ECLI:NL:RBAMS:2014:4552

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2014
Publicatiedatum
25 juli 2014
Zaaknummer
AWB 13-570
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor exploitatie van horecabedrijf met terras in Amsterdam

In deze zaak is in geschil of de burgemeester van Amsterdam op goede gronden een vergunning heeft verleend aan eiseres voor de exploitatie van haar horecabedrijf met een terras dat uitsluitend voor een gevelbank mag worden gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning is verleend voor de periode van 1 augustus 2010 tot 1 augustus 2013, en dat deze inmiddels is verlengd onder dezelfde voorwaarden. Eiseres had aanvankelijk een vergunning aangevraagd voor een terras met tafels en stoelen, maar de burgemeester heeft deze aanvraag afgewezen en enkel een vergunning voor een gevelbank verleend. De rechtbank oordeelt dat het beleid van de burgemeester niet kennelijk onredelijk is en dat er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie die maatwerk rechtvaardigt. De enkele omstandigheid dat de straat smal is, is onvoldoende om maatwerk toe te passen. De rechtbank volgt het standpunt van de burgemeester dat tafels en stoelen niet wenselijk zijn, omdat dit de doorloop van voetgangers in gevaar kan brengen. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de vergunning voor tafels en stoelen, aangezien dit niet expliciet in het primaire besluit was opgenomen. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 2 mei 2014.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/570

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 mei 2014 in de zaak tussen

[eiseres],te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde mr. N. Bevelander)
en
de burgemeester van Amsterdam, verweerder
(gemachtigde M. Boermans).
en

[derde belanghebbende 1], [derde belanghebbenden 2] en [derde belanghebbende 3], derde belanghebbenden.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres van 1 augustus 2010 tot 1 augustus 2013 vergunning verleend voor de exploitatie van een alcoholverstrekkend horecabedrijf aan [adres] te Amsterdam, met bijbehorend ongebouwd terras aan de gevel van het horecabedrijf.
Bij besluit van 20 december 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de derde belanghebbenden tegen het primaire besluit, overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie (hierna: de commissie), ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2014. Eiseres is – met kennisgeving – niet verschenen. Zij is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en haar partner, [naam]. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde.
[derde belanghebbende 1] en [derde belanghebbende 3] zijn als derde belanghebbenden verschenen. Ter zitting is de zaak door de enkelvoudige kamer verwezen naar de meervoudige kamer.

Overwegingen

Feiten en standpunten van partijen
1.1. Op 26 mei 2012 heeft eiseres bij verweerder een exploitatievergunning aangevraagd voor een maatwerkterras bij haar restaurant [naam] (hierna: het restaurant) aan [adres] te Amsterdam. Bij het aanvraagformulier heeft eiseres een tekening gevoegd waaruit blijkt dat eiseres verzoekt om een terras voor in totaal 4 tafels met elk 2 stoelen evenwijdig aan de gevel van het restaurant.
1.2. Op 7 juni 2012 hebben de derde belanghebbenden, bewoners van de [adressen], een zienswijze ingediend. Hierin wordt verzocht om de vergunning niet toe te kennen omdat sprake zou zijn van een illegale en gevaarlijke situatie en het zou geluidsoverlast opleveren voor de omwonenden.
1.3. Bij het primaire besluit is de exploitatievergunning voor een alcoholverstrekkend bedrijf met ongebouwd terras toegekend. Uit de in de vergunning opgenomen tekening blijkt dat een terras is vergund van 6,23 meter (lengte van de gevel van het restaurant) bij 0,50 meter, zonder beperkende voorwaarden. Eiseres heeft tegen het primaire besluit geen bezwaar gemaakt. Het primaire besluit is bij brief van 6 augustus 2012 bekend gemaakt aan de derde belanghebbenden, waarin wordt verduidelijkt dat de vergunning is verleend voor een ongebouwd terras in de vorm van een gevelbank tegen de gevel van het restaurant. De derde belanghebbenden hebben vervolgens tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en aangevoerd dat eiseres in strijd met de vergunning handelt, omdat op het terras tafels en stoelen zijn geplaatst in plaats van een gevelbank.
1.4. Op 20 september 2012 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in verband met de bezwaren van de derde belanghebbenden, waarbij eiseres eveneens aanwezig was. Volgens eiseres is haar tijdens de hoorzitting eerst duidelijk geworden dat de omstandigheid dat het terras is vergund voor 0,50 meter betekent dat alleen een gevelbank geplaatst mag worden.
1.5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en daarbij verwezen naar het advies van de commissie. In het advies heeft de commissie zich op het standpunt gesteld dat de exploitatievergunning met vergund terras voor een gevelbank in overeenstemming met het Terrassenbeleid 2011 is verleend. Toepassing van de maatwerkprocedure is op juiste gronden afgewezen. Voor de maatvoering van een terras is in het beleid opgenomen dat tenminste een minimale diepte van 0,80 meter beschikbaar moet zijn. Dit vereist dus, met de benodigde loopruimte van 1 meter, een stoep van 1,80 meter. De totale stoepruimte voor het restaurant is 1,58 meter. Maatwerk wordt slechts toegepast in uitzonderlijke situaties. De enkele omstandigheid dat de stoepruimte niet diep genoeg is om een regulier terras toe te staan, maakt nog niet dat sprake is van een uitzonderlijke situatie. Zoals blijkt uit paragraaf 3.3. van het beleid is met deze situatie al rekening gehouden en is het uitgangspunt dat in deze gevallen een vergunning wordt verleend voor een gevelbank. De tafels en stoelen aan de gevel van het restaurant zijn dan ook zonder vergunning geplaatst. Voorts is voordat de vergunning werd verleend geen nader onderzoek uitgevoerd naar de overlast van het terras op het woon- en leefklimaat, omdat dit in het algemeen al is beoordeeld bij de vaststelling van het gebiedsgericht beleid voor de Jordaan. Ten aanzien van de [straat] is geen daarvan afwijkend beleid vastgesteld. Met betrekking tot de verkeersonveilige situatie overweegt de commissie dat wanneer aan de voorwaarden in het beleid wordt voldaan, er geen gevaar is voor de bruikbaarheid van de weg en sprake is van een doelmatig en veilig gebruik. Ook vormt het gebruik van de stoep als terras geen belemmering voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg, aldus de commissie.
1.6. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiseres stelt allereerst dat verweerder ten onrechte geen maatwerk heeft toegepast. Eiseres heeft tafels en stoelen die 0,58 meter diep zijn en deze worden in de rijrichting geplaatst. Op deze manier blijft de vereiste ruimte voor voetgangers over, namelijk 1 meter. Voorts heeft eiseres een beroep op het vertrouwensbeginsel gedaan, omdat bij het primaire besluit een terras is vergund en niets is opgenomen over een gevelbank.
1.7. De derde belanghebbenden hebben ter zitting aangevoerd dat de openbare ruimte door de gemeente is aangepast op verzoek van eiseres, zodat een terras kon worden gerealiseerd. De aanpassing van de openbare ruimte heeft geresulteerd in een verloederd straatbeeld, een gevaarlijke situatie en overlast. Er lijkt sprake te zijn geweest van een onderonsje tussen de ambtenaar en de ondernemer.
Juridisch kader
2.1. In artikel 3.11, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam (hierna: APV) is bepaald dat de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk kan weigeren als naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
2.2. In artikel 3.17 van de APV is het volgende bepaald:
“1. Als een vergunningaanvraag tevens betrekking heeft op de exploitatie van één of meer terrassen beslist de burgemeester, voor zover deze terrassen zich op de weg bevinden, ook over de ingebruikneming van de weg ten behoeve van het terras, dit in afwijking van het bepaalde in artikel 4.3. van deze verordening.
2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3.11, tweede lid kan de burgemeester de in het eerste lid bedoelde ingebruikneming van de weg weigeren als:
a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
b. het beoogde gebruik een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg of
c. het beoogde gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de weg, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan.”
2.3.
De burgemeester voert beleid voor terrassen, neergelegd in het Terrassenbeleid 2011 (hierna: het beleid). Het beleid is op 17 juni 2011 in werking getreden.
2.4.
In paragraaf 3.1.4 van het beleid is bepaald dat de minimale diepte van een terras 0,80 meter is. In paragraaf 3.2 is vervolgens bepaald dat bij een gevelbank(terras) het trottoir minimaal 2 meter moet zijn en is de bank niet dieper dan 0,50 meter. De gevelbank is immers bedoeld om bij smalle straten toch een terras mogelijk te maken. In paragraaf 3.7.1 van het beleid zijn uitzonderingen voor de Jordaan opgenomen, waarin onder meer is bepaald dat in een aantal straten – waaronder de [straat] - niet de reguliere 1,5 meter doorloopruimte gehanteerd hoeft te worden. Reden hiervoor is dat voetgangers in deze straten op de straat lopen waardoor de reguliere doorloopruimte op het trottoir niet noodzakelijk is. In die straten hoeft slechts een doorloopruimte van 1 meter over te blijven. In paragraaf 5.13 van het beleid is bepaald dat maatwerk voor individuele gevallen voor uitzonderlijke situaties mogelijk moet zijn. Aan de hand van vier criteria wordt bepaald of er maatwerk moet worden geleverd. De criteria zijn: toezicht op het terras vanuit de horecazaak, verkeersveiligheid, het woon- en leefklimaat en het meest doelmatige gebruik van de openbare ruimte.
Inhoudelijke beoordeling
3.1.
De rechtbank stelt vast dat de exploitatievergunning is verleend voor de periode van 1 augustus 2010 tot 1 augustus 2013. Nu deze periode inmiddels is verstreken, is van belang vast te stellen of eiseres procesbelang bij onderhavige procedure heeft. Ter zitting is de rechtbank gebleken dat de exploitatievergunning door verweerder is verlengd onder dezelfde voorwaarden als genoemd in het bestreden besluit. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat eiseres bij onderhavige procedure procesbelang heeft. Immers, het oordeel in onderhavige procedure zal een rol spelen bij de door verweerder verlengde en in de toekomst eventueel nog te verlengen exploitatievergunningen.
3.2.
Voorts stelt de rechtbank vast dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit alvorens zij beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit. Hierover overweegt de rechtbank dat het beroep van eiseres desondanks ontvankelijk moet worden geacht. Eiseres heeft een maatwerkterras aangevraagd voor 4 tafels van 50/50 centimeter en de bijbehorende stoelen. Vervolgens is bij het primaire besluit een terras vergund van 50 centimeter diep, waarbij de algemene voorschriften behorend bij het gebruik als terras zijn gevoegd, maar waaruit niet rechtstreeks is op te maken dat eiseres haar terras slechts voor een gevelbank mag gebruiken. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden eiseres redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Nu uit het beleid evenwel blijkt dat het terras slechts voor een gevelbank gebruikt mag worden en gebleken is dat dit pas aan eiseres duidelijk is gemaakt bij de hoorzitting in bezwaar van de derde belanghebbenden acht de rechtbank eiseres ontvankelijk in haar beroep.
3.3.
Tussen partijen is in geschil of verweerder op goede gronden een vergunning aan eiseres heeft verleend voor de exploitatie van haar horecabedrijf met een terras dat alleen voor een gevelbank mag worden gebruikt.
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de aan hem verleende bevoegdheid tot het verlenen van exploitatievergunningen beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt, zodat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend zal toetsen.
3.5.
