3.2.Tussen partijen is niet in geschil dat eiser ten gevolge van het Tracébesluit in een planologisch nadeliger situatie is gekomen. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiser aldus dat hij stelt dat de schade aan de woning gelegen aan de [straatnaam] [d] te laag is getaxeerd en dat met betrekking tot de adressen [straatnaam] [b], [c] en [d] ten onrechte geen schadevergoeding is toegekend.
Permanent geleden schade met betrekking tot het adres [straatnaam] [d]
3.3.1Verweerder heeft aan de toekenning van een schadevergoeding voor permanent geleden schade met betrekking tot de woning gelegen aan de [straatnaam] [d] de planschadebeoordeling uit het conceptadvies van 10 juli 2012 en het definitieve advies van 5 oktober 2012 van de commissie Ten Kate ten grondslag gelegd. De commissie Ten Kate heeft in dit kader overwogen dat de woning gelegen aan de [straatnaam] [d] direct voor de inwerkintreding van het Tracébesluit op 23 maart 2008 getaxeerd wordt op een bedrag van € 235.000,-. Deze taxatie komt overeen met de WOZ-taxatie: € 234.000,-, peildatum 1 januari 2008. De woning heeft na de inwerkingtreding van het Tracébesluit nog een waarde van € 225.000,-, zodat er sprake is van een permanente waardevermindering van € 12.500,-. De gemiddelde waardedaling per vierkante meter oppervlakte van woningen gelegen op minder dan 300 meter van de Westrandweg is afgerond 7%. De commissie acht de waardevermindering van 5,3% voor de woning gelegen aan de [straatnaam] [d] gerechtvaardigd. De planologische mogelijkheden om de gronden te bebouwen, aanwezigheid van het achtergelegen bedrijf en de afstand tot het werk geven reden om uit te gaan van een lager dan het gemiddelde percentage. Nu in het primaire besluit I een bedrag van € 12.750,- op grond van de Regeling is toegekend, heeft verweerder dit laatste bedrag in het primaire besluit II en in bezwaar gehandhaafd.
3.3.2De rechtbank overweegt dat op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige uit mag gaan, indien uit het advies op objectieve en onpartijdige wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies naar voren zijn gebracht (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:56). 3.3.3Ten aanzien van de stelling van eiser dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd en onzorgvuldig is voorbereid, omdat verweerder de stukken van de adviescommissie Schiphol niet heeft afgewacht, overweegt de rechtbank als volgt.
Eiser heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij zich niet kan verenigen met de getaxeerde waarde van de woningen onder meer verwezen naar de taxatie verricht door de adviescommissie Schiphol. Eiser heeft dit punt in bezwaar en op de hoorzitting van 22 januari 2013 naar voren gebracht. De voorzitter van de hoorcommissie heeft vervolgens besloten de zaak op dit punt aan te houden en eiser in de gelegenheid te stellen nadere stukken over te leggen. Aan eiser is vervolgens bij brief van 27 augustus 2013 een nadere termijn van vier weken gegund, waarna eiser op 6 september 2013 wederom om uitstel heeft verzocht, welk nader uitstel door verweerder is geweigerd. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Uiteindelijk heeft eiser eerst in beroep de stukken van de adviescommissie Schiphol overgelegd. Verweerder heeft de commissie Ten Kate vervolgens om een nadere reactie gevraagd. Naar aanleiding van deze reactie heeft verweerder geen aanleiding gezien van het eerder ingenomen standpunt af te wijken. Eiser is in beroep in de gelegenheid gesteld op het nadere advies van de commissie Ten Kate te reageren.
3.3.4De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van eiser ligt zijn stelling met stukken te onderbouwen. Niet kan worden geoordeeld dat verweerder het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid dan wel onvoldoende heeft gemotiveerd door in het bestreden besluit niet mede de stukken van de adviescommissie Schiphol te betrekken, reeds omdat deze stukken niet beschikbaar waren. Voor zover eiser bedoeld heeft te stellen dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de besluitvorming niet nader uit te stellen, kan deze grond evenmin slagen nu verweerder eiser ruimschoots in de gelegenheid heeft gesteld deze stukken te overleggen. Overigens heeft verweerder deze stukken in de fase van beroep alsnog beoordeeld en is eiser in de gelegenheid gesteld daar op te reageren. Hetgeen eiser hieromtrent heeft aangevoerd, kan dan ook niet slagen. Voor zover eiser heeft gesteld dat de commissie Ten Kate niet objectief en/of onpartijdig advies heeft uitgebracht, heeft hij dat onvoldoende onderbouwd.
3.3.5Eiser heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat er redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid en de volledigheid van het advies van de commissie Ten Kate gewezen op het grote verschil met de taxatie van de adviescommissie Schiphol, die de woning gelegen aan de [straatnaam] [d] per 31 augustus 2004 heeft getaxeerd op € 310.000,- en na 31 augustus 2004 op € 304.000,-. Volgens eiser is met name de waarde van de woning vóór de inwerkintreding van het Tracébesluit per 23 maart 2008 te laag getaxeerd.
3.3.6De rechtbank overweegt dat reeds gelet op de omstandigheid dat de taxatie van de adviescommissie Schiphol ziet op een geheel andere peildatum, het verschil in waardering niet zonder meer reden geeft om te twijfelen aan de juistheid van de taxatie van de commissie Ten Kate. Zowel de commissie Ten Kate als de adviescommissie Schiphol hebben geen goede vergelijkingsobjecten gevonden op grond waarvan de waarde van de woning bepaald kon worden. Dat er in de directe omgeving van de woning geen goede vergelijkingsobjecten voorhanden zijn is door eiser ook niet betwist. Eiser heeft bovendien niet zelf vergelijkingsobjecten aangedragen. Om die reden is door de commissies gerekend met kengetallen per m² grond en per m³ opstal. In het aanvullende advies van 23 januari 2014 heeft de commissie Ten Kate gelet op de grote verschillen met de adviescommissie Schiphol nog eens kritisch naar de eigen taxatie gekeken en heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het definitieve advies op dit punt te herzien. Het door de adviescommissie Schiphol gehanteerde kengetal voor de waarde van de grond komt de commissie Ten Kate hoog voor, gelet op het feit dat het zowel feitelijk als planologisch gezien een bedrijfswoning betreft. De rechtbank is van oordeel dat de commissie Ten Kate voldoende heeft gemotiveerd waarom zij ondanks de aanmerkelijke verschillen met de taxatie van de adviescommissie Schiphol vasthoudt aan het definitieve advies van 5 oktober 2012. De rechtbank overweegt daarbij dat eiser niet gemotiveerd heeft aangegeven waarom er op dit punt meer waarde gehecht zou moeten worden aan de taxatie van de adviescommissie Schiphol.
3.3.7Eiser heeft daarnaast gewezen op het verschil tussen de taxatie van de woning door de commissie Ten Kate en de WOZ-waarde, en heeft zich op het standpunt gesteld dat de taxatie van de commissie Ten Kate niet juist kan zijn. Ter zitting heeft eiser er op gewezen dat de WOZ-waarde van de woning gelegen aan de [straatnaam] [d] in 2009 is bepaald op € 234.000,- en dat bij deze waardering rekening is gehouden met de aanleg van de Westrandweg. De commissie Ten Kate heeft dan ook ten onrechte overwogen dat deze WOZ-taxatie overeenkomt met de eigen taxatie van € 235.000,- van vóór de inwerkingtreding van het Tracébesluit, aldus eiser.
