ECLI:NL:RBAMS:2014:4883
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak openlijke geweldpleging wegens gebrek aan bewijs van nauwe en bewuste samenwerking
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte vrijgesproken van openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 december 2011 te Amsterdam, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het plegen van geweld in vereniging met anderen tegen twee slachtoffers. Tijdens de zitting op 18 juni 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M. Modder, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.F. Ronday, gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de genoemde datum een gewelddadig voorval heeft plaatsgevonden tussen twee groepen, waarbij zowel [persoon 1] als [persoon 2] letsel hebben opgelopen. Echter, om te kunnen spreken van openlijke geweldpleging is vereist dat de verdachte het geweld tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. De getuigenverklaringen gaven aan dat de verdachte en zijn medeverdachten niet aanwezig waren op het moment dat het geweld door medeverdachte [medeverdachte 1] begon. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten op het moment van de geweldshandelingen.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan openlijke geweldpleging. Aangezien de tenlastelegging van mishandeling niet was ingediend, kwam de rechtbank niet toe aan de beoordeling van die mogelijke aanklacht. De benadeelde partij [persoon 2] werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat het handelen van de verdachte niet onder het ten laste gelegde feit viel. De rechtbank besloot uiteindelijk de verdachte vrij te spreken van alle beschuldigingen.