2.2.In de akte van huwelijkse voorwaarden zijn partijen onder meer het volgende
overeengekomen:
Artikel 1 Uitsluiting
De echtgenoten sluiten elke gemeenschap van goederen uit.
Artikel 4 Vergoedingsrechten
Een echtgenoot heeft een vergoedingsrecht jegens de andere echtgenoot, indien een bedrag of waarde ten behoeve van die andere echtgenoot aan zijn vermogen is onttrokken. De vergoeding is gelijk aan het bedrag of de waarde ten tijde van de onttrekking en is direct opeisbaar, tenzij redelijkheid en billijkheid zich tegen die opeisbaarheid verzetten.
Artikel 6 Inkomen
1. Inkomen in deze huwelijkse voorwaarden is het gezamenlijk bedrag per jaar van:
a. winst uit onderneming in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001, hierna te noemen: de Wet, zoals aangegeven in lid 3, met dien verstande dat hieronder niet wordt begrepen:
o de voordelen die genoten worden uit hoofde van een schuldvordering als bedoeld in artikel 3.3. lid 1 sub b van de Wet;
o winst die is behaald met het geheel of gedeeltelijk staken van een onderneming;
b. loon in de zin van de Wet, waaronder tevens dient te worden begrepen:
o hetgeen ter vervanging van gedurende het huwelijk gederfd of te derven loon wordt genoten;
o pensioenuitkeringen;
c. het resultaat uit een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3.94 van de Wet, met dien verstande dat het resultaat behaald bij het staken van een werkzaamheid en het resultaat van werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 3.91 en 3.92 van de Wet daaronder niet zijn begrepen;
d. periodieke uitkeringen en verstrekkingen alsmede termijn van lijfrenten, voor zover deze als vervanging van – of aanvulling op – inkomsten kunnen worden beschouwd.
Dit gezamenlijk bedrag wordt verminderd met de daarover verschuldigde belasting en met de premieheffing volksverzekeringen en met de kosten die redelijkerwijs moeten worden gemaakt voor de verwerving van het inkomen. De in mindering te brengen belasting wordt berekening naar het gemiddelde tarief dat over het gehele belastbare inkomen uit werk en woning is verschuldigd. Premies en koopsommen voor een oudedagsvoorziening en pensioenpremies komen slechts in mindering op het inkomen indien en voor zover de echtgenoten zijn overeengekomen deze voorzieningen en pensioenrechten te verrekenen dan wel te verevenen.
(….)
Artikel 7 Kosten van de huishouding
1. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden door de echtgenoten gedragen naar evenredigheid van ieders inkomen. Zijn de inkomens onvoldoende, dan worden de kosten gedragen naar evenredigheid van ieders vermogen. Een en ander geldt niet voor zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
2. Onder de kosten van de huishouding zijn begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de tot het gezin behorende kinderen, premies voor de gebruikelijke verzekeringen, de kosten van gezamenlijke vakanties, de huurprijs van de echtelijke woning en rente van geldleningen die verband houden met de aanschaf en/of verbetering van de echtelijke woning en de vakantiewoning. Tevens behoren daartoe de kosten van aanschaf van de inboedel en van de voor het gezin bestemde auto’s.
Indien aan de in de vorige volzin bedoelde kosten, waaronder begrepen de kosten van een geldlening die in verband met de aanschaf en/of verbetering zijn aangegaan, door beide echtgenoten is bijgedragen, komt de eigendom daarvan aan ieder van hen voor de helft toe.
3. Indien de echtgenoten in onderling overleg niet samenwonen, worden de gezamenlijke kosten van de afzonderlijke huishoudens, waaronder begrepen de kosten die verband houden met de huisvesting van de echtgenoten, gedragen op de wijze als in lid 1 is bepaald.
4. De echtgenoot die in een kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan hij op grond van het bepaalde in dit artikel zou moeten dragen, kan dit meerdere van de andere echtgenoot terugvorderen, mits hij die vordering instelt binnen zes maanden na de ontbinding van het huwelijk (…).
5. Indien de vordering overeenkomstig lid 4 is ingesteld, moet deze direct worden voldaan, tenzij redelijkheid en billijkheid zich daartegen verzetten.
Artikel 9 Verrekening bij het einde van het huwelijk
1.a. (…)
1.b. Indien het huwelijk wordt ontbonden door echtscheiding (…) heeft ieder der echtgenoten het recht om te vorderen dat er tussen de echtgenoten wordt afgerekend alsof de echtgenoten in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd.
2. Binnen acht maanden na de ontbinding van het huwelijk wordt het vermogen van ieder van de echtgenoten beschreven.
3. Onder het vermogen van een echtgenoot wordt verstaan het saldo van zijn bezittingen en schulden. (…)
4. De beschrijving van de vermogens van de echtgenoten en de waardering van de daartoe behorende bezittingen en schulden geschiedt (…) ingeval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed, op de datum waarop het verzoekschrift is ingediend. De waardering van de goederen en schulden vindt plaats in onderling overleg en bij gebreke daarvan door een of meer deskundigen, te benoemen door de kantonrechter genoemd in artikel 679 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5. De verrekening vindt plaats doordat de ene partij aan de andere partij een zodanig bedrag uitkeert dat na de uitkering ieders vermogen gelijk is aan de helft van de gezamenlijke vermogens van de echtgenoten.
6. De uitkering vindt plaats in geld binnen een jaar na de ontbinding van het huwelijk, tenzij partijen anders overeenkomen of de eisen van redelijkheid en billijkheid anders meebrengen.
(…)
8. In de verrekening worden niet betrokken:
a. de goederen die ten huwelijk zijn aangebracht;
b. de goederen die door de echtgenoten krachtens erfrecht of schenking zijn of zullen worden verkregen alsmede de op die verkrijgingen drukkende schulden en de wegens die verkrijgingsrechten geheven belastingen (…).