ECLI:NL:RBAMS:2014:3756

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
26 juni 2014
Zaaknummer
CV 12-20100
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instapweigering passagier door vervoerder bij vlucht naar Marokko

In deze zaak gaat het om een passagier die via het reisbureau D-Reizen een vlucht naar Marokko had geboekt. Bij het inchecken op 21 juni 2010 bleek de passagier niet op de passagierslijst te staan, waardoor zij niet werd toegelaten tot de vlucht. De passagier had een bevestigingsformulier en haar paspoort bij zich, maar de vervoerder, Royal Air Maroc, weigerde haar toegang tot de vlucht. De passagier heeft vervolgens een nieuwe vlucht geboekt, maar vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de EU Verordening 261/2004, die compensatie regelt bij instapweigering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier over geldige boekingspapieren beschikte en tijdig bij de incheckbalie was. De reden voor de instapweigering, namelijk dat de passagier niet op de passagierslijst stond, werd niet als redelijke grond beschouwd. De vervoerder had onvoldoende gelegenheid om de situatie te onderzoeken, omdat het reisbureau na sluitingstijd niet bereikbaar was. De kantonrechter oordeelde dat de fout bij het boeken, die leidde tot de instapweigering, in de risicosfeer van de vervoerder lag.

Daarom werd de vervoerder veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden ook aan de zijde van de passagier toegewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van vervoerders bij instapweigering en de rechten van passagiers onder de EU-regelgeving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
Rolnummer: CV 12-20100
Vonnis van 27 mei 2014
F.no.: 497

Vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: de passagier
gemachtigden: mrs. F. Niemöller en I.G.B. Maertzdorff (EU-Claim)
t e g e n

de buitenlandse vennootschap Royal Air Maroc

gevestigd te Casablanca (Marokko) en kantoorhoudend te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. W.O. Russell

VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij tussenvonnis van 9 juli 2013 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast. De passagier is vergezeld van haar gemachtigde mr. I.G.B Maertzdorff verschenen. De vervoerder is verschenen bij mr. T. Teke, werkzaam bij haar gemachtigde. Beide partijen hebben mede aan de hand van de vooraf toegezonden producties hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De zaak staat voor vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.
In het tussenvonnis van 9 juli 2013 heeft de kantonrechter de feiten vastgesteld, de vordering weergegeven en het verweer samengevat.
2.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de vervoerder op goede gronden geweigerd heeft de passagier toe te laten tot de lijnvlucht van Amsterdam (Schiphol Airport) naar Tangier (Boukhalef Airport), Marokko op 21 juni 2010 met vluchtnummer AT 687, vertrektijd om 21.10 uur (lokale tijd) en aankomsttijd 23.25 (lokale tijd), hierna te noemen: de vlucht.
3.
Uit hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd leidt de kantonrechter mede in het licht van de overige processtukken het navolgende af.
Op 31 maart 2010 heeft de thans [leeftijd] passagier bij D-Reizen Vakantiewinkels in Haarlem een vliegreis geboekt op 21 juni 2010 naar Tangar Marokko met een retourvlucht naar Schiphol op 2 augustus 2010. Deze vliegreis is geboekt in aanwezigheid van haar thans [leeftijd] dochter. In tegenstelling tot hetgeen de kantonrechter in het tussenvonnis heeft verondersteld is alleen een vliegreis voor de passagier geboekt. De kosten van de retourvlucht van € 389,40 heeft de passagier bij pinbetaling op dezelfde dag te 9:42 uur voldaan. Ter ondersteuning heeft de passagier een afschrift van haar bankafschrift overgelegd.
Nadat de pinbetaling was gedaan, is het bevestigingsformulier per mail verzonden en is kennelijk in de winkel van D-Reizen daarvan een print gemaakt. De passagier heeft een afschrift van het 4 pagina’s tellende bevestigingsformulier overgelegd waarop onderaan als datum en tijdstip van de print 31 maart 2010 te 9:43 uur staat vermeld.
In het bevestigingsformulier staat onder meer dat de passagier zich met dat formulier en haar paspoort op de luchthaven heeft in te checken. De ter zitting aanwezige dochter heeft bevestigd dat de passagier, in aanwezigheid van haar en haar broer, op 21 juni 2010 bij de incheckbalie heeft gemeld en dat de passagier haar bevestigingsformulier en haar paspoort heeft getoond.
Bij de incheckbalie heeft de vervoerder de passagier gemeld, dat zij niet geregistreerd stond. De vervoerder heeft ter zitting bevestigd dat deze mededeling aan de passagier is gedaan. Op het bevestigingsformulier staat een reserveringsnummer dat volgens opgave van de vervoerder betrekking heeft op een andere vlucht op een andere datum, een andere passagier en een ander vluchtnummer. Voor de vervoerder heeft dat reserveringsnummer betrekking op een vlucht op 9 maart 2011 met vluchtnummer AT 754 met als passagier [naam].
De zoon van de passagier heeft vervolgens naar D-Reizen gebeld, die na enig aandringen heeft erkend een fout te hebben gemaakt. Kennelijk op kosten van D-Reizen is een nieuwe vliegreis geboekt die daags daarna – op 22 juni 2010 – om 22.10 lokale tijd vanaf Schiphol is vertrokken. In de tussentijd is de passagier naar huis geweest en heeft zij zich tijdig voor de avondvlucht op 22 juni 2010 gemeld.
4.
De passagier baseert haar vordering tot betaling van € 400,00 met rente en kosten op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagier stelt dat sprake is van een instapweigering zodat de vervoerder gehouden is haar te compenseren tot een bedrag van € 400,00.
5.
In artikel 2 onder j van de Verordening is “instapweigering” als volgt gedefinieerd:
weigering om passagiers op een vlucht te vervoeren, hoewel zij zich voor instappen hebben gemeld volgens de voorwaarden van artikel 3 lid 2 zonder dat de instapweigering is gebaseerd op redelijke gronden, zoals redenen die te maken hebben met gezondheid, veiligheid of beveiliging, of ontoereikende reisdocumenten.
Artikel 3 lid 2 van de Verordening luidt voorzover van belang:
a)
een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie hebben en zich – behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel 5 – bij de incheckbalie melden,
-
zoals bepaald en op de tijd die van tevoren door de luchtvaartmaatschappij, de touroperator of een erkend reisbureau schriftelijk (waaronder via elektronische weg) is aangegeven.
........
6.
De kantonrechter stelt vast dat voldoende aannemelijk is geworden dat de passagier over een bevestigde boeking beschikte voor de vlucht en dat zij zich ten opzichte van de vluchtdatum en tijdstip, zoals vermeld op het door het erkende reisbureau afgegeven bevestigingsformulier, tijdig bij de incheckbalie heeft gemeld. De vervoerder heeft
geweigerd om de passagier te vervoeren. Daarmee is sprake van een instapweigering.
7.
Alsdan rijst de vraag of de vervoerder de passagier op een redelijk grond heeft geweigerd. De vervoerder heeft als reden opgegeven dat de passagier niet op de passagierslijst stond.
De kantonrechter stelt voorop dat dit op zichzelf een begrijpelijke reden is een passagier tot een vlucht te weigeren. Kennelijk is de passagierslijst voor een luchtmaatschappij de checklijst aan de hand waarvan wordt gecontroleerd of een passagier die zich meldt voor die vlucht heeft geboekt. Gelet op de huidige hoge veiligheidseisen die mede ter bescherming van de overige passagiers dienen, is het begrijpelijk dat een vervoerder op het laatste moment niet een passagier toelaat die niet op de passagierslijst staat. In een dergelijk geval zal de vervoerder onderzoek hebben te doen naar de echtheid van het bevestigingsformulier en het paspoort teneinde te bezien of sprake is van een fout en de passagier toch kan worden toegelaten. Kennelijk was de D-Reizen in Haarlem op maandagavond 21 juni 2010 na 18.00 uur voor de vervoerder telefonisch niet meer bereikbaar, zodat er onvoldoende gelegenheid was dit onderzoek uit te voeren.
Of sprake is van een redelijke grond dient niet alleen acht te worden geslagen op de feiten en omstandigheden zoals die ten tijde van de weigering voor de vervoerder kenbaar zijn maar op alle ook achteraf gebleken toen bestaande feiten en omstandigheden.
Achteraf kan worden vastgesteld dat de passagier is geweigerd doordat hetzij het reisbureau hetzij de vervoerder een fout bij het boeken op 31 maart 2010 heeft gemaakt door een foutief reserveringsnummer op te geven en op het boekingsformulier te vermelden. Die fout ligt in de risicosfeer van de vervoerder en kan aan de passagier niet worden tegengeworpen. Dit betekent dat achteraf kan worden vastgesteld dat de weigering de passagier toe te laten niet op een redelijke grond is gebaseerd.
8.
Het voorgaande betekent dat van een instapweigering sprake is, zodat de vervoerder de passagier op grond van artikel 4 lid 3 van de Verordening heeft te compenseren. De passagier heeft onbestreden gesteld, dat de afstand tussen Schiphol en Tangier 2.028 kilometer is, zodat de forfaitaire compensatie op grond van artikel 7 lid 1 sub b van de Verordening € 400,00 bedraagt. De kantonrechter zal dit bedrag toewijzen.
9.
De vervoerder is bij brief van 12 november 2010 in gebreke gesteld, waarbij een termijn van 14 dagen is gegeven, zodat de wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 26 november 2010.
10.
Voor het incasseren van de vordering zijn enige buitengerechtelijke werkzaamheden verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. De kantonrechter bepaalt die vergoeding in het licht van de dubbele redelijkheidtoets op het hieronder vermelde bedrag. De kantonrechter heeft bij de hoogte van dat bedrag onder meer meegewogen de omvang van de werkzaamheden, de standaardbrieven die door de gemachtigde van de passagier worden gebruikt, een redelijke vergoeding voor het ontwikkelen van standaardmodellen zodat effectief en doelmatig voor passagiers kan worden opgetreden en de hoogte van de vergoeding.
11.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt de vervoerder als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Nu de passagier deels in het ongelijk is gesteld en niet bij dagvaarding alle producties waren overgelegd beperkt de kantonrechter het salaris gemachtigde tot 2 punten.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van:
- € 400,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2010 tot aan de dag van algehele voldoening;
- € 50,00 incl. btw wegens buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van de passagier tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 73,00
-kosten dagvaarding: € 90,64
-salaris gemachtigde:
€ 120,00
Totaal: € 283,64
inclusief eventueel verschuldigde BTW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 mei 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter