In deze zaak verzoekt verzoeker, die op medische gronden is afgekeurd voor zijn opleiding aan de Zeevaartschool, de rechtbank om te verklaren dat de schade die hij heeft geleden en zal lijden, uitsluitend is veroorzaakt door het medisch handelen van zijn voormalige huisarts, verweerder. De huisarts heeft erkend aansprakelijk te zijn voor een onjuiste diagnose met betrekking tot het rechter oog van verzoeker, maar stelt dat verzoeker ook om andere redenen, namelijk schouderproblemen, is afgekeurd. Verzoeker heeft na een operatie aan zijn schouder geen klachten meer ervaren en betwist dat deze schouderproblemen een geldige reden voor afkeuring zijn.
De rechtbank heeft de procedure in twee delen behandeld. In het eerste deel zijn de feiten uiteengezet, waaronder de medische geschiedenis van verzoeker en de correspondentie tussen de betrokken partijen. De huisarts heeft erkend dat er onvoldoende dossiervorming heeft plaatsgevonden, maar betwist dat er een causaal verband bestaat tussen de medische fout en de afkeuring van verzoeker voor zijn opleiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van verzoeker zich leent voor behandeling in een deelgeschil, waarbij de stelplicht en bewijslast bij verzoeker liggen.
De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is geleverd om aan te nemen dat verzoeker zonder de medische fout niet afgekeurd zou zijn. De frequentie van de schouderluxaties en de medische keuring op 18 januari 2008 zijn belangrijke factoren die in overweging moeten worden genomen. De rechtbank heeft verzoeker de gelegenheid gegeven om aanvullende medische stukken in te dienen ter onderbouwing van zijn stellingen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank heeft aangegeven dat verzoeker een nieuwe advocaat moet aanstellen om de procedure voort te zetten.