ECLI:NL:RBAMS:2014:4326

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
AWB-13_2411
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving in het register beëdigde tolken en vertalers als tolk Nederlands-Arabisch

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een tolk die zich wilde inschrijven in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) als tolk Nederlands-Arabisch, en de minister van Veiligheid en Justitie, die deze inschrijving had geweigerd. De minister stelde dat eiser niet voldeed aan de eisen voor inschrijving, waaronder het aantonen van minimaal 1.000 getolkte uren per talencombinatie in de afgelopen vijf jaar. Eiser betwistte deze eis en voerde aan dat hij voldoende ervaring had en dat de eis onredelijk was. De rechtbank oordeelde dat de eis van 1.000 uren per talencombinatie onredelijk was, aangezien dit neerkwam op zestien uren per week in vier talencombinaties, wat niet haalbaar werd geacht. Bovendien oordeelde de rechtbank dat eiser voldoende had aangetoond dat hij het Arabisch (Irakees) op C1-niveau beheerst, mede door zijn universitaire opleiding in Irak en zijn lange ervaring als tolk. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de minister en droeg deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten van eiser vergoedde.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/7248

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2014 in de zaak tussen

[naam], eiser

(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen)
en

de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigden: mr. L.A.G. Peterinck en mr. D.E.S. Tomeij).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder - onder meer - geweigerd eiser in te schrijven in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) als tolk Nederlands-Arabisch (Irakees), Nederlands-Arabisch (Palestijns-Jordaans), Nederlands-Arabisch (Syrisch-Libanees), Nederlands-Arabisch (Soedanees), Nederlands-Arabisch (Egyptisch) en Nederlands-Arabisch (Golfstaten).
Bij besluit van 30 oktober 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. M.B.J. Strooij, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1.1 Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd eiser in te schrijven in het Rbtv (inclusief plaatsing op de Uitwijklijst), omdat eiser geen diploma’s heeft overgelegd van een tolkopleiding op minimaal bachelorniveau en ook anderszins niet aan de voorwaarden voldoet. Eiser heeft bij brief van 1 juli 2013 bezwaar gemaakt tegen de weigering van verweerder hem in te schrijven in het Rbtv. Bij brief van 1 augustus 2013 heeft hij zijn bezwaren aangevuld.
1.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet voldoet aan de criteria voor voorlegging aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers (Commissie), omdat hij niet heeft aangetoond dat hij alle talen waarvoor hij zich wenst in te schrijven op C1-niveau van het Europese referentiekader voor de Talen beheerst. Tevens heeft eiser volgens verweerder niet aangetoond dat hij in de afgelopen vijf jaar 1.000 uren per talencombinatie heeft getolkt.
2.
Eiser voert aan dat zijn verzoek wel aan de voorwaarden voldoet om voorgelegd te worden aan de Commissie. Eiser is afkomstig uit Irak en reeds ingeschreven als tolk voor het Standaard-Arabisch. Nu hij in Irak een universitaire opleiding heeft gevolgd en daar is opgegroeid is het volgens eiser onredelijk dat hij met documenten moet aantonen dat hij het Arabisch (Irakees) op C1-niveau beheerst, gelet ook op het feit dat er geen opleidingen in het Arabisch (Irakees) bestaan. Eiser is hierover ten onrechte niet gehoord. Daarnaast stelt eiser dat hij wel aan de norm van 1.000 getolkte uren voldoet, omdat hij heeft aangetoond in het cluster Arabisch (Irakees) meer dan 1.000 uren te hebben getolkt.
3.
Allereerst is tussen partijen in geschil of de hoorplicht is geschonden. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat vanwege de complexiteit van het geschil geen sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar. Verweerder heeft dan ook ten onrechte afgezien van het horen van eiser. Gelet hierop is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Nu het beroep op de hoorplicht slaagt, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal hieronder bezien of er aanleiding is om, met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, Awb, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
4.1
Ingevolge artikel 3 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) dient de tolk dan wel de vertaler, om voor inschrijving in het Rbtv in aanmerking te komen, te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties: - attitude van een tolk voor de tolk; - attitude van een vertaler voor de vertaler; - integriteit; - taalvaardigheid in de brontaal; - taalvaardigheid in de doeltaal; - kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal; - kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal; - tolkvaardigheid voor de tolk; - vertaalvaardigheid voor de vertaler.
Ingevolge artikel 5, aanhef en onder a, wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.
4.2
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Bbtv) is er een Commissie. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, is de Commissie belast met het adviseren over de competenties, genoemd in artikel 3 van de Wbtv.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Bbtv wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen: a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: 1°. een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren; 2°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of 3°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend; b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
Ingevolge het tweede lid kan de minister onafhankelijke deskundigen aanwijzen die taal- en cultuurtoetsen kunnen afnemen waarmee tolken en vertalers kunnen aantonen dat ze beschikken over de desbetreffende wettelijke competenties.
4.4
Voor de beoordeling van aanvragen tot inschrijving in het register is het Besluit inschrijving Rbtv van 26 maart 2009 (Besluit inschrijving) vastgesteld.
4.5
Volgens artikel 2 van het Besluit inschrijving kan een tolk of vertaler, indien hij/zij niet beschikt over een diploma van een tolk- of vertaleropleiding op minimaal bachelorniveau, worden ingeschreven in het register na overlegging van een getuigschrift waaruit blijkt dat de tolk of vertaler in de desbetreffende talencombinatie dan wel vertaalrichting en vaardigheid een tolk- of vertalertoets heeft afgelegd die voldoet aan het door de Raad voor Rechtsbijstand vast te stellen dan wel vastgestelde kader voor toetsen.
Volgens artikel 3 kan de Raad voor Rechtsbijstand in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de Commissie indien voor een vaardigheid of talencombinatie dan wel vertaalrichting geen toets beschikbaar is.
Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:
• te beschikken over hbo-werk- en denkniveau en
• te beschikken over taalvaardigheid in de desbetreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en
• minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de desbetreffende vaardigheid en talencombinatie dan wel vertaalrichting en
• scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.
5.
De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser om hem moverende redenen, die de rechtbank overigens kan billijken, geen rechtstreekse inschrijving wenst via de opleiding Midden Oosten van de Stichting Instituut van Gerechtstolken en -Vertalers. De rechtbank stelt daarbij vast dat eiser ter zitting de wens om ingeschreven te worden voor de talencombinaties Nederlands-Arabisch (Soedanees) en Nederlands-Arabisch (Egyptisch) heeft laten vallen, omdat zij niet vallen onder het cluster Arabisch (Irakees). In geschil is dan de vraag of eiser in de talen van het cluster Arabisch (Irakees) beschikt over taalvaardigheid op C1-niveau en vijf jaar ervaring heeft als beroepstolk in de betreffende talencombinaties, zodat zijn inschrijving wordt voorgelegd aan de Commissie. Bij de laatste voorwaarde hanteert verweerder, zoals ter zitting toegelicht, de beleidslijn dat aangetoond moet worden dat in die vijf jaar per talencombinatie minimaal 1.000 uur is getolkt.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat de eis van verweerder, zoals ter zitting toegelicht, dat aangetoond moet worden dat in vijf jaar
per talencombinatieminimaal 1.000 uur is getolkt niet redelijk is en overweegt daartoe als volgt. In het geval van eiser zou hij binnen vijf jaar in vier talencombinaties 4.000 uur moeten hebben getolkt. Dat zijn, los van indirecte uren, zoals onder meer de reistijd en de beschikbaarheid van opdrachten, zestien uren per week. Aangezien dit naar het oordeel van de rechtbank een irreële eis is, dient het beleid van verweerder in zoverre onredelijk te worden geacht. Voor zover door verweerder is bedoeld dat binnen een
clustermoet worden aangetoond dat er in totaal binnen vijf jaar 1.000 uur is getolkt, is verweerder in het bestreden besluit niet ingegaan op hetgeen eiser in dit kader in bezwaar heeft aangevoerd, te weten dat uit de door eiser overgelegde verklaring van het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland (Tvcn) van 17 juni 2013 naar voren komt dat hij hieraan voldoet.
6.2
Ten aanzien van de taalvaardigheid van eiser in het Arabisch (Irakees) is de rechtbank van oordeel dat eiser voldoende heeft aangetoond dat hij het Arabisch (Irakees) op minimaal C1-niveau beheerst. De rechtbank overweegt hierbij dat eiser een opleiding heeft afgerond aan de universiteit van Bagdad in Irak waarvan het diploma is geaccrediteerd door de Nuffic. In Nederland heeft eiser een hbo-opleiding Elektrotechniek afgerond. Daarnaast tolkt eiser al ruim zestien jaar in verschillende Arabische talen, behorende tot het Iraakse cluster, onder andere in vreemdelingenzaken bij verschillende gerechtelijke instanties. Tenslotte staat eiser bij verweerder ingeschreven als tolk voor de taal Standaard Arabisch. Met betrekking tot deze taal heeft verweerder twijfels of deze (schrijf)taal wel als tolktaal kan worden gezien. Daarbij komt dat verweerder doende is met speciale besluitvorming ten aanzien van de verschillende sub variëteiten van de Arabische taal. Juist in verband hiermee en vooruitlopend hierop heeft eiser de onderhavige aanvraag gedaan.
6.3
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren om de aanvraag van eiser aan de Commissie als bedoeld in artikel 3 van het Besluit inschrijving voor te leggen. Er bestaat daarom geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,--, en een wegingsfactor 1).
8.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,-- (zegge: honderdzestig euro) aan eiser te vergoeden;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974 ,-- (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. van den Bergh, rechter, in aanwezigheid van mr. W.M. Gonçalves Sobral, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2014.
griffier
rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
Conc.: WGS
Coll.: MdJ
D: B
SB