ECLI:NL:RBAMS:2014:4646

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
30 juli 2014
Zaaknummer
HA ZA 14-100
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in geschil tussen Nederlandse verzekerde en Poolse verzekeringnemer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een Nederlandse verzekerde en een Poolse verzekeringnemer, waarbij ook een Nederlandse tussenpersoon en een Poolse verzekeraar betrokken zijn. De rechtbank heeft op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in een incident dat volgde op een vordering van de Poolse verzekeringnemer, die stelde dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren op basis van een forumkeuzebeding in de verzekeringsvoorwaarden. De rechtbank overweegt dat het forumkeuzebeding niet opgaat, omdat de procedure in Polen niet gericht is op een bindende uitspraak, maar op het bereiken van een minnelijke regeling. Dit betekent dat de keuze voor een procedure in Polen niet automatisch leidt tot een definitieve keuze voor de exclusieve bevoegdheid van de Poolse rechter.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een voldoende nauwe band bestaat tussen de vorderingen van de Nederlandse verzekerde en de Poolse verzekeringnemer, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vordering van de Poolse verzekeringnemer niet opgaat, omdat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de vraag of de Poolse verzekeringnemer daadwerkelijk een verzekerde is in de zin van de toepasselijke Europese regelgeving (EEX-Vo).

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vordering van de Poolse verzekeringnemer niet kan worden toegewezen en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil. De rechtbank heeft het verzoek van de Poolse verzekeringnemer om hoger beroep open te stellen toegewezen, en de kosten van het incident zijn voor rekening van de Poolse verzekeringnemer. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 16 juli 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/558180 / HA ZA 14-100
Vonnis in incident van 16 juli 2014
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
[naam eiser 1],
gevestigd te [plaats], ([land])
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiser 2],
gevestigd te [plaats],
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. G.J. de Lange,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
[naam gedaagde 1],
gevestigd te [plaats], ([land])
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.B. Houtappel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 2],
gevestigd te [plaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. A. Knigge.
Partijen zullen hierna [naam eiser 1], [naam eiser 2], [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 16 december 2013,
  • de akte overlegging producties van [naam eiser 1] en [naam eiser 2], met producties,
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring van [naam gedaagde 1], met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord van [naam eiser 1] en [naam eiser 2]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
In het kader van dit incident zal de rechtbank voorshands van de volgende feiten uitgaan:
2.2.
Een Nederlandse vertaling van een in de Poolse taal gestelde verzekeringspolis houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
[…]
Verzekeraar[naam gedaagde 1] […]
[…]
Verzekeringnemers[naam eiser 1]
[(...)]
[…]
Voorwerp van de verzekering:
Machines, apparaten, gereedschappen – goederen die zijn toevertrouwd door het moederbedrijf [naam eiser 2]
2.3.
Een Engelse vertaling van de toepasselijke polisvoorwaarden houden, voor zover hier van belang, het volgende in:
§21. Jurisdiction
Any disputes relating to the insurance contracts shall be resolved in accordance with legal provisions on general competence or shall be submitted for the consideration of a public court competent for the Insuring Party’s residential address or registered office.
§22. Final Provisions
1. The insurance contracts signed pursuant to these General Conditions shall be governed by the Law of Poland.
2.4.
Op 22 december 2010 is brand ontstaan in de fabriekshal van [naam eiser 1]. [naam eiser 1] heeft haar schade gemeld bij [naam gedaagde 1] en aanspraak gemaakt op een uitkering onder de verzekering.
2.5.
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben [naam gedaagde 1] opgeroepen om te verschijnen voor een Poolse rechter, om tot een schikking te komen.

