In deze zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, wegens schadevergoeding als gevolg van verminderd vaargenot van een motorjacht. Eiseres heeft de boot aangeschaft, maar constateerde vanaf de koop dat de boot scheef hing en moeilijk stuurde bij topsnelheid. Na drie deskundigenrapporten, die gedurende een periode van zes jaar zijn opgesteld, bleek dat het gebrek eenvoudig te verhelpen was. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, het redelijk was om gedaagde in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank overwoog dat het gebrek aan de boot, dat aanvankelijk niet als zodanig werd erkend, uiteindelijk eenvoudig te verhelpen bleek te zijn. Dit leidde tot de conclusie dat gedaagde, ondanks de afwijzing van de vordering, verantwoordelijk was voor de proceskosten, gezien de lange duur van de procedure en de eenvoud van de oplossing. De kosten aan de zijde van eiseres werden begroot op € 36.120,85, inclusief griffierechten en deskundigenkosten. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen omdat eiseres onvoldoende feitelijke onderbouwing had geleverd voor de gestelde schade als gevolg van verminderd vaargenot. De rechtbank benadrukte dat alleen vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komt en dat eiseres niet had aangetoond dat er een causaal verband bestond tussen het verminderde gebruik van de boot en de afschrijving. De uitspraak werd gedaan door mr. M.W. van der Veen op 23 april 2014.