ECLI:NL:RBAMS:2014:4883

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
13-654310-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging wegens gebrek aan bewijs van nauwe en bewuste samenwerking

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte vrijgesproken van openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 december 2011 te Amsterdam, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het plegen van geweld in vereniging met anderen tegen twee slachtoffers. Tijdens de zitting op 18 juni 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M. Modder, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.F. Ronday, gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de genoemde datum een gewelddadig voorval heeft plaatsgevonden tussen twee groepen, waarbij zowel [persoon 1] als [persoon 2] letsel hebben opgelopen. Echter, om te kunnen spreken van openlijke geweldpleging is vereist dat de verdachte het geweld tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. De getuigenverklaringen gaven aan dat de verdachte en zijn medeverdachten niet aanwezig waren op het moment dat het geweld door medeverdachte [medeverdachte 1] begon. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten op het moment van de geweldshandelingen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan openlijke geweldpleging. Aangezien de tenlastelegging van mishandeling niet was ingediend, kwam de rechtbank niet toe aan de beoordeling van die mogelijke aanklacht. De benadeelde partij [persoon 2] werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat het handelen van de verdachte niet onder het ten laste gelegde feit viel. De rechtbank besloot uiteindelijk de verdachte vrij te spreken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654310-12
Datum uitspraak: 2 juli 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[gba-adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2014.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Modder, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.F. Ronday, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 december 2011 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Weteringschans en/of Kleine Gartmanplantsoen, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon 1] en/of [persoon 2], welk geweld bestond uit
- het eenmaal of meermalen schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan tegen het gezicht en/of hoofd en/of de keel en/of hals en/of een of meer be(e)n(en), althans tegen het lichaam van voornoemde [persoon 2] en/of
- het eenmaal of meermalen stompen en/of slaan tegen het gezicht en/of hoofd, althans tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1],
waarbij hij, verdachte,
- eenmaal of meermalen tegen het gezicht en/of hoofd en/of de keel en/of hals en/of een of meer be(e)n(en), althans tegen het lichaam van voornoemde [persoon 2] heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of
- eenmaal of meermalen tegen het gezicht en/of hoofd, althans tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1] heeft gestompt en/of geslagen,
en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel voor voornoemde [persoon 2] ten gevolge heeft gehad, te weten een snijwond van 3 cm op de rechterwang en/of een of meer losse voortand(en) en/of een of meer bloeduitstorting(en) rondom het oog en op het voorhoofd en/of een of meer zwelling(en) op/rondom de lippen, terwijl voornoemde [persoon 2] ook bewusteloos is geweest en/of welk door hem gepleegd geweld (tevens) enig lichamelijk letsel voor voornoemde [persoon 1] ten gevolge heeft gehad, te weten een wond op het hoofd en/of een bult aan de linkerzijde van het hoofd en/of een of meer bloeduitstorting(en).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk geworden dat er op 24 december 2011 een incident heeft plaatsgevonden tussen twee groepen, waarbij door personen uit beide groepen geweldshandelingen zijn verricht. Daarbij is eveneens aannemelijk geworden dat [persoon 1] (verder: [persoon 1]) en [persoon 2] als gevolg van dit incident letsel hebben opgelopen.
Voor een bewezenverklaring van openlijk geweld is vereist dat wordt vastgesteld dat verdachte het geweld tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. Uit de verschillende getuigenverklaringen komt naar voren dat het incident is begonnen met een woordenwisseling tussen medeverdachte [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1]) en [persoon 1], waarop het geweld een aanvang nam. Vast staat dat verdachte en [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2]) op dat moment niet bij [medeverdachte 1] waren. Daarmee is op het moment dat [medeverdachte 1] mogelijk geweldshandelingen heeft verricht geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en verdachte. Die samenwerking kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin worden afgeleid uit de omstandigheid dat verdachte op een later moment eveneens bij het incident betrokken is geraakt. Daarvoor is het van belang dat niet is gebleken dat [medeverdachte 1] op dat moment nog een actieve of ondersteunende bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Evenmin is gebleken dat er contact en/of overleg is geweest tussen verdachte en [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] of dat [medeverdachte 1] verdachte heeft gevraagd hem te helpen bij het gevecht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken. De rechtbank komt vervolgens niet toe aan de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een vorm van mishandeling, nu dit niet is ten laste gelegd.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij

Nu het handelen van verdachte niet onder het bereik van het ten laste gelegde feit valt en daarom aan verdachte – zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [persoon 2] in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en E.J. Verster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2014.
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat te tekenen.