Op 4 juli 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.I. Houben, en de burgemeester van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. S. van Gerven. De zaak betreft de weigering van de burgemeester om de openingstijden van een horecabedrijf te verruimen van dagzaak naar avondzaak. Eiser had eerder een exploitatievergunning gekregen voor openingstijden van 07.00 tot 01.00 uur doordeweeks en van 07.00 tot 03.00 uur in het weekend. Op 30 januari 2013 diende eiser een aanvraag in voor verruiming van de openingstijden naar 09.00 tot 03.00 uur doordeweeks en 09.00 tot 04.00 uur in het weekend. De burgemeester weigerde deze aanvraag op 27 februari 2013 en verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond in een besluit van 5 juli 2013.
Tijdens de zitting op 11 juni 2014 voerde eiser aan dat de burgemeester ten onrechte geen concrete belangenafweging had gemaakt. Eiser stelde dat zijn horecabedrijf gericht is op een ouder en kwalitatief hoogwaardig publiek en dat hij maatregelen had getroffen om geluidsoverlast te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in het bestreden besluit een onjuiste toets had gehanteerd en dat er een motiveringsgebrek was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bij de afweging van belangen in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen, gezien de openbare orde en veiligheid in de omgeving.
De rechtbank bepaalde dat de burgemeester het door eiser betaalde griffierecht van € 160,- moest vergoeden en veroordeelde de burgemeester in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 974,-. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.