3.3.8De rechtbank overweegt dat op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling de WOZ-waarde van een woning eerst van belang kan zijn voor de bepaling van de omvang van de te vergoeden schade, indien een bestemmingsplan of andere planologische maatregel tot een planologische verslechtering heeft geleid ten opzichte van de mogelijkheden onder het daarvoor vigerende regime. Bij het bepalen van de WOZ-waarde wordt niet, zoals bij planvergelijking, gekeken naar de maximale invulling van het planologisch regime, maar is vooral de feitelijke situatie bepalend (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1436). Het feit dat een WOZ-waarde vóór en na een feitelijke wijziging ten gevolge van een planologische wijziging is verlaagd, kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval wel invloed hebben op de vraag of en in welke mate schade is geleden. 3.3.9De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat er gelet op de WOZ-waarde(n) van de woning gelegen aan de [straatnaam] [d] getwijfeld dient te worden aan de taxatie van de woning door de commissie Ten Kate. In het dossier bevinden zich geen aanknopingspunten voor het standpunt dat er sprake is van een dusdanig dalende of verlaagde WOZ-waarde ten gevolge van de aanleg van de Westrandweg dat de door verweerder voorgestane waardedaling (van € 12.500,-) te laag moet worden geacht. In het dossier bevindt zich enkel de WOZ-taxatie van 28 februari 2009, met peildatum 1 januari 2008, waarin de woning is getaxeerd op een waarde van € 234.000,-. Van een verlaging van die WOZ-waarde vanwege de aanleg van de Westrandweg is niet gebleken. De commissie Ten Kate heeft in zijn advies voorts aangegeven dat de taxatie van 28 februari 2009 overeenkomt met de eigen taxatie van de waarde van de woning op peildatum 23 maart 2008, derhalve direct voor de inwerkingtreding van het Tracébesluit, van € 235.000,-. Voor de stelling van eiser dat reeds bij die WOZ-taxatie rekening is gehouden met de aanwezigheid van de Westrandweg zodat deze niet goed vergelijkbaar is met de door de commissie vastgestelde waarde van de woning vóór de inwerkingtreding van het Tracébesluit, ziet de rechtbank evenmin aanknopingspunten. De in bezwaar door eiser overgelegde bijlage bij de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de Gecombineerde Aanslag 2010 kan niet dienen ter onderbouwing van het standpunt van eiser, nu deze een WOZ-taxatie betreft die ziet op een waardebepaling per peildatum 1 januari 2009. Hieruit volgt niet dat reeds bij de WOZ-taxatie 2009 naar peildatum 1 januari 2008 al rekening is gehouden met de Westrandweg. Hetgeen eiser hieromtrent heeft aangevoerd kan niet slagen.
3.3.10Ook ten aanzien van de getaxeerde waardevermindering van de woning heeft eiser gewezen op de door de adviescommissie Schiphol aangenomen planologische waardevermindering en heeft eiser gesteld dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van een lager dan gemiddeld percentage door rekening te houden met de achter de woning gelegen kassen. Daarnaast heeft eiser er op gewezen dat verweerder bij vergelijkbare woningen tot hogere percentages komt.
3.3.11De rechtbank overweegt in dit kader dat uit het definitieve advies van de commissie Ten Kate volgt dat de commissie de waardevermindering heeft gebaseerd op een intuïtieve taxatie. De commissie Ten Kate heeft aangegeven dat de waardevermindering op basis van de cijfers niet eenduidig kan worden bepaald. De commissie heeft de waardevermindering intuïtief bepaald en heeft vervolgens onderzocht of de aldus gevonden waardevermindering, gelet op de gemiddelde waardedaling van 7% voor de onderzochte woningen op minder dan 300 meter van de Westrandweg, de toets doorstaat. De commissie Ten Kate heeft de waardevermindering van 5,3%, hetgeen lager is dan het gemiddelde van 7%, gerechtvaardigd geacht gelet op de specifieke omstandigheden van de woning van eiser. De rechtbank is van oordeel dat de commissie Ten Kate ook hier de gevolgde gedachtegang duidelijk heeft weergegeven en inzichtelijk heeft gemaakt hoe de getaxeerde waardevermindering tot stand is gekomen. De rechtbank overweegt hierbij dat het in dit geval gaat om een taxatie van een deskundige die is gebaseerd op diens kennis en ervaring, zodat ingevolge vaste rechtspraak van de Afdeling een nadere toelichting op die inzichten niet in alle gevallen kan worden verlangd. De waardering kan voor verschillende woningen verschillend uitvallen. Ook hier heeft eiser niet voldoende gemotiveerd waarom de door de adviescommissie Schiphol vastgestelde waardevermindering in dit geval zou moeten leiden tot een andere (grotere) waardevermindering ten gevolge van de aanleg van de Westrandweg. De rechtbank ziet voorts geen grond voor het oordeel dat de commissie Ten Kate bij het bepalen van de intuïtieve waardevermindering geen betekenis heeft mogen toekennen aan de specifieke omstandigheden van de woning. De rechtbank acht de conclusies van de commissie Ten Kate op dit punt dan ook niet onbegrijpelijk.
3.3.12De commissie Ten Kate heeft naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk gemaakt op welke feiten en omstandigheden zij haar taxatie van de woning heeft gebaseerd en hoe zij tot de vastgestelde waardevermindering is gekomen. Verweerder heeft dan ook het conceptadvies en het definitieve advies van de commissie Ten Kate aan de toekenning van een vergoeding van permanente schade van € 12.750,- voor de woning aan de [straatnaam] [d] aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. Hetgeen eiser hieromtrent heeft aangevoerd, kan niet slagen. Verweerder heeft in redelijkheid de vergoeding voor permanente schade ter zake van deze woning kunnen vaststellen op € 12.750,-.
Tijdelijke schade met betrekking tot het adres [straatnaam] [d]
3.4.1Eiser heeft in beroep de stelling van verweerder dat de door de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de Westrandweg ondervonden hinder het normaal maatschappelijk risico niet te boven gaat, bestreden. Eiser heeft er op gewezen dat het ondervinden van geluidsoverlast gedurende 18 maanden niet gering is en dat hij ernstig is gehinderd in zijn woongenot en het genot van zijn eigendom. Eiser en zijn medewerkers werken volledige dagen buiten en hebben gedurende 90 dagen op slechts 90 meter afstand gewerkt van kunstwerk 511. Eiser heeft veel last gehad van het bouwlawaai, waaronder het heien. Eiser heeft er voorts op gewezen dat er zich tussen zijn woning en de bouwwerkzaamheden geen (natuurlijke) geluidsbarrières bevinden, zoals bijvoorbeeld bomen of het (nadien aangelegde) geluidscherm, waardoor het geluid ver draagt en eiser en zijn medewerkers veel overlast hebben ervaren.
3.4.2Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling dient gestelde schade die niet of niet uitsluitend kan worden aangemerkt als een rechtstreeks gevolg van het Tracébesluit maar wel aan daaruit voortvloeiende besluiten of uitvoeringshandelingen te worden aangemerkt als een verzoek om nadeelcompensatie, waarbij alsdan onder meer de vraag dient te worden beantwoord of er sprake is van buiten het normale risico vallende en op een beperkte groep burgers drukkende schade (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2005 ECLI:NL:RVS:2005:AT0572). Ook bij tijdelijke hinder dient te worden onderzocht of er voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de woon- en leefsituatie ten gevolge van uitvoeringshandelingen in negatieve zin zou worden gewijzigd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2006 ECLI:NL:RVS: 2006: AZ5163). Onder omstandigheden kan er aanleiding zijn schade bestaande uit tijdelijk verlies van woongenot ten laste van de benadeelde te laten, indien de aard, de geringe ernst en de beperkte duur van dat verlies daartoe aanleiding geven (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA6794). 3.4.3Tussen partijen is niet in geschil dat er gedurende 18 maanden, van ’s ochtends vroeg tot het begin van de avond geluidsoverlast is geweest van af- en aanrijdende vrachtwagens en gedurende een kortere periode van ongeveer twee maanden van heiwerkzaamheden. De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat hier sprake is van een beperkte duur van enige overlast en dat verweerder voorts niet alle in dit geval relevant zijnde omstandigheden heeft meegewogen in zijn beslissing eiser geen schadevergoeding toe te kennen. Eiser heeft zijn werk aan en buiten rondom zijn huis en kon zich daardoor ook tijdens de normale doordeweekse dagen waarop aan de Westrandweg gewerkt werd niet onttrekken aan de hinder veroorzaakt door de werkzaamheden. Daar komt bij dat de woning van eiser zich op relatief korte afstand van de werkzaamheden bevindt en er geen enkele natuurlijke of kunstmatige demping van het geluid is. Het geluidscherm was, zo is gesteld, ten tijde van de aanleg nog niet gebouwd. Met de enkele stelling van verweerder dat het werk dat eiser buiten op de schadepercelen verricht niet valt onder derving van het woongenot en dus niet voor vergoeding in aanmerking komt, heeft verweerder zich onvoldoende rekenschap gegeven van de omstandigheden van dit geval.
3.4.4Gelet op de aard van de hinder, de ernst en de duur daarvan heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs, althans zonder nadere motivering, niet kunnen oordelen dat de schade voortkomend uit tijdelijke hinder geheel ten laste van eiser dient te blijven. Het beroep van eiser is in zoverre gegrond wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb en de rechtbank zal het bestreden besluit in zoverre vernietigen. Verweerder zal ten aanzien van dit aspect een nieuwe beslissing dienen te nemen op het bezwaar van eiser.
Permanent geleden schade en tijdelijke schade met betrekking tot de adressen [straatnaam] [a], [b] en [c]
3.5.1De commissie Ten Kate heeft geconcludeerd dat er ten aanzien van de woningen gelegen aan de [straatnaam] [a], [b] en [c] geen waardevermindering op zal treden, ondanks dat er sprake is van een planologische verslechtering ten gevolge van de aanleg van de Westrandweg. De commissie heeft de woningen als volgt getaxeerd: € 100.000,- voor de woning gelegen aan de [straatnaam] [a] (zonder ondergrond die gehuurd wordt) en € 145.000 voor zowel de adressen [straatnaam] [b] als [c] (woning en schuur en grond). De commissie heeft overwogen dat de door de commissie getaxeerde waarden van de woningen zodanig laag zijn dat zij als gevolg van de aanleg van de Westrandweg niet zullen afnemen. Het betreft zeer kleine woningen gelegen dicht op bedrijfsbebouwing. Voor deze woningen zal alleen belangstelling bestaan bij degenen die in een zelfstandige woning in het buitengebied van Amsterdam willen wonen, maar daarvoor slechts een geringe prijs willen of kunnen betalen. Deze gegadigden zullen genoegen willen nemen met een beperkt woongenot. Zij zullen naar de inschatting van de commissie de aanwezigheid van de Westrandweg accepteren zonder daaraan consequenties te verbinden voor de prijs die zij voor de woning willen betalen.
3.5.2De rechtbank ziet op zich, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de taxatie van de woning gelegen aan de [straatnaam] [d], geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door de commissie Ten Kate verrichtte taxaties van de woningen [a], [b] en [c]. Ten aanzien van de vraag of, en zo ja, in hoeverre er ten gevolge van de aanleg van de Westrandweg een waardevermindering op zal treden, overweegt de rechtbank echter dat de woningen gelegen aan de [straatnaam] [a], [b] en [c] een economische waarde vertegenwoordigen. Immers, ze zijn niet gewaardeerd op nihil. Deze waarde zou ten gevolge van een planologisch verslechterende situatie kunnen dalen. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting niet aan kunnen geven waar het zogenaamde omslagpunt in deze zit, dat wil zeggen vanaf welke waarde woningen geacht worden niet verder meer in waarde te kunnen dalen ten gevolge van een schadeveroorzakend besluit. De commissie Ten Kate heeft het standpunt onderbouwd door onder andere te verwijzen naar de ligging van de woningen. De woning gelegen aan de [straatnaam] [d] heeft echter een overeenkomstige ligging en ten aanzien van die woning heeft de commissie Ten Kate wel een waardevermindering aangenomen. De rechtbank acht het standpunt van de commissie Ten Kate dat er ten aanzien van de woningen gelegen aan de [straatnaam] [a], [b] en [c] geen waardevermindering op zal treden, dat door verweerder is overgenomen, zonder nadere onderbouwing dan ook niet zonder meer begrijpelijk.
3.5.3De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich, gelet op de motivering van het advies van de commissie Ten Kate ten aanzien van de waardevermindering van de woningen gelegen aan de [straatnaam] [a], [b] en [c], niet in redelijkheid op dit advies heeft kunnen baseren. Gelet op het voorgaande zal het beroep van eiser in zoverre eveneens gegrond worden verklaard wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien nu er nader onderzoek door verweerder dan wel het opnieuw inschakelen van een onafhankelijke adviescommissie noodzakelijk is voor de nadere besluitvorming. De rechtbank zal verweerder opdragen om met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het door eiser gemaakte bezwaar.
3.5.4.Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat verweerder zich ook opnieuw zal moeten uitlaten over de tijdelijke schade met betrekking tot de woningen gelegen aan de [straatnaam] [a], [b] en [c] met inachtneming van het hiervoor onder rechtsoverweging 3.4.2 weergegeven criterium en het in 3.4.3 en 3.4.4 overwogene.