ECLI:NL:RBAMS:2014:4022

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
8 juli 2014
Zaaknummer
13/708153-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan de overval op geldtransportbedrijf Brink’s

Op 8 juli 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op het geldtransportbedrijf Brink’s, gepleegd op 29 juni 2011 in Amsterdam Zuidoost. De rechtbank heeft het verkorte vonnis uitgesproken na een zitting op 13 juni 2014, waarbij de officieren van justitie, mr. H. Hoekstra en mr. R.A. Kloos, de vordering hebben gedaan en de raadsvrouw van de verdachte, mr. I.N. Weski, haar verweer heeft gevoerd. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de overval, waarbij ongeveer twaalf miljoen euro werd gestolen, en van het voorhanden hebben van wapens en valse kentekenplaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de enkele tenaamstelling van de vluchtauto op naam van de verdachte, in combinatie met andere omstandigheden, niet voldoende was om zijn betrokkenheid bij de overval vast te stellen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, waaronder de medeplichtigheid aan de overval en het voorhanden hebben van valse kentekenplaten. Tevens werd de benadeelde partij Brink’s Nederland B.V. niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/708153-11
Datum uitspraak: 8 juli 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [woonplaats] (België) op [geboortedatum] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkorte vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. H. Hoekstra en mr. R.A. Kloos, en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. I.N. Weski, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 29 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 12 miljoen euro, in elk geval een (groot) geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan het geldtransportbedrijf Brinks B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerker(s) van voornoemd geldtransportbedrijf en/of een of meer ambtena(a)r(en) van politie, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) een of meermalen met een of meer (automatische) vuurwapen(s) op die ambtena(a)r(en) van politie heeft/hebben geschoten.
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 29 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 12 miljoen euro, in elk geval een (groot) geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan het geldtransportbedrijf Brink’s B.V, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer ambtena(a)r(en) van politie, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolen te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) een of meermalen met een of meer (automatische) vuurwapen(s) op die ambtena(a)r(en) van politie heeft/hebben geschoten tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 29 juni 2011 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in België opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een auto (te weten een (personen)auto, merk Audi) welke gebruikt is om naar de plaats van het misdrijf toe te rijden en/of om de vlucht van de plaats van het misdrijf mogelijk te maken, te leveren aan een of meer van voornoemd(e) onbekend gebleven perso(o)n(en).
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 29 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ambtena(a)ren van politie van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een of meer vuurwapen(s) een of meermalen op die ambtena(a)r(en) heeft/hebben geschoten.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 29 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie II, te weten een of meer automatische vuurwapen(s) en of munitie van categorie II voorhanden heeft gehad.
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2011 tot en met 29 juni 2011 te Ukkel en/of Vorst en/of Amsterdam, in elk geval in België en/of Nederland, een of meermalen een of meer kentekenpla(a)t(en) ([kentekenplaat]en/of [kentekenplaat] en/of[kentekenplaat] heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Voorvragen

3.1
De bevoegdheid van de rechtbank en de geldigheid van de dagvaarding
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de dagvaarding is geldig
3.2.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.2.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en dat dientengevolge het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel het vergaarde bewijs dient te worden uitgesloten. De raadsvrouw heeft daartoe twee gronden aangevoerd.
Het onderzoek naar de overval op distributiebedrijf Brink’s is nog niet afgerond en uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat er ook andere personen, dan de verdachten die vandaag terechtstaan, als verdachte zijn aangemerkt. Niet kan worden vastgesteld of voor verdachte ontlastende bevindingen zijn weggelaten, nu is gebleken dat het onderzoek meer stukken omvat dan zich in het procesdossier bevinden. Doordat het Openbaar Ministerie deze stukken heeft achtergehouden, kan niet worden getoetst of de belangen van verdachte daarmee geschonden zijn. Daar komt bij dat de verdediging, anders dan het Openbaar Ministerie en de rechtbank, niet beschikt over de stukken in het dossier van medeverdachte[naam 2] en zich daardoor niet effectief kan verdedigen. Verdachte is door de handelwijze van het Openbaar Ministerie met betrekking tot de samenstelling van het dossier, in zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn strafzaak tekort gedaan. Hiermee is sprake van een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is verder gebleken dat de broer van medeverdachte[naam 2] gedagvaard is, maar dat zijn dagvaarding is ingetrokken in het belang van het onderzoek. Het Openbaar Ministerie heeft deze beslissing niet nader willen toelichten. Aangezien niet kan worden vastgesteld of het Openbaar Ministerie in redelijkheid tot deze beslsissing is gekomen, is het vertrouwen van verdachte, dat hij in zijn vervolging een gelijke behandeling geniet, geschonden. Hiermee is sprake van een schending van het gelijkheidsbeginsel en dient het Openbaar Ministerie ook om die reden niet ontvankelijk te worden verklaard.
3.2.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier volledig is en dat geen sprake is geweest van het achterhouden van informatie. Dat de broer van medeverdachte[naam 2] thans niet is gedagvaard, houdt niet in dat verdachte ten onrechte is gedagvaard. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is naar het oordeel van het Openbaar Ministerie geen sprake.
Het Openbaar Ministerie verzoekt de rechtbank het Openbaar Ministerie ontvankelijk te verklaren in de vervolging.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 126aa, eerste lid, Sv draagt het Openbaar Ministerie op om de processen-verbaal voor zover die voor het onderzoek van de zaak van betekenis zijn toe te voegen aan het dossier. Het is dus aan het Openbaar Ministerie om het dossier samen te stellen.
Er zijn geen aanwijzingen dat er voor verdachte relevante stukken zijn achtergehouden door het Openbaar Ministerie. De enkele omstandigheid dat in het onderhavige onderzoek sprake is van een vertakking met betrekking tot verschillende verdachten, waarvan de stukken zich niet in het dossier van verdachte bevinden, leidt niet tot het oordeel dat het Openbaar Ministerie welbewust bewijsmateriaal heeft achtergehouden of dat het dossier onvolledig is.
Op grond van het bepaalde in artikel 167, eerste lid, Sv komt aan het Openbaar Ministerie een zelfstandige beslissingsbevoegdheid toe om na een onderzoek vervolging tegen een verdachte in te stellen. Het Openbaar Ministerie heeft kennelijk bepaald dat de broer van medeverdachte[naam 2] in dit stadium van het onderzoek niet wordt vervolgd. Nu daarover nog geen definitieve beslissing is genomen kan op dit moment geen sprake zijn van schending van het gelijkheidsbeginsel, zodat het beroep hierop wordt verworpen.
Op grond van het voorgaande verwerpt de rechtbank de verweren van de verdediging en stelt zij vast dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
3.3.
Schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft tot slot vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging

4.Vrijspraak

4.1
Inleiding
Op 29 juni 2011 heeft een gewapende overval op distributiebedrijf Brink’s te Amsterdam Zuidoost plaatsgevonden, waarbij ongeveer twaalf miljoen euro buit is gemaakt. Op de aanrijroute naar Brink’s werden kraaienpoten op het wegdek aangetroffen en op het hek bij de KLPD verkeerspolitie Ouder-Amstel, in de omgeving van Brink’s, was een hangslot bevestigd, waardoor het hek niet openging. De overvallers zijn op de vlucht geslagen toen politieagenten ter plaatse kwamen. De achtervolging werd ingezet op een grijze en een zwarte Audi. Tijdens de vlucht werd door de overvallers op de politieagenten geschoten. De grijze Audi is, ter hoogte van knooppunt Waardenburg A2, tegen de vangrail gecrasht. De inzittenden hebben de auto verlaten en een gedeelte van de buit is in het voertuig achtergebleven. De inzittenden van een te hulp geschoten voertuig, een Hyundai met kenteken [kentekenplaat], werden door de daders, onder bedreiging van vuurwapens, gedwongen hun voertuig af te staan en de daders zijn met dit voertuig in zuidelijke richting verder gevlucht. Ter hoogte van Eindhoven wisten de daders te ontkomen.
Op 29 juni 2011 was het chassisnummer van de uitgebrande grijze Audi gekoppeld aan een kenteken met het nummer [kentekenplaat]. Dit kenteken stond op naam van verdachte. Verdachte is op 23 februari 2012 aangehouden in Brussel.
De vraag die thans voorligt is of verdachte als medepleger dan wel als medeplichtige betrokken is geweest bij deze overval.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde en bewezenverklaring van de feiten 1 subsidiair en 4.
Het Openbaar Ministerie acht bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, in die zin dat verdachte verweten kan worden dat hij medeplichtig is geweest aan de overval op Brink’s door het leveren van een snelle auto aan de daders. Het chassisnummer van de uitgebrande vluchtauto was tussen 27 oktober 2010 en 25 november 2010 gekoppeld aan een Duits kenteken met het nummer [kentekenplaat]. De ten naam gestelde van dit kenteken is verdachte. Verdachte is de laatst bekende geregistreerde eigenaar van de uitgebrande vluchtauto. Hij heeft een leugenachtige verklaring afgelegd over de verkoop van deze auto. In de gecrashte vluchtauto zijn drie Belgische kentekenplaten aangetroffen. Uit onderzoek volgt dat twee van deze kentekenplaten gestolen zijn en dat de telefoon van verdachte ten tijde van de diefstallen uitpeilde op de plaatsen delict. Daar komt bij dat de telefoon van één van de inzittenden van de door de daders van de overval gejackte Hyundai in deze auto is achtergebleven. Gebleken is dat de daders na de overval met de Hyundai de grens met België zijn overgegaan. Op 29 juni 2011 om 10:01 uur straalt genoemde telefoon in de buurt van de woning van verdachte in België aan. Tenslotte kunnen als ondersteunend bewijs voor de rol van verdachte dienen de omfloerste sms-berichten en telefoongesprekken van 29 juni 2011 en 2, 6 en 7 juli 2011.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft het Openbaar Ministerie gewezen op de aangetroffen kentekenplaten in de vluchtauto, waarvan verdachte de laatst bekende geregistreerde eigenaar is, en het uitpeilen van de telefoon van verdachte ten tijde van de diefstallen van de kentekenplaten op de plaatsen delict.
De onder 1 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten kunnen volgens deze bewijsconstructie worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs en heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, omdat het dossier geen bewijs bevat waaruit de betrokkenheid bij en de wetenschap van verdachte ten aanzien van deze feiten kan volgen.
Verdachte heeft een aannemelijke verklaring gegeven over de uitgebrande vluchtauto, waarvan het kenteken oorspronkelijk op zijn naam stond. Hij heeft immers verklaard dat hij deze auto heeft verkocht aan de heer [naam 1], van welke koop hij een factuur heeft overgelegd. Er zijn geen aanwijzingen op grond waarvan zijn verklaring als leugenachtig bestempeld kan worden. Wat het Openbaar Ministerie hierover beweert berust enkel op suggesties en vormt geen bewijs. Ten aanzien van de uitgebrande vluchtauto geldt voorts dat het dossier geen bewijs bevat waaruit volgt dat verdachte wist of moest weten wat er met de auto zou gaan gebeuren. Dat de telefoon van één van de oorspronkelijk inzittenden van de Hyundai op 29 juni 2011 om 10:01 uur in de buurt van de woning van verdachte aanstraalde, zegt eveneens niets over de betrokkenheid van verdachte bij de overval op Brink’s. Het betreft een dichtbevolkt stedelijk gebied. Bovendien wonen meerdere personen, die in het dossier als verdachte naar voren komen, in dezelfde buurt. Aangezien verdachte in de buurt van de plaatsen delict van de diefstalen van de kentekenplaten zijn woonadres heeft, heeft het daar aanstralen van de telefoon van verdachte ten tijde van de diefstallen van de kentekenplaten ook geen bewijswaarde. Verder gaat het telefoongesprek dat verdachte op 7 juli 2011 heeft gevoerd, waarin hij spreekt over een Audi A8, evident niet over de gecrashte Audi S6.
Ander bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de overval en het voorhanden hebben van valse kentekenplaten ontbreekt, waardoor vrijspraak van alle feiten dient te volgen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde te komen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat het chassisnummer van de uitgebrande vluchtauto gekoppeld was aan een kenteken met het nummer [kentekenplaat]. Dit kenteken stond op naam van verdachte. Deze vaststelling op zich rechtvaardigt nog niet de conclusie dat verdachte de vluchtauto aan de daders van de overval heeft geleverd.
Het Openbaar Ministerie heeft ter aanvulling nog gewezen op de historische gegevens met betrekking tot het uitpeilen van de telefoon van verdachte ten tijde van de diefstallen van de in de uitgebrande vluchtauto aangetroffen kentekenplaten. Aangezien verdachte in dezelfde omgeving zijn woonadres heeft, het exacte tijdstip van de diefstallen van de kentekenplaten niet bekend is en een mobiele telefoon een verplaatsbaar en overdraagbaar goed is, kan de rechtbank evenmin op basis van deze gegevens de betrokkenheid van verdachte bij de overval op Brink’s vaststellen.
Ook het feit dat de telefoon van één van de oorspronkelijk inzittenden van de Hyundai op 29 juni 2011 om 10:01 uur in de buurt van de woning van verdachte aanstraalde zegt onvoldoende over zijn betrokkenheid bij de overval. Er wonen of verblijven immers meerdere in het dossier genoemde personen in deze omgeving en er is sprake van een dichtbevolkt gebied.
Conclusie moet zijn dat de tenaamstelling van de vluchtauto, ook in samenhang bezien met voornoemde omstandigheden, onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat verdachte de vluchtauto aan de daders van de overval heeft geleverd, laat staan dat kan worden bewezen dat hij wetenschap had van het gebruik van deze auto bij de overval.
Nu onvoldoende bewijs is geleverd voor betrokkenheid van verdachte bij de overval op Brink’s, kunnen nadien getapte telefoongesprekken en sms-berichten daaraan evenmin steun bieden. Weliswaar plaatst de rechtbank vraagtekens bij de inhoud van deze gesprekken, maar de rechtbank kan niet vaststellen of deze gesprekken op enigerlei wijze betrekking hebben op de overval op Brink’s.
Aangezien ander bewijs ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde ontbreekt, zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat, gelet op het voorgaande, evenmin vastgesteld kan worden dat verdachte de kentekenplaten heeft verworven of voorhanden heeft gehad, waardoor verdachte ook van dit feit zal worden vrijgesproken.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij Brink’s Nederland B.V.

Nu aan verdachte – zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – geen straf of maatregel zal worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij Brink’s Nederland B.V. in haar vordering niet-ontvankelijk is.

6.Beslissing

Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij Brink’s Nederland B.V. niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en M.R.J. van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.F. van Raab van Canstein, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2014.