5.4.Het Koninklijk Huis in de proceskosten te veroordelen.
6. Eisers (in conventie) voeren verweer tegen de vorderingen
in reconventie.
7. De (nadere) standpunten van partijen komen voor zover nodig bij de beoordeling aan de orde.
8. Voorop wordt gesteld dat eisers zich terecht op het standpunt stellen dat bij de toets of de publicatie van de gewraakte foto’s al dan niet onrechtmatig is, de mediacode en hetgeen daarin is vastgelegd geen rol speelt. De mediacode is geen regelgeving op grond waarvan die vraag dient te worden beantwoord en aan de mediacode wordt dan ook niet getoetst. Voor zover gedaagden in hun stellingname de mediacode hebben betrokken, daarbij onder meer aanvoerend dat die strengere voorschriften stelt dan algemene wet- en regelgeving en dat er sprake is van willekeur bij de handhaving daarvan, wordt dat standpunt niet gevolgd. Indien gedaagden menen dat zij in een voorkomend geval ten onrechte worden beperkt in hun rechten met een beroep op de mediacode, kunnen zij dat – eventueel in rechte – aan de orde stellen. In dit verband is het opmerkelijk dat uit de door gedaagden in het geding gebrachte stukken valt af te leiden dat zij in 2011 tijdens een zomerfotosessie van 4 juli 2011 in Tavernelle zijn uitgesloten van accreditatie, maar daartegen geen stappen hebben ondernomen.
9. Vast staat dat de onder 1.4. bedoelde foto’s niet in opdracht van eisers zijn gemaakt en eisers hebben ook geen toestemming gegeven voor publicatie van de foto’s. Op grond van artikel 21 Auteurswet is openbaarmaking van de foto’s in dat geval niet geoorloofd, voor zover een redelijk belang van prinses Amalia zich daartegen verzet. Onder een redelijk belang valt de bescherming van prinses Amalia tegen inbreuken op haar recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Die is door de openbaarmaking van de foto’s aangetast.
10. Voor de beantwoording van de vraag of een openbaarmaking uiteindelijk onrechtmatig is, dient het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer te worden afgewogen tegen het recht van vrijheid van meningsuiting van diegene die tot publicatie van de foto is overgegaan. Daarbij zal worden getoetst aan de gezichtspunten die relevant zijn bij de afweging van de botsende grondrechten, zoals die in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), in het bijzonder EHRM 7 februari 2012, LJN BW0604, NJ 2013,250, zijn genoemd. Gekeken moet worden naar de bijzondere omstandigheden van het geval, zoals bijvoorbeeld de aard en de ernst van de inbreuk en de duur daarvan, de persoon om wie het gaat, eerdere gedragingen van die persoon, de context waarin het portret werd gepubliceerd, de plaats waar en de wijze waarop de foto tot stand kwam en de mate waarin de foto bijdraagt aan een debat over een onderwerp van algemeen belang.
11. Gedaagden hebben betoogd dat de publicatie van de foto’s een algemeen belang dient. Volgens gedaagden is het aannemelijk dat er een aanzienlijk “public right to know” bestaat over hoe prinses Amalia opgroeit en hoe zij wordt opgevoed. De samenleving heeft het recht om veel, zo niet alles te weten van iemand die zuiver en alleen op grond van haar afkomst en daarmee samenhangende opvoeding een belangrijke staatsrechtelijke functie zal gaan vervullen, aldus gedaagden.
12. De kantonrechter volgt gedaagden hierin niet. Gelet op hetgeen onder 10. is overwogen miskennen gedaagden dat ook ingeval een foto van een publiek figuur is gepubliceerd een belangenafweging dient plaats te vinden. In zijn algemeenheid kan dan ook niet worden aanvaard dat het publiek recht heeft om alles van prinses Amalia te weten, ook niet omdat zij toekomstig staatshoofd is. Zij heeft ook recht op privacy en is niet vogelvrij, waarbij haar minderjarigheid meebrengt dat een extra zorgvuldige toets dient plaats te vinden of het algemeen belang de inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer rechtvaardigt.
