ECLI:NL:RBAMS:2014:4196

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
CV EXPL 14-409
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in verband met gezondheidsrisico's en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 8 juli 2014, staat de niet-verlenging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd centraal. Eiser, [naam eiser], had een arbeidsovereenkomst met De Notariële Stichting, die niet werd verlengd na een periode van ziekte. Eiser stelt dat deze beslissing in strijd is met artikel 4 van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, omdat zijn hartinfarct een rol zou hebben gespeeld in de beslissing om zijn contract niet te verlengen. De Notariële Stichting betwist dit en voert aan dat de beslissing gebaseerd was op het gedrag van eiser en niet op zijn gezondheid.

De procedure begon met een dagvaarding op 9 december 2013, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 20 juni 2014. Tijdens de comparitie werd duidelijk dat de Notariële Stichting de arbeidsovereenkomst niet had verlengd vanwege zorgen over het gezondheidsrisico van eiser, wat door de stichting werd ontkend. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 112.264,00 bruto, gebaseerd op het niet verlengen van zijn contract en de gevolgen daarvan voor zijn inkomen.

De kantonrechter oordeelde dat eiser niet kon worden aangemerkt als chronisch ziek op basis van zijn hartinfarct, omdat de medische oordelen geen steun boden voor deze stelling. De rechter concludeerde dat de Notariële Stichting niet onrechtmatig had gehandeld door de arbeidsovereenkomst niet te verlengen, en wees de vorderingen van eiser af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de Notariële Stichting, die op € 1.400,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 2670920 \ CV EXPL 14-409
vonnis van: 8 juli 1014
fno.: 590
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[naam eiser],
wonende te [plaatsnaam 1],
eiser,
nader te noemen [naam eiser],
gemachtigde: DAS Rechtsbijstand,
t e g e n
Stichting tot bevordering der Notariële Wetenschap,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen De Notariële Stichting,
gemachtigde: mr. M.S.J. Top.
Verloop van de procedure
- dagvaarding van 9 december 2013 met producties;
- conclusie van antwoord met producties;
- tussenvonnis van 1 april 2014 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- comparitie van partijen op 20 juni 2014, waarbij aanwezig [naam eiser] en zijn gemachtigde,
alsmede namens de Notariële Stichting haar bestuursleden [naam 2] en
[naam 3] met de gemachtigde.
Rechtsoverwegingen

1.Feiten

In deze procedure staat het volgende vast:
1.1.
De Notariële Stichting is een wetenschappelijke instelling ten behoeve van het notariaat. Zij beheert onder meer een bibliotheek met een belangrijke antiquarische collectie. Parttime of als zzp-er werken 11 mensen bij haar.
1.2.
De echtgenote van [naam eiser] was en is werkzaam als managementassistente bij de Afdeling Privaatrecht van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam, en werkt samen met[naam 2], hoogleraar Notarieel Recht aan de UVA en lid van het dagelijks bestuur van de Afdeling Privaatrecht, tevens bestuurslid van De Notariële Stichting.
1.3.
Via zijn echtgenote is [naam eiser] benaderd door [naam 2] om te solliciteren op de vacature informatiespecialist bij De Notariële Stichting in verband met de aanstaande pensionering van de toenmalige bibliothecaris.
1.4.
[naam eiser], geboren [in] 1950, is per 1 maart 2009 in dienst getreden van De Notariële Stichting voor de duur van een jaar, derhalve tot en met 28 februari 2010, voor 16 uur per week tegen € 1.502,00 per maand te vermeerderen met vakantietoeslag. Het salaris is conform schaal 11 stap 5 van de CAO voor de Nederlandse Universiteiten. Die CAO is niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst.
1.5.
De conservator [naam 4] was de leidinggevende van [naam eiser]. Zij was afwezig van 17 maart 2009 tot 17 april 2009 en van 8 tot 17 juli 2009. Vanaf 17 juli 2009 was De Notariële Stichting gesloten wegens een zomerstop.
1.5.
[naam eiser] is op 14 augustus 2009 getroffen door een hartinfarct.
1.6.
Na een re-integratieperiode vanaf 17 november 2009 verwachtte de bedrijfsarts volledig herstel per 1 maart 2010. Op 5 januari 2010 zegt de bedrijfsarts: "
Prognose: bij ongecompliceerd herstel zal de heer over ongeveer 6-8 (kantonrechter: bedoeld zal zijn: weken) weer volledig aan het werk zijn."
1.7.
De Notariële Stichting heeft de voor bepaalde met [naam eiser] gesloten arbeidsovereenkomst niet verlengd en hem dat op 29 januari 2010 medegedeeld; de arbeidsovereenkomst eindigde per 28 februari 2010.
1.8.
De beslissing heeft het bestuur van De Notariële Stichting op 27 januari 2010 genomen. In de notulen staat
"Personele bezetting .....
jaarcontract [naam eiser] eindigt per 1-3-2010, waarna
geen nieuw contract; er wordt uitgekeken naar een
vervanger. "
1.9.
Na het gesprek op 29 januari 2010 laat [naam eiser] De Notariële Stichting weten dat hij zeer boos is over de gang van zaken, dat de mededeling als een ijskoude verrassing kwam, hij de mededeling (twee keer) van [naam 4] dat het bestuur uiteindelijk moest beslissen over de verlenging van het contract, als correcte pro forma kanttekeningen beschouwde en dat hij zijn re-integratietraject niet afmaakt onder bijvoeging van de sleutel van kantoor.
1.10.
In een gesprek tussen de echtgenote van [naam eiser] en [naam 2] heeft [naam 2] als reden voor het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst het gezondheidsrisico van [naam eiser] genoemd.
1.11.
Bij e-mail van 5 maart 2010 vraagt [naam eiser] De Notariële Stichting hem bij het UWV aan te melden om in aanmerking te komen voor een ziektewetuitkering met de toevoeging
"dus geen WW, dan zou ik vier keer per maand moeten solliciteren".
1.12.
Van 11 maart 2010 tot 1 mei 2011 heeft [naam eiser] een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen. Vanaf 1 mei 2011 achtte het UWV [naam eiser] volledig arbeidsgeschikt. [naam eiser] voldeed niet aan de voor een WW-uitkering vereiste 26-wekeneis.
1.13.
Op 28 januari 2013 heeft het College voor de Rechten van de Mens op het verzoek van [naam eiser] van 3 augustus 2012 geoordeeld dat De Notariële Stichting een verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door de arbeidsovereenkomst met [naam eiser] niet te verlengen.
1.14.
Het College overweegt:
"De hartaandoening van de man is een chronische ziekte. Het betrokken bestuurslid heeft ter zitting bevestigd dat zij aan de echtgenote van de man heeft verteld dat zijn arbeidsovereenkomst niet werd verlengd in verband met het ziekterisico. Het College oordeelt dat deze mededeling kan doen vermoeden dat de ziekte van de man (mede) een rol heeft gespeeld bij de niet-verlening. Dat betekent dat de stichting moet bewijzen dat de hartaandoening geen rol heeft gespeeld bij de niet-verlenging.
De stichting heeft aangevoerd dat de werkelijke reden voor de niet-verlening was dat de man niet in het team paste. Hij was volgens de stichting eigenwijs en bemoeide zich met teveel zaken. Zijn ziekte is als reden genoemd, omdat de stichting bang was dat de werkelijke reden stress zou geven voor de man die nog herstellende was. Het College stelt vast dat de man gedurende het dienstverband nooit is aangesproken op zijn gedrag. Ook is deze reden na de beslissing over de niet-verlenging hem nooit verteld en over de reden voor de niet-verlenging van de arbeidsovereenkomst is niets opgenomen in de notulen van de bestuursvergadering. Het College oordeelt dat de stichting niet heeft bewezen dat de hartaandoening niet (mede) een rol heeft gespeeld bij de beslissing om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen."
1.15.
De Notariële Stichting heeft een verzuimverzekering ten behoeve van haar medewerkers afgesloten, die 10 dagen na ingang van de arbeidsongeschiktheid ingaat.

2.Vordering

[naam eiser] vordert de veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van De Notariële Stichting tot betaling van een bedrag van € 112.264,00 bruto met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2010 en de kosten van de procedure. Aan zijn vordering legt hij de onder 1 vermelde feiten alsmede het volgende ten grondslag. De Notariële Stichting heeft onrechtmatig jegens hem gehandeld door zijn arbeidscontract niet te verlengen. Zij heeft in strijd met artikel 4 van de Wet gelijke behandeling een verboden onderscheid gemaakt op grond van een chronische ziekte of handicap gemaakt. Door De Notariële Stichting is aanvankelijk de reden voor het niet verlengen van het contract niet genoemd, maar in een telefoongesprek met zijn leidinggevende [naam 4] op 2 februari 2010 is het risico van herhaling van een hartaanval/arbeidsongeschiktheid en de lange duur van de arbeidsongeschiktheid als reden genoemd. Die reden is ook door [naam 2] aan zijn echtgenote genoemd; volgens haar was het bestuur beducht voor het risico dat De Notariële Stichting bij hernieuwde uitval van [naam eiser] de loonkosten zelf zou moeten dragen. [naam eiser] is nooit op zijn gedrag aangesproken. Met [naam 4] heeft hij - gelet op haar afwezigheidsperioden - niet veel samengewerkt. In januari 2010 is nog overleg geweest met [naam 4] over de door hem na 1 maart 2010 te verrichten werkzaamheden. De door [naam eiser] geleden schade wordt begroot op € 112.264,00 bruto, zijnde het door hem aan salaris gederfde bedrag tot aan zijn AOW-gerechtigde leeftijd verminderd met de door hem genoten uitkering op grond van de Ziektewet. De voorganger van [naam eiser] is 16 jaar bij De Notariële Stichting werkzaam geweest, tot ver over zijn 70ste. De verwachting is daarom gerechtvaardigd dat de arbeidsovereenkomst van [naam eiser], indien hij niet was ziek geworden, voor onbepaalde tijd was verlengd, of mogelijk nog eenmaal of tweemaal zou zijn verlengd alvorens een overeenkomst voor onbepaalde tijd zou worden aangegaan. Niet via sollicitaties, maar via zijn netwerk heeft [naam eiser] getracht ander werk te vinden, maar zonder succes; iedereen weet van zijn beperking.

3.Verweer

De Notariële Stichting voert verweer. Na informatie door [naam 4] over het gedrag van [naam eiser] heeft het bestuur besloten de arbeidsovereenkomst van [naam eiser] niet te verlengen. Het gedrag van [naam eiser] viel in de kleine setting van het werkverband in de bibliotheek niet goed. [naam eiser] bemoeide zich regelmatig met zaken die hem niet aangingen en kwam op deze manier "eigenwijs" over. Persoonlijke zaken worden in de notulen niet opgenomen omdat de notulen ook naar de ruim 20 leden van De Notariële Stichting gaan. Om de arbeidsverhouding tussen [naam 2] en de echtgenote van [naam eiser] niet op scherp te zetten, is binnen het bestuur afgesproken dat de werkelijke reden van het ontslag niet gecommuniceerd zou worden aan de echtgenote van [naam eiser]. Dat het ziekterisico voor De Notariële Stichting te groot zou zijn is namelijk niet waar: De Notariële Stichting is tegen dat risico verzekerd. De aan de echtgenote genoemde reden is overigens niet met [naam eiser] gecommuniceerd. Geen van de oordelen van de bedrijfsarts duidden op een chronische ziekte. In januari 2010 was immers de verwachting dat [naam eiser] volledig zou herstellen. De Notariële Stichting betwist onderscheid ex artikel 4 Wet Gelijke Behandeling op grond van een handicap of chronische ziekte te hebben gemaakt. Zo De Notariële Stichting aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad, dient [naam eiser] te bewijzen dat, en zo ja hoeveel schade hij heeft geleden, die in causaal verband staat tot de normschending. De Notariële Stichting heeft nooit de toezegging gedaan dat de arbeidsovereenkomst van [naam eiser] omgezet zo worden in één voor onbepaalde tijd en hij tot zijn pensioengerechtigde leeftijd bij haar werkzaam zou kunnen zijn. Dat een eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd omgezet wordt in één voor onbepaalde tijd, is ook geen beleid bij De Notariële Stichting. De vordering van [naam eiser] is gebaseerd op aannames en niet op feiten, speculatief en buiten elke proportie. Ten onrechte gaat [naam eiser] bij zijn schadeberekening er van uit dat zijn salaris elk jaar zou stijgen conform de CAO voor de Nederlandse Universiteiten. Niet gebleken is dat [naam eiser] getracht heeft zijn schade te beperken. Uit de e-mail van 5 maart 2010 volgt dat hij niet van zins was om viermaal per maand te solliciteren. Als de arbeidsovereenkomst met [naam eiser] met één jaar zou zijn verlengd, zou - rekening houdend met de teruggang in salaris per 19 augustus 2010 van 100 naar 70%, indien hij arbeidsongeschikt zou zijn gebleven - de schade van [naam eiser] € 3.567,38 bruto zijn. De Notariële Stichting concludeert tot afwijzing, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, van de vorderingen van [naam eiser], met veroordeling van [naam eiser] in de kosten van het geding.

4.Beoordeling van de standpunten

4.1.
Artikel 4 Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte verbiedt het maken van onderscheid op grond van een handicap of chronische ziekte bij (onder meer) de aanbieding van een betrekking, het aangaan en het beëindigen van een arbeidsverhouding.
4.2.
Partijen zijn het er niet over eens of een eenmaal opgetreden hartinfarct betekent dat de betrokkene aan een chronische ziekte leidt. Het begrip “chronische ziekte” is in de wet niet nader gedefinieerd. Wil van een chronische ziekte sprake zijn, dan dient deze in ieder geval langdurig te zijn.
4.3.
Anders dan in de procedure bij het College voor de Rechten van de Mens heeft De Notariële Stichting in deze procedure wel betwist dat [naam eiser] aan een chronische ziekte leidt.
4.4.
De kantonrechter dient daarover een zelfstandig oordeel over te vellen. Zij komt tot een ander oordeel dan voornoemd College.
4.5.
Weliswaar brengt het hartinfarct van [naam eiser] met zich dat betrokkene, aldus zijn eigen verklaring, de rest van zijn leven aangewezen is op medicijnen, maar dat betekent niet dat hij, en anderen die medicijnen slikken, om die reden als chronisch zieke moet worden aangemerkt. Een andere aanwijzing dat de gevolgen van het [naam eiser] overkomen hartinfarct van dien aard zijn, dat [naam eiser] als chronisch ziek moet worden gezien, is door [naam eiser] niet genoemd.
4.6.
De oordelen van de artsen geven geen steun aan de stelling van [naam eiser] dat hij als chronisch zieke dient te worden aangemerkt. Integendeel: de bedrijfsarts oordeelde in januari 2010 dat hij volledig herstel binnen 4 tot 6 weken verwachtte. Binnen 2 jaar na de ziekmelding van [naam eiser] oordeelde de onafhankelijke deskundige van het UWV dat [naam eiser] per 1 mei 2011 volledig arbeidsgeschikt was en [naam eiser] niet langer recht had op een ziektewetuitkering. Niet gesteld of gebleken is dat de deskundige bij dat oordeel enig voorbehoud heeft gemaakt, dan wel dat andere deskundigen zich daarover een ander oordeel hebben gevormd.
4.7.
Dat betekent dat [naam eiser] geen beroep kan doen op de Wet Gelijke Behandeling op grond van een handicap of chronische ziekte en de kantonrechter niet toekomt aan de vraag of De Notariële Stichting daar in strijd mee heeft gehandeld en [naam eiser] daardoor schade heeft geleden.
4.8.
Indien in de stellingen van [naam eiser] gelezen dient te worden dat hij een beroep doet op strijd met goed werkgeverschap omdat zijn arbeidsovereenkomst niet is verlengd en van de zijde van De Notariële Stichting is meegedeeld (door [naam 4] aan [naam eiser] en door [naam 2] aan de echtgenote van [naam eiser]) dat de reden voor het niet verlengen het risico van herhaling van een hartaanval/arbeidsongeschiktheid en de lange duur van zijn arbeidsongeschiktheid was, kan ook een daarop gebaseerde vordering niet slagen. [naam eiser] heeft nooit de toezegging gehad dat hij na 1 maart 2010 in dienst kon blijven bij De Notariële Stichting hetzij voor bepaalde hetzij voor onbepaalde tijd. Integendeel: hem is steeds gezegd dat het bestuur daarover beslist en het bestuur heeft hem nooit een aanbod tot verlenging van de arbeidsovereenkomst gedaan.
4.9.
Dat betekent dat bij gebreke van een nieuw aanbod de arbeidsovereenkomst van rechtswege per 1 maart 2010 eindigde.
4.10.
Met [naam eiser] is de kantonrechter van oordeel dat de verwijzing van De Notariële Stichting naar de gezondheid van [naam eiser] en een daarmede gepaard gaand risico onoorbaar was en zij daarmede niet als goed werkgever heeft gehandeld, ook als de werkelijke reden voor ontslag een andere was; dat maakt echter in de gegeven omstandigheden niet dat De Notariële Stichting onrechtmatig heeft gehandeld in die zin dat zij aansprakelijk is voor door [naam eiser] niet gerealiseerd inkomen na 1 maart 2010.
4.11.
De vorderingen van [naam eiser] dienen dan ook te worden afgewezen.
4.12.
[naam eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure te worden veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten die aan de zijde van Notariële Stichting tot op heden begroot worden op € 1.400,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
III. veroordeelt [naam eiser] voorts tot betaling van een bedrag van € 131,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
IV. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. P. van der Kolk-Nunes, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 1014 in tegenwoordigheid van de griffier.