In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Roemeense nationaliteit, tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De afwijzing was gebaseerd op ernstige vermoedens dat eiseres een gevaar voor de openbare orde oplevert, aangezien zij korter dan vier jaar voor de beslissing een werkstraf had voltooid voor een gepleegd misdrijf, namelijk mensenhandel. Eiseres was in 2004 in Roemenië veroordeeld en had haar straf in Nederland in 2012 omgezet naar een werkstraf. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die afwijking van het beleid rechtvaardigden. Eiseres had al in 2008 een verzoek gedaan om overname van het Roemeense vonnis en had haar straf in 2012 ondergaan. De lange periode tussen haar verzoek en de tenuitvoerlegging van de straf kon haar niet worden tegengeworpen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zijn eigen beleid onjuist had toegepast en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het betaalde griffierecht en de proceskosten aan eiseres moesten worden vergoed.