4.3.Het oordeel van de rechtbank
Afkomstig uit enig misdrijf
Uit de gehanteerde bewijsmiddelen blijkt dat op 31 januari 2009 de ex-man van verdachte, medeverdachte [medeverdachte], met [naam 1] – Manager Director Spyker – een leenovereenkomst is aangegaan, waarbij is afgesproken dat [medeverdachte] aan [naam 1] een geldlening van 1 miljoen euro zou verstrekken. Als onderpand voor deze lening zou [naam 1] in totaal 400.000 aandelen Spyker aan [medeverdachte] geven. Hiervan zijn op 19 februari 2009 en 5 maart 2009 in totaal 160.000 aandelen overgeboekt naar het depotnummer van [medeverdachte]. In de periode van 19 maart 2009 tot en met 6 april 2009 heeft [medeverdachte] deze aandelen verkocht. Hierdoor heeft [medeverdachte] zich de aandelen wederrechtelijk toegeëigend. Immers, [medeverdachte] was vanwege het pandrecht niet bevoegd de aandelen te verkopen. [medeverdachte] heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan verduistering van 160.000 aandelen Spyker.
De verkoop van de aandelen Spyker heeft in totaal € 362.123,78 opgeleverd. Dit geldbedrag is tussen 23 maart 2009 en 8 april 2009 overgeboekt naar Rabobankrekening [rekeningnummer]. De rekeninghouders van deze Rabobankrekening waren verdachte en [medeverdachte].
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat de ten laste gelegde geldbedragen, geheel of gedeeltelijk, afkomstig zijn uit de verduistering van 160.000 aandelen Spyker door [medeverdachte].
Inkomsten en uitgaven
Uit de stukken in het dossier blijkt dat verdachte en [medeverdachte] over de jaren 2007 tot en met 2009 een gezamenlijke inkomen hadden van gemiddeld € 50.000 per jaar. In de periode van september 2008 tot en met februari 2009 bedroegen de totale inkomsten van verdachte en [medeverdachte] gemiddeld € 4.226,19 per maand, de gemiddelde maandlasten bedroegen € 2.116,35. De totale uitgaven bedroegen gemiddeld – inclusief de maandlasten – € 4.659,99 per maand.
In de periode van maart 2009 tot en met december 2009 bedroegen de inkomsten gemiddeld
€ 3.030,41 per maand, de gemiddelde maandlasten bedroegen € 1.625,46. Op 1 maart 2008, voordat [medeverdachte] de aandelen Spyker verkocht, bedroeg het tegoed van verdachte en [medeverdachte] ongeveer € 16.616.
Ten aanzien van de ten laste gelegde geldbedragen blijkt uit het dossier het volgende:
Op 27 maart 2009 is een geldbedrag van € 12.250 betaald/gepind bij Auto Arena B.V. te Venlo ten behoeve van de aanschaf van een nieuwe auto;
Op 30 maart 2009 is een hypothecaire lening van verdachte en [medeverdachte] afgelost door een betaling van € 24.166,54;
Op 6 april 2009 is een geldbedrag van in totaal € 1.956,11 betaald ten behoeve van een Apple computer INTL;
Op 4 mei 2009 is € 10.000 overgeboekt naar [naam 2], betreft spoedoverboeking reisverrekening;
Op 18 augustus 2009 is een geldbedrag van € 2.443,50 overgeboekt naar Arke/Tui Nederland N.V.;
In de periode mei 2009 tot en met augustus 2009 is in totaal € 63.265,80 betaald voor de verbouwing en inrichting van de woning van verdachte en [medeverdachte];
In de periode van 3 december 2009 tot en met 17 februari 2010 is tijdens de vakantie van verdachte en [medeverdachte] in totaal € 5.075 betaald met een creditcard in het buitenland.
Uit het voorgaande overzicht blijkt dat verdachte en [medeverdachte] in een periode van tien maanden ongeveer € 121.396 hebben uitgegeven.
Voornoemde feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Wetenschap
Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen (zie ook: Hof Amsterdam, 11 januari 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481). Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij wist wat het jaarlijkse inkomen was van haar ex-man [medeverdachte]. Verdachte en [medeverdachte] hadden een gezamenlijke rekening bij de Rabobank, verdachte beschikte dan ook over een bankpas van deze rekening. Op deze bankrekening werd onder meer het salaris van verdachte gestort. Verdachte ontving rekeningafschriften, maar heeft hierop zelden tot nooit gekeken omdat zij niet de behoefte had om te kijken of alle afschrijvingen klopten. Zij vertrouwde erop dat het goed zat. [medeverdachte] zou immers tegen verdachte hebben gezegd dat zij zich geen zorgen hoefde te maken omdat er geld genoeg was. Verdachte was niet bekend met de in het jaar 2009 gedane uitgaven en heeft niet gemerkt dat de ten laste gelegde uitgaven zijn gedaan.
Verdachte heeft verder ter terechtzitting verklaard dat, toen [medeverdachte] in het jaar 2008 met prepensioen ging, hij het beheer van de financiën heeft overgenomen. De keren dat verdachte aan [medeverdachte] vroeg hoe bepaalde zaken werden bekostigd, kreeg zij zelden tot nooit antwoord van [medeverdachte]. Verdachte vermeed daarom al jaren de confrontatie met [medeverdachte], aangezien zij geen ruzie met hem wilde hebben.
Ten aanzien van de ten laste gelegde geldbedragen heeft verdachte ter terechtzitting het volgende verklaard:
Verdachte is met [medeverdachte] naar Auto Arena B.V. te Venlo gegaan om daar een nieuwe auto te kopen. Verdachte heeft de auto uitgezocht. De twee auto’s die verdachte en [medeverdachte] reeds in hun bezit hadden, hebben zij ingeruild. Verdachte weet niet wat voor de nieuwe auto is betaald;
Verdachte wist niet dat een hypothecaire lening van verdachte en [medeverdachte] was afgelost door een betaling van € 24.166,54;
Verdachte heeft de Apple computer niet gekocht. De computer stond ineens in huis. Verdachte was in de veronderstelling dat de computer was aangeschaft ten behoeve van het bedrijf [Naam bedrijf]. Verdachte heeft de computer nog steeds in haar bezit;
In het jaar 2000 stond een grote reis gepland. Door omstandigheden is deze reis niet doorgegaan. Uiteindelijk heeft deze reis in het jaar 2009 plaatsgevonden. Verdachte en [medeverdachte] hebben voor deze reis gespaard. Verdachte wist niet wat de totale kosten voor deze reis bedroegen. Het geldbedrag heeft [medeverdachte] overgemaakt naar [naam 2];
Verdachte wist niet dat een bedrag naar Arke/Tui is overgemaakt;
[medeverdachte] heeft verdachte verteld dat bij het afsluiten van de hypotheek een geldbedrag was gereserveerd voor de verbouwing van het huis. Verdachte wist niet hoe hoog dit bedrag was en ook niet wat de verbouwing heeft gekost. Verdachte heeft wel de nieuwe keuken uitgezocht. Zij weet niet wat deze keuken heeft gekost;
Verdachte heeft nooit de beschikking gehad over een creditcard. Zij wist niet dat [medeverdachte] over een creditcard beschikte en in het buitenland met deze creditcard heeft betaald.
De rechtbank is ten aanzien van de aflossing van de hypothecaire lening, zoals genoemd onder punt 2, van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte hiervan op de hoogte was. Wetenschap bij verdachte van de criminele herkomst van dit uitgegeven geldbedrag is dan ook niet aannemelijk, zodat zij hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de uitgave in verband met de reis, zoals weergegeven onder punt 4, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte, gezien het feit dat voorafgaand aan de betaling van de vakantie het tegoed op de gezamenlijke spaarrekening van verdachte en [medeverdachte] ongeveer € 10.000 bedroeg, niet onaannemelijk is. Verdachte zal ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
De verklaring van verdachte dat de verbouwing van het huis, zoals weergegeven onder punt 6, is gefinancierd uit een bouwdepot acht de rechtbank onvoldoende concreet om te kunnen verifiëren. Deze verklaring is immers op geen enkele wijze nader door verdachte onderbouwd, bijvoorbeeld met onderliggende documenten, terwijl dit redelijkerwijs niet bezwaarlijk kan worden geacht en dus wel op de weg van verdachte had gelegen. Ook overigens bieden de dossierstukken hiervoor geen ondersteuning.
Ten aanzien van de overige uitgaven heeft de verdachte geen alternatieve verklaring omtrent de herkomst van dat geld gegeven. Wel heeft zij verklaard dat zij geen wetenschap had van deze door haar toenmalige echtgenoot verrichte uitgaven. Hieruit zou dan volgens de verdediging voortvloeien dat zij evenmin wetenschap kon hebben van de criminele herkomst daarvan. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte hoogst onwaarschijnlijk. Het volgende is hiervoor redengevend.
Gegeven de aard van de uitgaven, de tijdspanne daarvan en de omstandigheden waaronder, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte zich heeft gerealiseerd, dan wel had moeten realiseren dat het uitgavenpatroon van haar en [medeverdachte] in voornoemde periode enorm was gewijzigd en dat er veel meer geld werd uitgegeven dan dat er aan legale inkomsten binnenkwam en er aan spaargeld beschikbaar was.
Allereerst neemt de rechtbank in overweging het tamelijk ongewone en kostbare karakter van de uitgaven, waarvan zij blijkens haar verklaring telkens het resultaat heeft kunnen aanschouwen: zij heeft de nieuwe auto zelf uitgekozen, zij heeft de Apple computer zien staan in huis en een nieuwe keuken heeft zij zelf uitgekozen. Ook de verdere verbouwing van het huis heeft onder haar ogen plaatsgevonden. Verder heeft zij deelgenomen aan de reis. Met betrekking tot deze moet zij redelijkerwijs geacht worden te hebben geweten welke kosten aan deze reis (reis- en verblijfskosten) verbonden waren.. Dat deze laatste kosten met de creditcard zijn betaald door haar echtgenoot en zij volgens haar verklaring van die creditcard geen weet van had, doet daar niet aan af.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte moet hebben geweten dat dit uitgavenpatroon (aanschaf auto, reis- en verblijfskosten in het buitenland, aanschaf computer, verbouwingskosten) niet kon worden voldaan uit de legale bronnen waarover het echtpaar beschikte. Dit volgt uit het ongebruikelijke en kostbare karakter daarvan, maar bovendien ook uit het feit dat deze uitgaven werden verricht in een korte tijdspanne en neerkwamen op circa zes keer het normale uitgavenpatroon in een vergelijkbare periode. Dit klemt temeer nu, de verklaring van verdachte omtrent de onder punt 4 genoemde reisuitgave volgend, het spaargeld op 4 mei 2009 opgesoupeerd was. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat verdachte volgens haar eigen verklaring heel zuinig van aard is. Dat verdachte misschien niet altijd bekend was met de exact uitgegeven geldbedragen, laat dit onverlet. Dat [medeverdachte] vanaf 2008 de financiën onder zijn beheer had genomen en de positie van verdachte, gelet op de houding van [medeverdachte], lastig was, doet hieraan evenmin af. Het is in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet goed denkbaar dat verdachte genoegen heeft genomen met de nietszeggende antwoorden van [medeverdachte] zonder zich nader te vergewissen van hun financiële situatie door bijvoorbeeld de rekeningafschriften te bekijken.
Ook indien de verklaring van verdachte, dat zij om haar moverende redenen geen enkel nader onderzoek heeft verricht, wordt gevolgd, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank door daar onder de gegeven omstandigheden vanaf te zien terwijl de situatie haar daar wel toe noopte, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij zich schuldig maakte aan onderhavig feit.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de uitgegeven geldbedragen, zoals hiervoor vermeld, geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig waren. Er kan aldus worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen zoals hierna in rubriek 5. nader is weergegeven.