In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam diende, ging het om een beroep op vernietiging van een borgtocht. De eiseres, Merin Concern B.V., had een borgtocht geëist van de oorspronkelijk gedaagde, die zich had borg gesteld voor betalingsverplichtingen van een buitenlandse vennootschap. De gedaagde stelde dat de borgtocht vernietigd was omdat zijn echtgenote geen toestemming had gegeven voor het aangaan van de borgtocht, zoals vereist onder het toepasselijke recht. De rechtbank oordeelde dat het Spaanse recht van toepassing was, gezien de woonplaats van de echtgenote, en dat dit recht geen toestemming van de echtgenoot vereiste voor het aangaan van een borgtocht. De rechtbank concludeerde dat het beroep op vernietiging faalde, en bekrachtigde het eerdere verstekvonnis waarin de gedaagde was veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag. De rechtbank veroordeelde de gedaagde ook in de kosten van de verzetprocedure.