De rechtbank acht het beleid niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist. Voorts was verweerder niet gehouden om maatwerk toe te passen, nu maatwerk is bestemd voor uitzonderlijke situaties. De enkele omstandigheid dat de [straat] een smalle dwarsstraat is met ondiepe trottoirs maakt nog niet dat sprake is van een uitzonderlijke situatie. Blijkens paragraaf 3.7.1 van het beleid is met deze situatie immers al rekening gehouden en is in die gevallen het uitgangspunt dat slechts een doorloopruimte van 1 meter wordt gehanteerd, in plaats van 1,5 meter. In het beleid is rekening gehouden met de situatie dat – uitgaande van een doorloopruimte van 1 meter – de resterende ruimte minimaal 0,50 en maximaal 0,80 meter is. In dat geval mag een gevelbank worden geplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit dan ook voldoende gemotiveerd waarom in dit geval geen sprake is van een uitzonderlijke situatie.
3.6.
Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel kan evenmin slagen. Nu eiseres een maatwerkterras heeft aangevraagd en daarover niets is opgenomen in het primaire besluit, lag het op de weg van eiseres om bij verweerder navraag te doen naar de nadere invulling van de vergunde strook van 0,50 meter. Uit de tekst van de vergunning kon immers niet opgemaakt worden of haar verzoek om 4 tafels en 8 stoelen te mogen plaatsen was gehonoreerd. Van een uitdrukkelijke toezegging in het primaire besluit waaraan eiseres het gerechtvaardigde vertrouwen mocht ontlenen dat zij tafels en stoelen op haar terras mocht plaatsen is geen sprake.
3.7.
Eiseres heeft aangevoerd dat wanneer tafels en stoelen zouden worden geplaatst, het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is om te zorgen dat de doorloopruimte voor voetgangers wordt gewaarborgd. Zij wil die verantwoordelijkheid graag nemen. De rechtbank is voor wat betreft de invulling van de vergunde strook van 0,5 meter diep van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres een gevelbank mag plaatsen en geen tafels en stoelen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder nader toegelicht dat tafels en stoelen niet wenselijk zijn, omdat de doorloop van voetgangers dan niet gewaarborgd is. Met tafels en stoelen kan immers worden geschoven en met een gevelbank niet. Voorts heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat geen vergunning wordt verleend waarbij bij voorbaat al duidelijk is dat er zal moeten worden gehandhaafd. De rechtbank kan dit standpunt van verweerder volgen en acht de beperkende voorwaarde van een gevelbank, zoals voorzien in het beleid, niet onredelijk.
3.8.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ter zitting duidelijk is geworden dat verweerder open staat voor een gesprek met eiseres over een variant op de gevelbank, namelijk tafels en stoelen die aan elkaar vastzitten, geplaatst tegen de gevel. Indien de stoelen niet zijn te verschuiven ten opzichte van de tafels, lijkt de doorloopruimte voor voetgangers gegarandeerd. De rechtbank leidt hieruit af dat de vergunde 0,5 meter verschillend kan worden ingevuld, mits aan de voorwaarde dat de vrije doorloopruimte voor voetgangers is gegarandeerd, wordt voldaan. Nu uit het beleid niet blijkt dat een gevelbank met de rug tegen de gevel van het horecabedrijf moet worden geplaatst, stelt de rechtbank vast dat hierin mogelijkheden zijn gelegen voor eiseres om in gesprek te gaan met verweerder over de invulling van de vergunde strook van 0,5 meter.
3.9.
Ter zitting hebben de derde belanghebbenden nader toegelicht dat zij geen beroep hebben ingesteld tegen het bestreden besluit en dat zij zich daarbij hebben neergelegd. De derde belanghebbenden menen echter dat zij ten onrechte niet zijn geraadpleegd bij de herinrichting van de [straat], welke herinrichting het terras van eiseres heeft mogelijk gemaakt. Zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft toegelicht is de straatinrichting een autonoom proces, waarvoor een aparte ingang bestaat binnen de gemeente Amsterdam om zich daarover te beklagen. De rechtbank onderschrijft dit standpunt en zal zich over de procedure die tot herinrichting van de straat heeft geleid daarom niet uitlaten. De rechtbank stelt voorts vast dat de opmerkingen van de derde belanghebbenden over de verkeersveiligheid zien op de situatie wanneer er tafels en stoelen op het vergunde terras staan. Dit valt naar het oordeel van de rechtbank buiten de omvang van het geding, nu geen sprake is van een vergunning voor het plaatsen van tafels en stoelen. Overigens overweegt de rechtbank dat in het beleid rekening is gehouden met het feit dat de Jordaan een woon- en horecabuurt is en dat zowel de factor geluidsoverlast als de factor verkeersveiligheid in een dergelijke buurt is verdisconteerd in het beleid. Wat de derde belanghebbenden ter zitting nog hebben aangevoerd kan daarom niet leiden tot aanpassing van de aan eiseres verleende vergunning.
3.10.
Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.I. van der Does, voorzitter,
mrs. K. Oldekamp-Bakker en M. Singeling, leden, in aanwezigheid van
mr. R.J.R. van Broekhoven, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2014.
de griffier de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB