2.De voorzieningenrechter merkt de volgende feiten, die door partijen niet zijn betwist. als vaststaand aan.
2.1.De omgevingsvergunning heeft betrekking op de activiteiten het bouwen van een bouwwerk en het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling. Vergunningshoudster beoogt uitbreiding en vernieuwing van de Tobiasschool omdat het pand is verouderd. Het verkeert in slechte staat, biedt te weinig ruimte aan de leerlingenpopulatie en beschikt niet over de voor het onderwijs noodzakelijk voorzieningen. De Tobiasschool maakt deel uit van een bouwblok, dat voor het overige uit woningen bestaat. Dit woonblok is omgeven door [adres 3], de [adres 2] en de[adres 4].
2.2.Verzoekers [naam 4],[naam 5] en [naam 6] wonen in het pand aan de[adres 5], respectievelijk op de begane grond, 1‑hoog en 2-hoog. Deze woningen grenzen, bezien vanuit de binnenruimte van het bouwblok, aan de [kant] van de Tobiasschool. Verzoekers[naam 1] en[naam 2] wonen op het adres[adres 1], respectievelijk op de begane grond en 1 hoog. Deze woningen grenzen, bezien vanuit de binnenruimte, aan de[kant 1] van de Tobiasschool. De woningen van de overige verzoekers bevinden zich elders in het woonblok.
2.3.De binnenruimte van het bouwblok bestaat uit een schoolplein dat grenst aan het hoofdgebouw van de Tobiasschool, waarop tot voor kort een aanbouw van de Tobiasschool, bestaande uit onder meer een gymzaal, was gesitueerd. Deze aanbouw is onlangs gesloopt. Het schoolplein is omzoomd door tuinen die behoren bij de woningen van het bouwblok.
2.4.Vergunninghoudster beoogt het hoofdgebouw te vergroten. De achtergevel verschuift daarmee circa 5 meter in de richting van de binnenruimte. De achtergevel, die aanvankelijk terugweek ten opzichte van de woningen op nummers[huisnummers], zal na realisering van het bouwplan circa 2 meter ten opzichte van die woningen uitsteken en circa 11 meter hoog zijn. De beoogde aanbouw zal bestaan uit onder meer een ontmoetingsruimte en een gymzaal. De contouren van de intussen gesloopte voormalige aanbouw zullen worden overschreden. De te bouwen gymzaal ter plaatse van de voormalige gymzaal zal met ongeveer 17 meter worden verbreed van 28 meter naar 45 meter. Het grondoppervlak van de Tobiasschool wordt vergroot van 807 m² naar 1.253 m². De nokhoogte van de voormalige gymzaal was 7,7 meter. De nokhoogte van de beoogde gymzaal zal 10.35 meter bedragen. De twee aan weerszijden van de voormalige aanbouw gelegen schoolpleinen blijven behouden, zij het met een verminderd oppervlak.
2.5.Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Hoofddorpplein en Schinkelbuurt” (het bestemmingsplan). Het beoogde project bevindt zich op gronden met deels de bestemming “Maatschappelijk” (M) en deels de bestemming “Verkeer”(V)”.
3.1.De Adviescommissie Bezwaarschriften (commissie) heeft op 16 april 2014 verweerder geadviseerd het primaire besluit te heroverwegen ten aanzien van het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling met inachtneming van het advies. Dit advies houdt, zakelijk weergegeven, in dat het toestaan van de door vergunningshoudster beoogde uitbreiding van de Tobiasschool in de binnenruimte strijdig is met het door verweerder gevoerde beleid zoals neergelegd in de Beleidsnota ‘Omgevingsvergunning A2’ van 28 juni 2011 (beleidsnota). Volgens de commissie zijn onvoldoende bijzondere omstandigheden aanwezig die afwijking van de beleidsregels rechtvaardigen. De commissie verwijst in dat verband naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met betrekking tot artikel 4:84 van de Awb.
3.2.Verweerder heeft in afwijking van dat advies het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard. Volgens verweerder voorziet het door hem gevoerde beleid in een mogelijkheid tot uitzondering op de in dat beleid geformuleerde hoofdregel dat in het hele stadsdeel voor het bouwen en gebruiken van op de grond staande aan-, uitbouwen en bijgebouwen (bijbehorende bouwwerken), geen ‘omgevingsvergunning A2’ wordt verleend wanneer deze in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Op grond van dit beleid wordt in zeer uitzonderlijke gevallen meegewerkt aan afwijkingen van het geldende bestemmingsplan ten behoeve van bebouwing in de binnentuinen van (geheel of gedeeltelijk) gesloten bouwblokken en overige gebieden. In dit geval doet zich een zeer uitzonderlijk geval voor. Verzoekers worden door het verlenen van de omgevingsvergunning niet onevenredig in hun belangen geschaad, aldus verweerder.
3.3.De gronden van verzoekers richten zich uitsluitend tegen het verlenen van de omgevingsvergunning voor de:
- overschrijding van het in op de plankaart aangegeven bouwvlak;
- overschrijding van de ter plaatse maximaal toegestane bouwhoogte.
3.4.Verzoekers stellen zich, in navolging van de commissie, op het standpunt dat verweerder geen omgevingsvergunning heeft mogen verlenen voor de uitbreiding van de Tobiasschool in de binnenruimte van het bouwblok omdat dit in strijd is met het door verweerder gevoerde beleid dat is neergelegd in de beleidsnota. Zij betogen dat zij door het toestaan van de uitbreiding onevenredig in hun belangen worden getroffen. Verweerder heeft daarom ten onrechte met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 4, eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
4.1.Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, voor zover van belang, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
4.2.Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo, voor zover van belang, kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
4.3.Ingevolge artikel 4, aanhef en onder 1, sub 1, van bijlage II bij het Bor, voor zover van belang, komt voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking een bijbehorend bouwwerk.
4.4.Ingevolge artikel 6.1 van de planvoorschriften zijn de gronden, op de plankaart bestemd voor “Maatschappelijk” (M) aangewezen voor:
a. maatschappelijke voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening:
b. (….);
c. bijbehorende pleinen, openbare ruimte, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
(…).
4.5.Ingevolge artikel 6.2.1 van de planvoorschriften mag op en onder de in 6.1 genoemde gronden uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de daar genoemde bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.
Ingevolge artikel 6.2.2 van het bestemmingsplan gelden voor het bouwen van bouwwerken de volgende bepalingen:
a. (…)
b. gebouwen:
maximale bouwhoogte: zoals op de plankaart staat aangegeven;
maximale goothoogte: zoals op de plankaart staat aangegeven.
4.6.De Beleidsnota ‘Omgevingsvergunning A2’ van 28 juni 2011, waarin verweerder beleidsregels heeft geformuleerd voor de toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a van Wabo, houdt, voor zover hier van belang, het volgende in: