Uitspraak
vonnis in kort geding van de kantonrechter
[naam 1],
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Uitgangspunten
- kort gezegd - bepaald dat tussen [naam 1] en WHA sprake is van een uitzendovereenkomst voor de duur van een jaar (ingaand op 9 september 2013 en eindigend op 9 september 2014), dat de ABU-CAO van toepassing is, dat [naam 1] werkzaam zal zijn in fase B en dat de arbeidsovereenkomst in ieder geval eindigt op de dag voordat [naam 1] instroomt in fase C. In de aangehechte uitzendbevestiging is opgenomen dat [naam 1] voor 40 uur per week als Beveiliger werkzaam zal zijn bij Pantar Amsterdam Flexdiensten B.V. (hierna: Pantar) tegen een bruto loon van € 11,00 per uur.
- zakelijk weergegeven - staat dat WHA verklaart de arbeidsovereenkomst met [naam 1] met wederzijds goedvinden te beëindigen, dat artikel 16 van de arbeidsovereenkomst niet meer van kracht zal zijn, een en ander teneinde [naam 1] een kans te bieden bij Trigion aan de slag te gaan.
Vordering
primiairdat
Trigionen
subsidiairdat
WHAbij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om:
primairevordering jegens
Trigionten grondslag dat de onder 1.14 bedoelde contractswissel tussen WHA en Trigion kwalificeert als overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW omdat [naam 1] op de peildatum 1 januari 2014 tot het tweekoppig personeel behoorde dat onder het contract van WHA exclusief als beveiliger op het object werkzaam was en zodanig een economische eenheid vormde. Zijn
subsidiairevordering jegens
WHAgrondt [naam 1] op de onder 1.3 genoemde arbeidsovereenkomst, die volgens hem door ongewijzigde voortzetting is omgezet in een fulltime arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, althans op de onder 1.11 genoemde arbeidsovereenkomst.
Verweer
primairals verweer dat - samengevat - de arbeidsovereenkomst tussen [naam 1] en haar op 5 december 2013 rechtsgeldig is geëindigd met wederzijds goedvinden, nadat [naam 1] weloverwogen had aangegeven bij WHA uit dienst en bij Trigion in dienst te willen treden. WHA betwist dat [naam 1] zijn ontslagname nadien heeft ingetrokken of met Trigion te hebben samengespannen.
Subsidiairvoert WHA aan dat [naam 1] slechts een contract voor minimaal 4 uur per week heeft als toezichthouder in parkeergarages. Volgens WHA heeft [naam 1] zich in de tweede week van januari 2014 weer bij haar gemeld met het verzoek om werk en zijn partijen toen een arbeidsovereenkomst fase B aangegaan, op grond waarvan hij voor 4 uur per week als allround medewerker bij Pantar toezicht houdt op parkeergarages.
Beoordeling
primairestandpunt, dat de arbeidsovereenkomst van 20 december 2011 (zie onder 1.3) door ongewijzigde voortzetting is omgezet in een fulltime arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarop de CAO Beveiliging van toepassing is. Daartoe wordt overwogen dat - door overlegging door WHA van de onder 1.2 en 1.4 genoemde arbeidsovereenkomsten - voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat in plaats daarvan achtereenvolgens twee uitzendovereenkomsten zijn gesloten, waarop de ABU-CAO van toepassing is. Weliswaar heeft de gemachtigde van [naam 1] betwist dat de handtekeningen onder die overeenkomsten van [naam 1] afkomstig zijn, maar [naam 1] heeft de - door hem ondertekende - onder 1.4 genoemde overeenkomst van 9 september 2013 vervolgens zelf aan de kantonrechter getoond, zodat aan dit namens [naam 1] gevoerde verweer voorbij wordt gegaan. Bij deze stand van zaken valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien hoe de arbeidsovereenkomst van 20 december 2011 zou zijn omgezet in een fulltime arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
subsidiairestandpunt van [naam 1], dat partijen gebonden zijn aan de arbeidsovereenkomst van 4 december 2013 (zie onder 1.11), heeft WHA
primairaangevoerd dat deze slechts is aangegaan omdat [naam 1] zijn vrouw naar Nederland wil laten komen en de IND in dat verband overlegging van een dergelijke arbeidsovereenkomst verlangde. Nu [naam 1] dit heeft betwist en WHA heeft nagelaten haar standpunt aan de hand van stukken te onderbouwen, acht de kantonrechter dit voorshands niet aannemelijk. Hetzelfde geldt voor het door WHA gevoerde verweer dat de arbeidsovereenkomst (van 4 december 2013) rechtsgeldig met wederzijds goedvinden is beëindigd. WHA beroept zich in dit verband op de onder 1.9 en 1.10 genoemde beëindigingsovereenkomsten, zich daarbij op het standpunt stellend dat deze dateren van na 4 december 2013. Nu echter beide overgelegde beëindigingsovereenkomsten ongedateerd zijn, partijen het erover eens zijn de dat de onder 1.9 bedoelde beëindigingsovereenkomst de meest recente overeenkomst is (omdat deze een later toegevoegde terzijdeschuiving van het concurrentiebeding bevat) en deze op 4 december 2013 bij e-mail door [naam 1] aan [naam 2] van Trigion is toegezonden, zijn er voorshands geen aanknopingspunten voor het standpunt van WHA te vinden. WHA heeft
subsidiairnog als verweer gevoerd dat partijen hooguit gebonden zijn aan de in januari 2014 tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst van 4 uur per week, maar nu zij de desbetreffende arbeidsovereenkomst niet heeft overgelegd, is dit voorshands evenmin aannemelijk geworden. De kantonrechter betrekt bij haar oordeel dat partijen zich ook niet aan die omvang van 4 uur per week hebben gehouden, nu uit de door WHA overgelegde salarisspecificaties kan worden afgeleid dat [naam 1] 44 uur heeft gewerkt in de maand januari 2014. Ook aan het door WHA gevoerde verweer dat [naam 1] zich niet beschikbaar heeft gehouden voor werk, waar [naam 1] tegenin heeft gebracht dat hij juist de hele tijd belde maar te horen kreeg dat er geen werk was, wordt als onvoldoende gemotiveerd voorbijgegaan.
BESLISSING
7: 625 BW tot een maximum van 25% over het te laat betaalde loon;