3.De vordering in het incident

3.1.
[naam gedaagde 1] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij beroept zich daarbij op het forumkeuzebeding in haar voorwaarden, aangezien ook [naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben gekozen een procedure in Polen te beginnen.
Ook geldt dat [naam eiser 2] geen verzekerde is. Naar het toepasselijke Poolse recht diende zij op het moment van het sluiten van de overeenkomst een verzekerd belang te hebben. Op dat moment was zij echter nog niet de eigenaar van de desbetreffende goederen. Evenmin kan naar Pools recht de polis zo worden uitgelegd dat [naam eiser 2] (voluit: [naam eiser 2]) bedoeld is met de aanduiding [naam eiser 2]. Een beroep op artikel 9 Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo) gaat derhalve niet op.
Ook bestaat er tussen de procedure tegen de Nederlandse tussenpersoon en de procedure tegen [naam gedaagde 1] onvoldoende samenhang. Een beroep op artikel 6 EEX-Vo gaat derhalve evenmin op.
[naam gedaagde 1] verzoekt om hoger beroep open te stellen tegen een eventueel afwijzend vonnis, gelet op de principiële aard van het geschil.
3.2.
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] voeren verweer.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Het beroep van [naam gedaagde 1] op het forumkeuzebeding gaat niet op. Het forumkeuzebeding is alternatief en de rechtbank volgt [naam gedaagde 1] niet in haar stelling dat [naam eiser 1] en [naam eiser 2] – door het aanspannen van een procedure in Polen – definitief voor de bevoegdheid van de Poolse rechter hebben gekozen. De procedure in Polen is immers geen gerechtelijke procedure die gericht is op een rechterlijke, partijen bindende uitspraak, maar een procedure die slechts gericht is op het bereiken van een minnelijke regeling tussen partijen. Er bestaat geen rechtsregel dat partijen door de keuze voor een dergelijke procedure, ook – definitief – hebben gekozen voor de exclusieve bevoegdheid van de Poolse rechter. Dat blijkt ook uit de door [naam gedaagde 1] ingebrachte analyse van haar juridisch adviseur, waar deze schrijft:
De Poolse civiele rechtsgang voorziet onder meer in een procedures om tot een schikking te komen.[…] Het Hof onderzoekt de zaak niet inhoudelijk, maar stelt slechts vast of in de onderhavige zaak overeenstemming formeel toegelaten is. De bevoegde rechtbank is altijd de rechtbank ter plaatse van de tegenstander van de eis […] Door het indienden van een verzoek tot schikking wordt de rechtbank waarbij het verzoek is ingediend nog geen bevoegde rechtbank in het geschil.
4.2.
[naam eiser 2] stelt dat zij verzekerde is en beroept zich op artikel 9 lid 1 sub b EEX-Vo. Artikel 9 EEX-Vo bepaalt:
1. De verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan worden opgeroepen: […]
b) […], indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft, voor het gerecht van de woonplaats van de eiser,
Uit (de ratio van) de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 4 maart 1982 (ECLI:NL:XX:1982:AB8687) volgt, dat de bevoegdheid van de rechter om uitspraak te doen over vragen betreffende een overeenkomst ook de bevoegdheid omvat, het bestaan en de inhoud van de overeenkomst te beoordelen. Derhalve is de Nederlandse rechter, in het licht van door de betrokken partij verstrekte overtuigende en relevante gegevens, waaruit de hoedanigheid van eisende partij als verzekerde blijkt, de bevoegde rechter om te onderzoeken of [naam eiser 2] verzekerde in de zin van artikel 9 EEX-Vo is.
4.3.
De rechtbank is derhalve bevoegd om kennis te nemen van het geschil tussen [naam eiser 2] en [naam gedaagde 1]. In de hoofdzaak zal – naar het toepasselijke recht – moeten worden vastgesteld of [naam eiser 2] daadwerkelijk een verzekerde is.
4.4.
De vraag die zich vervolgens voordoet is of de omstandigheid dat de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van de procedure tussen [naam eiser 2] en [naam gedaagde 1] met zich brengt dat de rechtbank ook bevoegd is kennis te nemen van de procedure tussen [naam eiser 1] en [naam gedaagde 1].
Voorshands overweegt de rechtbank als volgt. Het in deze procedure om de vraag of onder polis [naam gedaagde 1] gehouden is tot dekking van de schade die bij de brand in de fabriekshal van [naam eiser 1]. Ten aanzien van beide eisers gaat het om dezelfde feitelijke gebeurtenis en dezelfde polis.
Artikel 9 lid 1 sub b EEX-Vo strekt ter bescherming van de partij die daarop een beroep kan doen om de verzekeraar op te roepen voor een gerecht in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de verzekeraar is gevestigd. Aan die bescherming zou tekort worden gedaan indien de EEX-Vo zo zou moeten worden uitgelegd dat een medeverzekerde in dezelfde procedure de verzekeraar niet voor het gerecht van dezelfde lidstaat zou kunnen oproepen. Dat zou er immers toe leiden dat ofwel de verzekerde alsnog gehouden is de verzekeraar voor een gerecht op te roepen van een andere dan de lidstaat van zijn woonplaats, dan wel dat de verzekeraar met betrekking tot een en dezelfde gebeurtenis en een en dezelfde polis door de ene verzekerde voor een ander gerecht wordt opgeroepen dan voor de medeverzekerde.
Een dergelijke uitleg is, naar het oordeel van de rechtbank onaanvaardbaar, zodat geoordeeld moet worden dat de bevoegdheid van de rechtbank om de vordering van [naam eiser 2] tegen [naam gedaagde 1] te beoordelen de bevoegdheid ten aanzien van de vordering van [naam eiser 1] meebrengt. Gelet op het navolgende kan dit echter in het midden blijven.
4.5.
Niet in geschil is dat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van het geschil tussen [naam eiser 1] en [naam eiser 2] enerzijds en [naam gedaagde 2] anderzijds. [naam eiser 1] en [naam eiser 2] beroepen zich in dit verband op artikel 6 EEX-Vo. Artikel 6 EEX-Vo bepaalt:
[Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan] worden opgeroepen:
1. indien er meer dan één verweerder is: voor het gerecht van de woonplaats van een hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven;
Het gaat hierbij om de uitleg van dezelfde polis. De (subsidiaire) vordering tegen [naam gedaagde 2] is ingesteld met als feitelijke grondslag dat – indien het standpunt van [naam gedaagde 1]: dat zij niet gehouden is tot betaling omdat [naam eiser 1] niet de verzekernemer is en [naam eiser 2] niet de verzekerde, juist is – [naam gedaagde 2] een fout heeft gemaakt bij het adviseren van [naam eiser 1] en [naam eiser 2]. Onverenigbare beslissingen op de vraag of dat standpunt van [naam gedaagde 1] juist is, of anders gezegd: over de juiste uitleg van de polis, moeten worden vermeden. Derhalve is met betrekking tot deze vorderingen tegen [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] er sprake van een voldoende nauwe band in de zin van artikel 6 EEX-Vo. De Nederlandse rechter komt derhalve reeds op die grond rechtsmacht toe. Aangezien [naam gedaagde 2] in Amsterdam is gevestigd, is de rechtbank Amsterdam ook relatief bevoegd.
4.6.
Het verzoek van [naam gedaagde 1] om – gelet op de principiële aard van de kwestie die partijen verdeeld houdt – hoger beroep open te stellen tegen dit vonnis zal worden toegewezen.
4.7.
[naam gedaagde 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [naam gedaagde 1] in de kosten van het incident, aan de zijde van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
5.3.
verwijst de procedure naar de rol van 27 augustus 2014 voor conclusies van antwoord aan de zijde van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2],
in de hoofdzaak en het incident
5.4.
stelt hoger beroep open tegen dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2014. [1]

Voetnoten

1.type: EJvV