldoen.
768,00(2,0 punt × tarief EUR 384,00)