ECLI:NL:RBAMS:2014:3909

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2014
Publicatiedatum
3 juli 2014
Zaaknummer
CV 13-16165
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de bank in vordering tot betaling van krediet door bijzondere omstandigheden van de consument

In deze zaak vorderde ABN AMRO Bank NV betaling van een kredietbedrag van € 20.666,55 van een 66-jarige oud-werknemer, die in betalingsachterstand was geraakt. De kredietovereenkomst, afgesloten in 2002, had een limiet van € 21.000,00 en bevatte een bepaling voor verlaging van het kredietplafond na het bereiken van de 60-jarige leeftijd. De bank had echter nagelaten deze verlaging door te voeren, wat leidde tot een onredelijke financiële druk op de gedaagde. De gedaagde, die herstellende was van kanker en persoonlijke omstandigheden had die haar betalingscapaciteit beïnvloedden, voerde verweer tegen de vordering van de bank. De kantonrechter oordeelde dat ABN AMRO in haar vordering niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de bank onvoldoende rekening had gehouden met de bijzondere omstandigheden van de gedaagde. De rechter benadrukte dat de bank eerst in overleg moest treden met de gedaagde en haar gemachtigde om te bezien of een minnelijke regeling mogelijk was. De proceskosten werden aan de bank opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld. Dit vonnis benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in contractuele relaties, vooral wanneer de wederpartij in een kwetsbare positie verkeert.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
Rolnummer: CV 13-16165
Vonnis van: 13 mei 2014
F.no.: 497

Vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank NV

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: ABN AMRO
gemachtigde: [gemachtigde]
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [gemachtigde]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op de dagvaarding van 7 juni 2013 met producties, inhoudende de vordering van ABN AMRO, heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord met producties gereageerd. Bij instructie tussenvonnis van 13 augustus 2013 is een comparitie na antwoord gelast, welke op 26 november 2013 is gehouden. Bij die gelegenheid is ABN AMRO verschenen bij haar gemachtigde. Ook [gedaagde] is bij haar gemachtigde verschenen. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht – de gemachtigde van ABN AMRO mede aan de hand van de bij brief van 11 november 2013 toegezonden aanvullende producties – en vragen van de kantonrechter beantwoord. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden. Ter uitvoering van de ter zitting gemaakte afspraken heeft ABN AMRO nog een akte met producties genomen, waarop [gedaagde] bij antwoord-akte heeft gereageerd.
De zaak staat voor vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

feiten en omstandigheden

1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
Op 27 november 2002 sluit de thans 66-jarige [gedaagde] (geboren op [geboortedatum]) een overeenkomst “Flexibel Krediet” (hierna: kredietovereenkomst) met ABN AMRO. In de overeenkomst stelt ABN AMRO aan [gedaagde] een maximum krediet van € 21.000,00 ter beschikking. [gedaagde] verplicht zich maandelijks € 420,00 aan rente en aflossing te betalen.
Ingevolge artikel 7 van de kredietovereenkomst is het aan ABN AMRO verschuldigde bedrag (onder meer) ineens opeisbaar indien:
a.
Kredietnemer gedurende ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een (1) vervallen maandbedrag en, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de volledige nakoming van zijn verplichtingen;
Voorts bevat artikel 10 van de kredietovereenkomst een bijzondere regeling over de verlaging van de limiet van de overeenkomst (€ 21.000,00) nadat [gedaagde] 60 jaar is geworden. Deze bepaling luidt:
De limiet zal maandelijks, vanaf het tijdstip dat de onder 1A genoemde Kredietnemer de 60-jarige leeftijd heeft bereikt, worden verlaagd met 1/120 deel van de op het tijdstip van het bereiken van de 60-jarige leeftijd geldende limiet. Hiertoe zal het aflossingsdeel van het maandbedrag, indien nodig verhoogd worden tot 1/120 deel van de limiet.
Op de kredietovereenkomst zijn “de Algemene Voorwaarden van de Bank” van toepassing verklaard.
Bij brief van 29 oktober 2011 en 19 november 2011 attendeert ABN AMRO [gedaagde] op een ontstane achterstand in de aflossing van de kredietovereenkomst en nodigt [gedaagde] uit die betalingsachterstand in te lopen. Vervolgens komt [gedaagde] met ABN AMRO overeen dat de automatische incasso op of omstreeks de 28ste van iedere maand plaatsvindt. Op die dag heeft zij in de regel voldoende saldo op haar bankrekening. Deze wijziging van de incasso datum bevestigt ABN AMRO bij brief van 22 november 2011.
Bij brief van 9 februari 2012 verlaagt ABN AMRO de maximale limiet van € 21.000,00 naar € 20.000,00.
Op 13 juli 2012 laat [gedaagde] opnieuw een betalingsachterstand ontstaan. Nadat [gedaagde] hierop maandelijks door ABN AMRO is gewezen, draagt ABN AMRO de vordering op [gedaagde] in december 2012 over aan haar incassogemachtigde.
De incasso gemachtigde Lindorff sommeert [gedaagde] bij brief van 14 december 2012 het op dat moment openstaande bedrag van € 1.200,00 binnen 7 dagen te voldoen. Op dezelfde dag bericht Lindorff [gedaagde] dat het gehele krediet van € 20.056,61 opeisbaar is. In de brief wordt aangekondigd dat deze schuld wordt verrekend met haar tegoed op de spaarrekening. Kennelijk staat nagenoeg niets op de spaarrekening van [gedaagde] doordat na deze brief door Lindorff nog enkele brieven aan [gedaagde] worden verzonden met het verzoek een vergelijkbaar bedrag aan opeisbaar krediet te betalen vermeerderd met de rente.
[gedaagde] vraagt op 11 februari 2013 op basis van de overstapservice een rekening bij ING aan. Op 14 februari 2013 keurt de ING haar aanvrage goed. ABN AMRO heeft hieraan haar medewerking te verlenen.
ABN-AMRO bericht [gedaagde] bij brief van 14 februari 2013 dat zij geen medewerking verleent aan de overstapservice. In kennelijk een standaardbrief – [gedaagde] heeft uit de keuze van mogelijkheden zelf de reden te raden die ABN AMRO aan haar weigering tot medewerking ten grondslag legt - wordt gemeld:
De aanvraag kunnen we niet behandelen omdat er mogelijk sprake is van schuldsanering, faillissement, betalingsachterstand, blokkade op de rekening of (verdenking van) fraude. Ook kan het zijn dat er speciale afspraken zijn gemaakt tussen u als rekeninghouder en ABN AMRO.
De incassogemachtigde van ABN AMRO sommeert [gedaagde] bij brieven van 9 april 2013, 15 april 2013 en 19 april 2013 het gehele bedrag aan hoofdsom met contractuele rente te voldoen. Aan deze sommaties geeft [gedaagde] geen gevolg.

vordering

2.
ABN AMRO vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis tot betaling van:
€ 20.666,55 wegens hoofdsom, vermeerderd met de contractuele rente van 9,5% per jaar vanaf 31 mei 2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
€ 311,98 wegens contractuele rente tot 31 mei 2013;
de proceskosten.
3.
Aan de vordering legt ABN AMRO ten grondslag, dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar betalingsverplichting uit de kredietovereenkomst ten gevolge waarvan het gehele verstrekte krediet ineens opeisbaar is geworden.

verweer

4.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] voert aan dat persoonlijke omstandigheden de reden zijn geweest dat een betalingsachterstand is ontstaan. [gedaagde] is herstellende van kanker en gebruikt daarvoor medicijnen die invloed hebben op haar gezondheid. Zo raakt zij vergeetachtig en reageert zij vaak apathisch. Daarnaast is haar moeder in februari 2013 overleden, waardoor zij naar Curaçao is afgereisd en eerst in april 2013 is teruggekeerd. Hierdoor kon zij niet reageren op de incassobrieven van (de gemachtigde van) ABN AMRO.
5.
[gedaagde], die vroeger bij ABN AMRO heeft gewerkt, vindt het bijzonder vervelend dat bij ABN AMRO een betalingsachterstand is ontstaan. Zij heeft getracht met de overstapservice bij ING een rekening te openen haar financiële situatie op orde te kregen door vanuit de ING rekening ook haar openstaande termijnen van de kredietovereenkomst te voldoen. Ten onrechte heeft ABN AMRO haar medewerking daaraan niet gegeven.
6.
[gedaagde] is niet in staat het gehele kredietbedrag te voldoen. Haar inkomsten zijn € 845,00 aan AOW, € 386,00 aan ABN/AMRO pensioen, € 59,00 aan huurtoeslag en € 88,00 aan zorgtoeslag.

beoordeling

7.
Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen een kredietovereenkomst bestaat met aanvankelijk een limiet van € 21.000,00 en thans van € 20.000,00. Evenmin is tussen partijen in geschil dat [gedaagde] in de tweede helft van 2012 (opnieuw) een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vragen of ABN AMRO het krediet in zijn geheel opeisbaar mocht verklaren en haar medewerking aan de overstapservice mocht weigeren.
8.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] in december 2012 een betalingsachterstand van meer dan twee maanden heeft laten ontstaan, zodat ABN AMRO in beginsel op grond van artikel 7 sub a van de kredietovereenkomst gerechtigd is het gehele verleende krediet opeisbaar te verklaren.
In uitzonderlijke situaties kan het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn dat ABN AMRO zich - op dat moment – op dat contractuele recht beroept.
Voorts wordt de rechtsverhouding tussen partijen beheerst door de redelijkheid en billijkheid hetgeen onder meer inhoudt dat partijen bij de uitoefening van hun contractuele rechten ook rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij.
Voorts kan één en ander in bijzondere omstandigheden ertoe leiden, dat een partij in zijn vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard als bij het instellen en handhaven van de vordering op geen enkele wijze rekening is gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij.
9.
Voor de beantwoording van de vraag of in dit geval van zo’n uitzonderlijke en bijzondere situatie sprake is betrekt de kantonrechter in het bijzonder de navolgende omstandigheden:
  • [gedaagde] is een oud-werknemer van ABN AMRO;
  • ABN AMRO heeft onbestreden gelaten dat [gedaagde] herstellende is van kanker en dat de door haar gebruikte medicijnen invloed hebben op haar gezondheid in die zin dat zij vergeetachtig wordt en vaak apathisch reageert;
  • ABN AMRO heeft geen uitvoering gegeven aan artikel 10 van de kredietovereenkomst door vanaf het moment dat [gedaagde] 60 jaar was – derhalve vanaf december 2007 – het maximale krediet maandelijks met 1/120 deel te verlagen, zodat het maandelijkse rente- en aflossingsbedrag rond haar 65ste jaar gelet op haar inkomenspositie vanaf haar 65ste jaar (in ieder geval) belangrijk is verlaagd en door [gedaagde] in beginsel is op te brengen;
  • hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft ABN AMRO in de akte na comparitie geen verklaring gegeven waarom zij van die contractuele mogelijkheid tot maandelijkse verlaging van het kredietplafond geen gebruik heeft gemaakt;
  • de betalingsproblemen zijn ontstaan nadat [gedaagde] 65ste jaar was geworden;
  • [gedaagde] laat zich voor haar financiële situatie inmiddels bijstaan door een gemachtigde die haar financiële situatie op orde brengt – en naar onbetwist is gebleven met overige schuldeisers in 2013 een regeling heeft getroffen – en herhaaldelijk (tevergeefs) heeft verzocht met ABN AMRO in overleg te treden voor een betalingsregeling van de openstaande achterstand in aflossingstermijnen, waarbij het gehele krediet op haar 70ste jaar (december 2017) wordt afgelost;
  • hoewel ABN AMRO daartoe op de comparitie na antwoord in de gelegenheid is gesteld heeft blijkens de akte na comparitie na antwoord ABN AMRO niet alsnog het initiatief tot een dergelijk overleg genomen als hiervoor bedoeld en is zij daartoe ook niet bereid (ABN AMRO is kennelijk slechts bereid tot overleg over betaling/aflossing van het gehele krediet met rente en kosten);
  • ABN AMRO heeft onbestreden gelaten dat [gedaagde] een bedrag aan maandelijkse inkomsten van ongeveer € 1.380,00 (bruto) heeft en thans geen vermogen heeft de schuld van circa € 20.000,00 ineens te voldoen, zodat [gedaagde] de schuld en de hoge rente over die schuld niet binnen een redelijke termijn kan aflossen, maar daaraan nog een groot aantal jaren gebonden is en de (incasso)kosten verder toenemen;
  • [gedaagde] heeft met steun van haar gemachtigde in februari 2013 getracht haar schuld aan ABN AMRO voor de openstaande aflostermijnen in te lossen en wilde daarvoor onder meer gebruik maken van de overstapservice van ING, waaraan ABN AMRO geen medewerking heeft verleend en zelfs de financiële situatie van [gedaagde] ernstig heeft verslechterd door het krediet in zijn geheel opeisbaar te verklaren waardoor gezien de inkomenspositie van [gedaagde] naar verwacht mag worden dat zij nog zeer vele jaren een omvangrijke schuld aan ABN AMRO heeft met een substantiële rente last en naar verwacht mag worden substantiële executiekosten.
Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, leidt de kantonrechter af, dat ABN AMRO in ieder geval bij het inroepen van de opeisbaarheid van het gehele krediet in december 2012 niet op de hoogte was van de slechte gezondheidssituatie van [gedaagde] en de gevolgen die dat in haar functioneren en haar opstelling jegens ABN AMRO heeft. Zeker nadat [gedaagde] door haar gemachtigde werd bijgestaan kon ABN AMRO daarvan – en de overige omstandigheden aan de zijde van [gedaagde] - op de hoogte geraken, maar is niet gebleken dat ABN AMRO op enigerlei wijze bereid was met die gemachtigde in overleg te treden en te bezien of in de specifieke omstandigheden van het geval zij terugkomt op de beslissing het gehele krediet opeisbaar te verklaren, een regeling treft over de aflossing van de openstaande periodieke termijnen en [gedaagde] zich verplicht voortaan weer tijdig haar termijnen te voldoen. Hoewel daartoe op de comparitie na antwoord in de gelegenheid gesteld, blijkt uit de akte na comparitie dat ABN AMRO ook toen op geen enkele wijze tot zo’n overleg bereid te zijn.
Gelet op de verstrekkende gevolgen van de vordering van ABN AMRO voor [gedaagde], het geringe voordeel dat een veroordelend vonnis gezien de onbestreden gelaten inkomens- en vermogenspositie van [gedaagde] voor ABN AMRO heeft en ABN AMRO op geen enkele wijze bereid is te onderzoeken of die verstrekkende gevolgen voor [gedaagde] voorkomen kunnen worden door een minnelijke regeling waarbij ook aan de gerechtvaardigde belangen van ABN AMRO recht wordt gedaan, verklaart de kantonrechter ABN AMRO in haar vordering niet-ontvankelijk.
10.
Dit oordeel betekent dat ABN AMRO eerst met [gedaagde] en haar gemachtigde (op korte termijn) in overleg heeft te treden teneinde te bezien of een minnelijke regeling mogelijk is waarbij het belang van zowel [gedaagde] als ABN AMRO wordt gediend. In dat overleg kan onder meer aan de orde komen of met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van het geval [gedaagde] haar lopende aflostermijnen hervat en tijdig voldoet en voor de ontstane betalingsachterstand in termijnen een redelijke aflossingsregeling wordt getroffen. In dat overleg zal ook besproken dienen te worden of [gedaagde] in de gegeven omstandigheden van het geval rente over de betalingsachterstand verschuldigd is en zo ja, tegen welk (redelijk) rentepercentage.
Eerst na dat overleg kan worden beoordeeld of op basis van de alsdan bekende feiten en omstandigheden ABN AMRO het gehele krediet opeisbaar mag houden en een vordering ter verkrijging van een executoriale titel kan indienen. Indien ABN AMRO van oordeel is dat zij op toereikende wijze rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval en [gedaagde] niet of onvoldoende aan haar contractuele verplichtingen voldoet en kan voldoen, kan ABN AMRO in een nieuwe procedure de gehele kredietvergoeding met rente en kosten opnieuw vorderen en zal de vordering van ABN AMRO in het licht van de alsdan bestaande feiten en omstandigheden opnieuw worden beoordeeld.
11.
Dit alles leidt ertoe dat de kantonrechter ABN AMRO in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. ABN AMRO wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Nu [gedaagde] niet door een professioneel gemachtigde wordt bijgestaan begroot de kantonrechter de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] op het hieronder vermelde bedrag (1/2 punt).

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart ABN AMRO in haar vordering niet-ontvankelijk;
veroordeelt ABN AMRO in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen, welke worden begroot op € 200,00 wegens salaris gemachtigde;
verklaart deze proceskosten veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 mei 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter