ECLI:NL:RBAMS:2014:3773

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2014
Publicatiedatum
27 juni 2014
Zaaknummer
2874965 \ EA VERZ 14-262
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen TMF Netherlands B.V. en een arbeidsongeschikte medewerker, aangeduid als [verweerder]. Het verzoek is ingediend door TMF op basis van een verstoorde arbeidsrelatie en een gebrek aan vertrouwen in de werknemer. De werknemer, die sinds 1 september 2011 in dienst was, had zich op 1 augustus 2012 ziek gemeld en was vanaf begin februari 2013 in een re-integratietraject. De re-integratie verliep moeizaam, met meningsverschillen over de uitvoering en de ondersteuning vanuit TMF. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsrelatie verstoord was en dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk was. Ondanks de arbeidsongeschiktheid van de werknemer heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding toegewezen, met als ontbindingsdatum 1 juli 2014. Tevens is er een vergoeding van € 6.000,00 bruto aan de werknemer toegekend, waarbij de kantonrechter de proceskosten heeft gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter heeft TMF de mogelijkheid gegeven om het verzoek in te trekken tot 26 mei 2014, anders zou de ontbinding per 1 juli 2014 plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 2874965 \ EA VERZ 14-262
beschikking van: 12 mei 2014 (bij vervroeging)
func.: 744
beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
TMF Netherlands B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
nader te noemen TMF,
gemachtigde: mr. S.J. Schijf,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
nader te noemen [verweerder],
verschenen in persoon.
Verloop van de procedure
  • Verzoekschrift met producties ingekomen op 13 maart 2014;
  • Brief met bijlagen van TMF van 9 april 2014;
  • Verweerschrift met producties binnengekomen op 17 april 2014;
  • Mondelinge behandeling op 24 april 2014, waarbij aanwezig namens TMF [naam 1], [naam 2] en [naam 3] met haar gemachtigde en [verweerder] vergezeld door [naam 4];
  • Partijen hebben hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van TMF aan de hand van een pleitnota.

1.Feiten

1.1.
[verweerder], geboren [geboortedatum], is sinds 1 september 2011 in dienst van TMF als Legal Officer tegen een salaris van thans € 3.417,37 bruto per maand excl. vakantietoeslag en een dertiende maand.
1.2.
TMF Nederland B.V. is een trustmaatschappij en verricht administratieve- en managementdiensten.
1.3.
In haar functie is [verweerder] verantwoordelijk voor het coördineren en afhandelen van juridische vraagstukken van de aan haar toegewezen cliënten.
1.4.
Vanaf 12 maart 2012 is [naam 2] de leidinggevende van [verweerder].
1.5.
Volgens [naam 2] heeft hij op 30 juli 2012 een gesprek met [verweerder] gevoerd over haar functioneren. [verweerder] ontkent dat.
1.6.
Op 1 augustus 2012 heeft [verweerder] zich ziek gemeld.
1.7.
Tot begin februari 2013 was [verweerder] volledige arbeidsongeschiktheid.
1.8.
De kosten van een traject bij het professioneel psychisch zorgcentrum HSK heeft TMF betaald.
1.9.
Vanaf begin februari 2013 is een re-integratietraject gestart.
1.10.
Dat traject verliep moeizaam. Partijen verschilden van inzicht over de wijze waarop hier inhoud aan gegeven diende te worden:
- de door TMF voorgestelde wekelijkse evaluatie met [naam 2] wilde [verweerder] niet;
- [verweerder] voelde zich gepusht, onzeker over haar werkplek en salaris en te weinig gesteund;
- TMF betwist de aan haar gemaakte verwijten en zegt te streven naar een succesvol verloop van de re-integratie.
1.11.
Vanaf 7 augustus 2013 is op verzoek van [verweerder] [naam 3], de leidinggevende van [naam 2], ([functie]), [verweerder] gaan begeleiden.
1.12.
Vanaf september 2013 is [verweerder] haar eigen werkzaamheden op vier dagen gaan verrichten en vanaf 2 december 2013 kon [verweerder] volgens de bedrijfsarts haar eigen werkzaamheden weer volledig hervatten.
1.13.
Ter voorbereiding op de hervatting van de werkzaamheden heeft tussen partijen op 21 november 2013 een gesprek plaatsgevonden. In dat gesprek heeft TMF aangegeven dat [verweerder] haars inziens weinig inzet toonde en niet kan ingaan op het voorstel van [verweerder] langzaam te beginnen door haar een cliëntenportefeuille met weinig activiteiten en cliëntenkontakt te bieden. [verweerder] is in overweging gegeven na te denken over een beëindiging van het dienstverband.
1.14.
Tussen partijen ontstond discussie of de door [verweerder] op 5 december 2013 opgenomen vrije dag voor een cursus Engels al dan niet als vakantiedag diende te worden aangemerkt.
1.15.
Van 16 december 2013 tot 6 januari 2014 was [verweerder] wegens vakantie afwezig.
1.16.
Op 8 januari 2014 heeft [verweerder] zich ziek gemeld.
1.17.
Op de telefoon en deurbel (bij het bezoek door de arbo-dienst) reageerde [verweerder] niet.
1.18.
Bij de bedrijfsarts gaf zij aan op 17 januari 2014 niet voor een bezoek te kunnen verschijnen.
1.19.
Na een bezoek aan de bedrijfsarts op 22 januari 2014 beoordeelde deze [verweerder] als arbeidsgeschikt en gaf als advies om met elkaar in gesprek gaan om duidelijkheid te creëren over de voorwaarden voor een voortgang of beëindiging van de arbeidsovereenkomst met het advies bij stagnatie een gecertificeerde mediator aan te stellen.
1.20.
Een gesprek heeft op 19 februari 2014 plaatsgevonden, waarin TMF een voorstel tot beëindiging van het dienstverband heeft gedaan.
1.21.
De afspraak tijdens het gesprek was dat [verweerder] op dat voorstel zou reageren. Op 26 februari 2014 heeft zij laten weten dat niet te kunnen.
1.22.
De door TMF gewenste minnelijke beëindiging van het dienstverband is niet gerealiseerd.

2.Verzoek

De grondslag van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] is een gebrek aan vertrouwen in haar. TMF stelt daartoe het volgende. [verweerder] voldoet niet aan de gestelde functie-eisen, toont weinig inzet en stelt zich niet servicegericht of coöperatief op. Zij stelt zich niet open voor feedback, toont geen zelfreflectie en stelt zich afwijzend – zelfs verwijtend – richting TMF op. Constructief overleg hierover is niet mogelijk. De arbeidsverhouding is verstoord. Een vruchtbare samenwerking is niet meer mogelijk. De situatie is onhoudbaar. [verweerder] voerde haar re-integratiewerkzaamheden met weinig inzet uit, hield zich niet aan de gemaakte werktijden, schreef declarabele tijd niet op de juiste wijze (al vooraf in plaats van achteraf) en was tijdens werktijd bezig met het regelen van privé-zaken (opstellen huurovereenkomst, internetten). Het haar hierop aanspreken leidde niet tot verbetering. Op 21 november 2013 heeft TMF in een gesprek met [verweerder] aangegeven de indruk te hebben dat [verweerder] niet bij haar wil zijn en de tijd aftelt tot ze naar huis kan. Zij leidt dat af uit de weigering inzage te geven in de werkzaamheden, het niet verrichten van chargeable werk, de afwezigheid bij jurisprudentie-lunches en haar houding. Aan de wens van [verweerder] om als Legal Officer te blijven werken met een cliëntenportefeuille met weinig activiteiten en geen of minimaal cliëntencontact kan TMF niet voldoen. TMF heeft [verweerder] in overweging gegeven over een beëindiging van het dienstverband na te denken en heeft een beëindigingsvoorstel gedaan. Op 8 januari 2014 heeft [verweerder] zich ziekgemeld, maar was telefonisch niet bereikbaar en deed de deur niet open voor de arbo-dienst. Op advies van de bedrijfsarts is [verweerder] voor een gesprek op 27 januari 2014 uitgenodigd. [verweerder] verscheen niet. Volgens de bedrijfsarts waren er geen medische beperkingen om een gesprek met elkaar aan te gaan. Omdat de vriendin die [verweerder] wilde meenemen pas vanaf 19 februari 2014 kon, heeft het gesprek op die datum plaatsgevonden. Op het beëindigingsvoorstel heeft [verweerder] niet inhoudelijk gereageerd. Gelet op de houding en handelwijze van [verweerder] heeft TMF geen vertrouwen in een mediationtraject. Dat heeft immers alleen zin als beide partijen met elkaar in gesprek willen gaan. Dat wil [verweerder] niet. De grondslag voor het ontbindingsverzoek houdt geen verband met de ziekte van [verweerder]. [verweerder] heeft zich pas ziekgemeld nadat TMF haar had laten weten geen vertrouwen meer te hebben in een voortzetting van de arbeidsovereenkomst. TMF is bereid tot het betalen van een vergoeding van € 2.981,25 bruto (C-factor = 0,5).

3.Verweer

[verweerder] verzet zich tegen een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zij heeft zich niet ziek gemeld naar aanleiding van een functioneringsgesprek op 30 juli 2013. Dat gesprek heeft niet plaatsgevonden. De minder goede relatie met [naam 2] is mede de oorzaak van haar arbeidsongeschiktheid. TMF heeft haar niet voldoende ondersteund om het re-integratietraject succesvol te laten verlopen. TMF heeft zich niet als goed werkgever gedragen: [verweerder] heeft nooit naar haar oude werkplek mogen terugkeren; ook mocht ze niet naar een ander team ondanks een herhaald verzoek in verband met de negatieve behandeling van haar leidinggevende. TMF heeft er alles aan gedaan om haar werkomgeving nadelig te beïnvloeden. [naam 2] beschuldigt haar er ten onrechte van op 26 april 2013 voor 18.00 uur naar huis te zijn gegaan. Ook de haar op 28 juni 2013 gedane mededeling dat zij met ingang van het tweede ziektejaar gekort zou worden en de discussie rond haar reiskostenvergoeding leidden tot stress. Desondanks bleef [verweerder] zich inzetten voor haar re-integratie. Op 8 juli 2013 bleek haar foto te zijn doorgekrast tezamen met vertrokken collega’s. Haar restte niets anders dan overplaatsing vragen. Zij mocht alleen nog maar losse taken doen en niet haar eigen portfolio en bijbehorend cliëntenwerk. Doordat zij in hetzelfde team bleef, had zij toch steeds met [naam 2] te maken. Ook al was zij feitelijk “onder toezicht geplaatst” van [naam 3]. [verweerder] heeft in het gesprek van 21 november 2013 geen voorwaarden aan haar werkzaamheden gesteld. Wel moest de transitie geleidelijk verlopen. In het gesprek gedroegen [naam 3] en [naam 1] zich aggressief en aanvallend. [verweerder] heeft er alles aan gedaan om de re-integratie goed te doen verlopen. TMF stuurt aan op een vertrouwensbreuk. Haar ziekte in januari 2014 maakte dat ze de telefoon en deurbel niet hoorde. TMF reageerde opdringerig op haar ziekte. De e-mail met de uitnodiging voor een gesprek heeft [verweerder] niet ontvangen. Er is met haar ook geen overleg gepleegd over een datum. Zij was bovendien ziek en had geen vertrouwenspersoon om mee naar het gesprek te nemen. Het door TMF ingediende ontbindingsverzoek houdt verband met haar ziekte. Er is dus sprake van een opzegverbod. [verweerder] concludeert tot afwijzing van het verzoek van TMF en subsidiair tot een ontbinding per 1 juli 2014 met uitbetaling van haar 19 vakantiedagen, een vergoeding van € 30.000,00 bruto en een vernietiging van het concurrentiebeding dan wel met toekenning van een vergoeding van € 47.068,00 bruto (een jaarsalaris evenredig met de duur van het concurrentiebeding), met compensatie van kosten door TMF.

4.Beoordeling van de standpunten

4.1.
[verweerder] is arbeidsongeschikt. TMF grondt haar verzoek op een onherstelbaar gebrek aan vertrouwen in [verweerder]. De kantonrechter beoordeelt of die grondslag het verzoek kan dragen dan wel het verzoek toch verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] en wel op zo’n wijze dat het opzegverbod aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat.
4.2.
De arbeidsongeschiktheid van [verweerder] deed zich voor nadat TMF gefuseerd en verhuisd was. Dit bracht veranderingen en een onrust met zich, waar [verweerder] kennelijk moeite mee had.
4.3.
Dat de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] mede veroorzaakt zou zijn door de wijze van leidinggeven door [naam 2] is niet aannemelijk geworden. Die stelling van [verweerder] wordt niet door enig medisch gegeven onderbouwd. Zo de door [verweerder] aan [naam 2] gemaakte verwijten, dat hij chaotisch is, juist is, kan het zo zijn dat [verweerder] daar moeite mee heeft, maar om daar haar arbeidsongeschiktheid aan te wijten voert te ver.
4.4.
Partijen verwijten elkaar over en weer zich tijdens de re-integratieperiode niet naar behoren te hebben gedragen. Daarvoor verwijst de kantonrechter naar het onder 1.10. overwogene. Geen van beiden heeft echter een oordeel van het UWV gevraagd over de wijze waarop door de ander inhoud aan de re-integratieverplichtingen is gegeven. De kantonrechter moet het dus doen met hetgeen in deze procedure naar voren is gebracht.
4.5.
De kantonrechter constateert dat [verweerder] in een mail van 26 november 2013 aangeeft dat de re-integratie niet moeizaam is verlopen en deze succesvol is geweest omdat zij per 2 december 2013 weer 100% beter is.
4.6.
De kantonrechter vindt het onverstandig van TMF dat zij in een gesprek op 21 november 2013 aan [verweerder] vraagt of zij wil nadenken over een beëindiging van het dienstverband, terwijl [verweerder] haar start als weer volledig herstelde verklaarde werknemer nog moest maken. Het had de voorkeur verdiend om [verweerder] eerst in de gelegenheid te stellen haar werkzaamheden te laten hervatten en te zien hoe zich dat zou ontwikkelen alvorens de mogelijke beëindiging van het dienstverband te bespreken.
4.7.
Beide partijen hadden en hebben weinig vertrouwen in elkaar. TMF vond en vindt dat van [verweerder] meer inzet mocht en mag worden verwacht en [verweerder] voelde en voelt zich miskend. TMF vindt dat zij altijd genoeg rekening met [verweerder] heeft gehouden en van [verweerder] mocht verwachten dat zij bij een hersteldverklaring weer volledig aan het werk zou kunnen gaan. [verweerder] is een andere mening toegedaan en vindt dat TMF vanaf 2 december 2013 nog niet volledig op haar mocht rekenen en er een tijd voor transitie moest worden genomen. [verweerder] miskent daarbij dat zij per die datum volledig arbeidsgeschikt werd geacht, vanaf februari 2013 re-integreerde en vanaf september 2013 zelfs al weer 4 dagen werkte.
4.8.
De verwachtingen van partijen over wat ze van elkaar mogen verwachten, sloten en sluiten niet bij elkaar aan. Veel souplesse wordt niet tegenover elkaar getoond.
4.9.
Een vruchtbare samenwerking behoort naar het oordeel van de kantonrechter niet meer tot de mogelijkheden. Zeker nu [verweerder] bij herhaling aangeeft TMF een slechte werkgever te vinden.
4.10.
In de gegeven omstandigheden heeft het ook geen zin van TMF nog te verlangen om de weg van mediation in te slaan.
4.11.
Ondanks de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] wijst de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van TMF toe op grond van een verstoring van de arbeidsrelatie. Als datum voor de ontbinding acht de kantonrechter 1 juli 2014 billijk.
4.12.
Een vergoeding is op zijn plaats. Gelet op alle omstandigheden en de gevolgen voor [verweerder], waarbij haar kansen op de huidige arbeidsmarkt worden meegewogen, acht de kantonrechter een vergoeding gebaseerd op de factor c=1 op zijn plaats.
4.13.
Nu TMF een lagere vergoeding heeft aangeboden wordt zij in de gelegenheid gesteld haar verzoek in te trekken.
4.14.
De kantonrechter compenseert de kosten van de procedure zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.15.
Een beslissing over vakantiedagen en een concurrentiebeding kan de kantonrechter in het kader van deze procedure niet geven. Niets staat er aan in de weg dat partijen met elkaar in overleg treden of TMF bereid is [verweerder] uit haar verplichtingen uit hoofde van haar concurrentiebeding wil ontslaan.
Beslissing
De kantonrechter:
stelt TMF in de gelegenheid haar verzoek in te trekken uiterlijk op 26 mei 2014 waarbij de datum van ontvangst van de desbetreffende brief ter griffie van deze rechtbank, sector kanton, bepalend zal zijn;
voor het geval het verzoek niet wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 juli 2014 onder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] ten laste van TMF ten bedrage van € 6.000,00 bruto;
veroordeelt TMF tot betaling van dat bedrag;
compenseert de proceskosten zo dat ieder van de partijen de eigen kosten van de procedure draagt;
wijst af het meer of anders verzochte;
voor het geval het verzoek wordt ingetrokken:
verstaat dat het verzoek is ingetrokken.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. van der Kolk-Nunes, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.