13. Voor wat betreft de belangenafweging is het volgende relevant. De foto’s zijn gemaakt vanaf grote afstand vanaf de openbare weg, terwijl prinses Amalia – toen zes jaar oud – op het hockeyveld van de hockeyvereniging bezig is met het beoefenen van haar hobby. Gedaagden hebben niet bestreden dat de activiteit plaats vond in de privésfeer en in die omstandigheden mag zij zich in beginsel onbespied wanen, anders dan bijvoorbeeld tijdens een evenement als Koningsdag. Bijzondere omstandigheden die dit anders maken, zijn gesteld noch gebleken. Voor zover in dit verband door gedaagden nog is opgemerkt dat het een eerste training zou zijn geweest, mist dit feitelijke grondslag, nog afgezien van het feit dat prinses Amalia in zijn algemeenheid ook niet voor iedere eerste activiteit die zij verricht hoeft te dulden dat haar privacy wordt geschonden, althans de angst moet hebben dat dit zal gebeuren. De bijdrage aan een onderwerp van algemeen belang is door de publicatie naar het oordeel van de kantonrechter voorts nihil, nu een foto van prinses Amalia tijdens een training geen enkel algemeen belang heeft. Gedaagden hebben weliswaar aangevoerd dat velen geïnteresseerd zijn in het toekomstig staatshoofd en dat velen willen weten dat zij hockey speelt maar dat enkele feit rechtvaardigt nog niet de publicatie van een foto als de onderhavige. Ten tijde van de publicatie was van de zijde van eiser al bekend gemaakt dat prinses Amalia deze hobby had. De foto’s hebben voorts geen samenhang met de rol die prinses Amalia als toekomstig staatshoofd gaat vervullen. Bovendien zijn de foto’s gepubliceerd bij een artikel waarin de mediacode aan de orde wordt gesteld. Het staat gedaagden uiteraard vrij over de mediacode te publiceren, maar dit brengt niet met zich mee dat prinses Amalia enkel daarom openbaarmaking van de gewraakte foto’s moet dulden. Terecht is in dit verband door eisers opgemerkt dat de publicatie van een in beginsel onrechtmatige foto niet rechtmatig wordt door een artikel over de rechtmatigheid van die foto daaraan te verbinden. Voorts is door eisers gesteld en is door gedaagden ook erkend dat eisers belang hechten aan privacy en optreden tegen (onrechtmatige) schendingen daarvan, in het bijzonder van hun kinderen. In een eerder geschil tussen partijen is namens eisers ter terechtzitting een toelichting gegeven over het belang dat zij hechten aan het hebben van een ongestoorde jeugd voor hun kinderen, welk betoog in de onderhavige procedure deels is herhaald. Dat eisers daarin willekeurig zouden opereren in de zin dat daaraan een argument voor rechtvaardiging van de publicatie kan worden ontleend is door gedaagden niet dan wel onvoldoende toegelicht.
13. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat een afweging van de belangen meebrengt dat de bescherming tegen het recht van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer in het onderhavige geval zwaarder weegt dan het recht van vrijheid van meningsuiting. De publicatie van de foto’s jegens prinses Amalia is dan ook onrechtmatig.
15. Eisers stellen voorts terecht dat het aan de betreffende persoon is om al dan niet op te treden tegen inbreuken op het recht op privacy. Dat in voorkomende gevallen tegen bepaalde foto’s niet wordt geageerd ontneemt de onrechtmatigheid aan deze publicatie derhalve niet. De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar. De hieruit voortvloeiende beperking van het recht van vrijheid van meningsuiting acht de kantonrechter in een democratische samenleving gerechtvaardigd en noodzakelijk.
16. Gedaagden hebben gesteld dat de vordering onder 2.2. tot verwijdering van de foto’s van de website geen zelfstandige betekenis heeft, omdat de betreffende foto’s onschuldig zijn en prinses Amalia er geen belang bij heeft dat deze thans nog, maanden later, van internet worden verwijderd.
17. Dit betoog houdt geen stand. Dat de foto onschuldig is maakt niet dat geduld moet worden dat de onrechtmatige gedraging voortduurt. Dit geldt eveneens voor het feit dat de foto maanden geleden op de website is geplaatst. Het belang dat prinses Amalia erbij heeft tot handhaving van haar recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer prevaleert.
17. Voor wat betreft het gevorderde verbod om de foto’s opnieuw te publiceren hebben gedaagden zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden uitgesloten dat zich een omstandigheid voordoet waarbij deze foto’s weer of grotere nieuwswaarde krijgen, waardoor een afweging van de belangen anders zou uitvallen.
19. In zijn algemeenheid kan niet worden geoordeeld dat een openbaarmaking van een foto waarvan is geoordeeld dat die in de gegeven omstandigheden onrechtmatig is onder andere omstandigheden ook niet openbaar mag worden gemaakt. Het is niet ondenkbaar dat openbaarmaking van de betreffende foto’s in een bijzonder geval en onder andere omstandigheden, na afweging van alle belangen, wel gerechtvaardigd zou kunnen zijn. Eisers hebben zich niet op het standpunt gesteld dat de aard van de foto meebrengt dat dit anders is. Voorts is er thans nog geen sprake van een situatie waarin de foto stelselmatig onrechtmatig wordt gepubliceerd. Een algeheel publicatieverbod van de foto’s, zoals eisers hebben gevorderd, is een te vergaande beperking van de vrijheid van meningsuiting.
20. Gedaagden hebben ten slotte nog betoogd dat eisers geen schade hebben geleden omdat zij geen onderwerp van de foto’s zijn en prinses Amalia geen schade heeft geleden omdat het voornemen bestaat de schadevergoeding te schenken aan een goed doel.
21. Eisers sub 1 en 2 hebben toegelicht geen schadevergoeding voor henzelf te hebben gevorderd. Dit kan ook niet, omdat zij niet zelfstandig in deze procedure optreden maar dit doen namens prinses Amalia.
22. De schadevergoeding die door prinses Amalia is gevorderd is toewijsbaar. Door publicatie van de foto’s is prinses Amalia in haar persoon aangetast als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek en daarmee heeft zij recht op immateriële schadevergoeding. Indien het bedrag aan een goed doel zou worden geschonken neemt dat niet weg dat schade is geleden.
23. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. De dwangsom wordt als na te melden gemaximeerd.
24. Gedaagden dienen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.
25. Hoewel eisers
in conventie in reconventiegeen eisers maar verweerders zijn, zal vanwege de leesbaarheid van het vonnis voor wat betreft de vorderingen
in reconventiedezelfde duiding aan partijen worden gegeven als
in conventie.
25. Voor zover de vorderingen
in reconventiebetrekking hebben op foto’s waarop eisers sub 1 en 2 staan afgebeeld betogen eisers terecht dat gedaagden in hun vorderingen niet kunnen worden ontvangen. Zoals uit de dagvaarding duidelijk blijkt en hiervoor is overwogen procederen eisers sub 1 en 2 niet voor zichzelf, maar in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van prinses Amalia. De vorderingen betreffen echter eisers sub 1 en 2. Gedaagden zijn in die vorderingen dan ook niet ontvankelijk.
27. Eisers hebben betoogd dat gedaagden geen belang hebben bij hun vorderingen onder 5.2 en 5.3 omdat voor de publicatie van de foto’s die onderwerp van die vorderingen zijn toestemming is gegeven, dan wel dat daartegen geen bezwaar is gemaakt.
28. Gedaagden hebben daartegen ingebracht dat zij worden geconfronteerd met een sterk beperkende werking en willekeur die van de mediacode uitgaat en de wijze waarop die door het Koninklijk Huis wordt uitgelegd, gehanteerd en afgedwongen. Volgens gedaagden dient het staatshoofd zelfs niet de indruk te wekken dat hij regels oplegt aan onderdanen, zeker niet wanneer deze regels een fundamenteel grondrecht als de uitingsvrijheid beperken. Daarvan is sprake, terwijl die inbreuk niet is voorzien bij wet, aldus gedaagden. Zij hebben recht en belang om duidelijkheid te krijgen over de vraag of publicatie of herpublicatie van de onder 5 . bedoelde foto’s en vergelijkbare foto’s zonder toestemming onrechtmatig is.
29. Het standpunt van gedaagden wordt niet gevolgd. Los van het feit dat voor deze stelling (ook) geldt dat eiser sub 1 geen partij is, is in
conventieonder 8. reeds overwogen dat de mediacode geen regelgeving is op grond waarvan een verbod op publicatie kan worden afgedwongen. Op basis van de geldende wet- regelgeving en jurisprudentie dienen gedaagden een afweging te maken of openbaarmaking van een portret in de gegeven omstandigheden (on)rechtmatig is. Het is de keus aan diegene van wie het portret openbaar wordt gemaakt om al dan niet in rechte handhavend daartegen op te treden.
30. Voor zover voor publicatie van de foto’s toestemming is gegeven bestaat er geen rechtens te respecteren belang bij de vorderingen die gedaagden hebben ingesteld. Dit zelfde geldt voor zover foto’s zijn gepubliceerd en daartegen geen bezwaar is gemaakt. Er is immers in dat geval geen sprake van een situatie waarin gedaagden een claim wegens onrechtmatig handelen boven het hoofd hangt en zij belang kunnen hebben bij duidelijkheid over hetgeen rechtens heeft te gelden.
31. De gevorderde verklaring voor recht heeft ten slotte nog betrekking op niet concrete afbeeldingen, maar gelijksoortige afbeeldingen als de afbeeldingen die
in reconventieaan de orde zijn gesteld. Een dergelijke vordering is echter naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende bepaald. Bovendien moet steeds aan de hand van concrete omstandigheden van het geval een belangenafweging worden gemaakt om te beoordelen of publicatie al dan niet geoorloofd is.
32. Het voorgaande betekent dat de overige vorderingen worden afgewezen. Gedaagden worden als de overwegend in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.
I. verklaart voor recht dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld jegens prinses Amalia door de publicatie van de foto’s;
II. beveelt gedaagden om binnen 48 uren na betekening van het vonnis de foto’s van hun website te verwijderen, meer bepaald van het domein revu.nl, op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag voor iedere dag dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan, met een maximum van € 250.000,00;
III. veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van een schadevergoeding aan prinses Amalia van € 1.000,00;
IV. veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eisers begroot op:
exploot € 99,32
salaris € 750,00
griffierecht € 75,00
-----------------
totaal € 924,32;
V. wijst af het meer of anders gevorderde;
VI. verklaart gedaagden niet ontvankelijk in de vordering onder 5.1.;
VII. wijst de vorderingen onder 5.2. en 5.3. af;
VIII. veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van het geding, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 500,00 aan salaris van de gemachtigde;
In conventie en in reconventie:
IX. veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 75,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis hebben voldaan;
X. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.