In deze zaak vorderde eiser, [eiser], in kort geding wedertewerkstelling bij Cition B.V. De kantonrechter oordeelde dat onvoldoende aannemelijk was dat er een arbeidsovereenkomst bestond tussen eiser en Cition. Eiser had vanaf 1 februari 2006 werkzaamheden verricht voor de dienst Stadstoezicht en later voor Cition, maar de kantonrechter concludeerde dat de inlener, Cition, niet de bedoeling had om een directe overeenkomst met eiser aan te gaan. De kantonrechter nam daarbij in overweging dat eiser via verschillende payrollbedrijven had gewerkt en dat de rol van Cition voornamelijk die van opdrachtgever was, zonder dat er sprake was van werkgeversgezag. Eiser had zijn vordering gebaseerd op de stelling dat Cition feitelijk als werkgever optrad, maar de kantonrechter oordeelde dat de feiten dit niet ondersteunden. De vordering werd afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak vond plaats op 13 februari 2014.