ECLI:NL:RBAMS:2014:3655

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
24 juni 2014
Zaaknummer
13/667156-11 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval met diefstal en vrijheidsberoving in beveiligde parkeergarage

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 29 december 2011, toen het slachtoffer, [persoon 1], in zijn beveiligde parkeergarage werd overvallen door drie mannen. De overvallers, waaronder de verdachte, bedreigden het slachtoffer met een pistool, bonden hem vast met tape en stalen waardevolle spullen, waaronder een gouden ketting en een Rolex horloge. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte, waaronder DNA-sporen op de tape, als voldoende wettig en overtuigend beschouwd. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat het DNA-bewijs en het signalement van het slachtoffer voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schade op € 16.181,91 werd vastgesteld. De rechtbank heeft ook de onttrekking aan het verkeer van bepaalde in beslag genomen voorwerpen bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/667156-11 (Promis)
Datum uitspraak: 26 februari 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Frans-Guyana) op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres, te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2012 en 12 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.A. van Vliet en van de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. T. den Haan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

1.1
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. diefstal met geweld;
2. wederrechtelijke vrijheidsberoving van [persoon 1].
1.2.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Op basis van de (aanvullende) aangifte, de verklaring van getuige [getuige 1], de verklaring van getuige [getuige 2], het proces-verbaal van het uitlezen van de camerabeelden, de NFI-rapportages en het ontbreken van een verklaring van verdachte met betrekking tot het aantreffen van het DNA van verdachte, kan de diefstal met geweld in vereniging gepleegd bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak voor beide feiten bepleit en heeft daartoe het volgende naar voren gebracht. Het dossier bevat geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de overval op [persoon 1]. In het DNA-rapport wordt met een hoge mate van waarschijnlijkheid gezegd dat de stukken aangetroffen tape één geheel hebben gevormd. Maar zoals de deskundigen ter zitting van 12 februari 2014 hebben verklaard is deze conclusie niet absoluut. DNA-onderzoeken betreffen geen onfeilbare onderzoeken, er zijn alternatieven mogelijk. De kans dat het DNA op een andere manier, bijvoorbeeld in een bouwmarkt, op de tape terecht is gekomen is niet onmogelijk. Over het af- en weer oprollen van de rol tape kunnen de deskundigen ter zitting van 12 februari 2014 geen uitspraken doen. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om DNA te transporteren. Uit de aangifte blijkt dat de twee kleine daders handschoenen aanhadden. De kans dat het DNA van verdachte via de handschoenen van de andere daders is verplaatst is niet onmogelijk.
De raadsman concludeert dat het aangetroffen celmateriaal van verdachte op de tape niet per definitie delictgerelateerd hoeft te zijn en dat de resultaten van het DNA-onderzoek noodzakelijkerwijs met zeer grote behoedzaamheid en terughoudendheid dienen te worden bezien.
Daarnaast past het aantreffen van het DNA van verdachte niet in de door het slachtoffer aangegeven gang van zaken en past verdachte niet in het opgegeven signalement. Het slachtoffer heeft verklaard dat de twee kleinere mannen met handschoenen aan, hem
met de tape hebben vastgebonden. Verdachte is een forse man van bijna twee meter en is daarmee aanzienlijk langer dan de andere mannen zodat hiermee is komen vast te staan dat de tape niet door verdachte is aangebracht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, die in bijlage II van dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, gaat de rechtbank van het volgende uit.
Op donderdag 29 december 2011 parkeert het slachtoffer zijn auto, merk Porsche Cayenne, in de beveiligde parkeergarage onder de flat waar hij woont. Hij sluit zijn auto af en loopt naar de hal waar de liften en het trappenhuis zich bevinden. Op het moment dat hij naar de lift loopt gaat de deur van het trappenhuis open en komen er drie negroïde mannen binnen. De voorste man heeft een zwart pistool in zijn handen en richt het op het slachtoffer. De twee andere mannen pakken het slachtoffer beet bij zijn bovenarmen en drukken hem met kracht op de grond in de hoek van de hal. Het slachtoffer probeert zich los te rukken en de mannen zeggen tegen hem dat hij rustig moet blijven. De mannen drukken de armen van het slachtoffer tegen elkaar en binden deze vast met tape. Zij plakken ook een stuk tape op de mond van het slachtoffer en binden zijn enkels vast. De mannen zeggen tegen het slachtoffer ‘Rustig [persoon 1]’. De mannen pakken vervolgens alle waardevolle spullen van het slachtoffer af, waaronder een goudenketting, een Rolex horloge, twee telefoons, een ring met briljant, sleutels, een bril en cash geld. Zij vragen het slachtoffer of hij nog meer geld heeft in zijn woning. Het slachtoffer zegt dat zij alles al hebben en smeekt hen hem te laten gaan. De mannen trekken het slachtoffer overeind en sleuren hem de garage in. Het slachtoffer wordt linksachter in zijn eigen auto gezet. Twee mannen stappen voor in de auto en de derde man gaat naast het slachtoffer zitten. Plotseling wordt het slachtoffer door de mannen naar beneden gedrukt. Het slachtoffer maakt zijn armen los gooit met kracht het linker portier van de auto open. Het slachtoffer krijgt vervolgens een klap met het pistool in zijn gezicht en de daders rennen weg richting de inrit van de garage.
Verdachte ontkent dat hij in de parkeergarage is geweest en dat hij ook maar iets met de overval te maken heeft.
De rechtbank is – anders dan de raadsman – van oordeel dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte samen met anderen de overval op [persoon 1] heeft gepleegd. De rechtbank steunt dit oordeel op het feit dat verdachte past in het door het slachtoffer opgegeven signalement. Het slachtoffer heeft verklaard dat de drie daders jonge donkere mannen waren. Eén van de mannen was lang, ongeveer 183 centimeter en de andere twee mannen waren rond de 160 centimeter lang. De lange dader had geen handschoenen aan en de twee kleinere daders wel. Uit het dossier blijkt dat verdachte een lange man van ongeveer 196 centimeter is. De omstandigheid dat het slachtoffer de lengte op 1.83 m schatte werkt niet ontlastend omdat een exacte bepaling van de lengte gegeven de hectiek van de gebeurtenissen niet mag worden verwacht.
Daarnaast is het door de daders gebruikte tape veiliggesteld en door het NFI onderzocht op DNA-sporen. Van de bemonstering van één van de uiteindes van een stuk tape is een onvolledig DNA-profiel verkregen van een man. De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op een miljard. Het DNA-profiel is vergeleken met DNA-profielen uit de Nederlandse DNA-databank en enkele buitenlandse DNA-databanken. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte uit de Franse DNA-databank. Een nadere vergelijking in Nederland heeft deze bevinding bevestigd. Het NFI concludeert in een zogenaamd soucheonderzoek dat de het zeer veel waarschijnlijker is dat de verschillende stukken tape die zijn aangetroffen en onderzocht één geheel hebben gevormd dan dat zij niet één geheel hebben gevormd. Zij concludeert ook dat het veel waarschijnlijker is dat verdachte de tape om de mouw van het slachtoffer heeft aangebracht dan dat verdachte de tape in een eerdere instantie (voorafgaande aan het delict) heeft gehanteerd. De plaats van het bemonsterde uiteinde waarop het voornoemde DNA-profiel is aangetroffen heeft zich oorspronkelijk op minimaal drie windingen onder de buitenste tapelaag bevonden.
Gelet op het voorstaande is de rechtbank van oordeel dat het onwaarschijnlijk is dat het DNA-profiel van verdachte op een andere, niet-delictgerelateerde wijze op het tape terecht is gekomen.
De rechtbank overweegt dat uit de rapporten van het NFI met betrekking tot het DNA- en het soucheonderzoek noch anderszins is gebleken of aannemelijk geworden dat het onderzoek niet deugdelijk is uitgevoerd dan wel dat de conclusies daarvan niet gedragen kunnen worden door de onderzoeksresultaten. Hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de bruikbaarheid van de rapporten.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het verzamelde bewijs tegen verdachte van dien aard is dat het ‘schreeuwt’ om een verklaring. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2004 (AO9639) kan de omstandigheid dat een verdachte weigert een bepaalde vraag te beantwoorden weliswaar op zichzelf niet tot het bewijs bijdragen, maar dat brengt niet mee dat een rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken. Van verdachte had derhalve opheldering mogen worden verwacht hoe zijn DNA op de tape terecht is gekomen als hij niet bij het delict betrokken zou zijn geweest. Deze opheldering is achterwege gebleven en ook niet gegeven op de zitting waar hij verstek heeft laten gaan.
Op grond van dit alles kan naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden verklaard dat verdachte één van de drie daders is die in de parkeergarage is geweest en de diefstal met geweld heeft medegepleegd. De conclusie luidt dan ook dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De overige bewijsverweren van de verdediging worden door de bewijsmiddelen weerlegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde;
op 29 december 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 6.500 á 7.000 euro en een gouden ketting en een horloge merk Rolex en een gouden ring met een briljant en twee telefoons en autosleutels toebehorende aan [persoon 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [persoon 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) een pistool op die [persoon 1] gericht hield(en) en/of de bovenarmen van die [persoon 1] hebben vastgepakt en/of in een hoek hebben geduwd en/of de armen van die [persoon 1] aan elkaar hebben vastgebonden met tape en/of de mond van die [persoon 1] hebben dichtgeplakt met tape en/of die [persoon 1] in een auto hebben geduwd en/of met een pistool op/tegen het hoofd en/of in/op het gezicht hebben geslagen;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde;
op 29 december 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [persoon 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) een pistool op die [persoon 1] gericht en/of de bovenarmen van die [persoon 1] hebben vastgepakt en/of in een hoek hebben geduwd en/of de armen van die [persoon 1] aan elkaar hebben vastgebonden met tape en/of de mond van die [persoon 1] hebben dichtgeplakt met tape en/of die [persoon 1] in een auto hebben geduwd en/of gehouden en/of die [persoon 1] met een pistool op/tegen het hoofd en/of in/op het gezicht hebben geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem onder 1 en 2 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaar en daarbij het bevel gevangenneming. Voorts heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Tevens heeft hij de rechtbank verzocht de beslissing met betrekking tot het beslag uit te stellen omdat het in beslaggenomene nog van belang kan zijn in de eventuele vervolging tegen medeverdachten.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, indien zij komt tot een bewezenverklaring, de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) toe te passen. Daarnaast heeft hij verzocht het door de benadeelde partij gevorderde bedrag zwaar te matigen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige en gewapende overval op het slachtoffer in een beveiligde parkeergarage bij de woning van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de slachtoffers van een gewapende overval nog langdurig gebukt kunnen gaan onder de psychische gevolgen daarvan, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Bovendien vond een en ander plaats in een beveiligde parkeergarage behorend bij de woning van het slachtoffer. Een woonomgeving en een daarbij behorende beveiligde parkeergarage dienen plaatsen te zijn waar bewoners zich veilig moeten kunnen voelen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij puur uit materieel gewin heeft gehandeld, dat hij kennelijk niet stil heeft gestaan bij de angst die hij te weeg zou brengen bij het slachtoffer van de overval en dat hij er blijk van heeft gegeven geen enkel respect te hebben voor de geestelijke en lichamelijk integriteit van het slachtoffer.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 januari 2014 met betrekking tot verdachte, blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten.
Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf acht geslagen op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS), voor zover die voor een soortgelijk feit als het onderhavige zijn vastgesteld. Deze geven voor het plegen van een overval op een woning met gebruik van ander geweld, niet zijnde licht geweld (zoals een enkele duw), als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaar. De rechtbank is van oordeel dat voor de strafoplegging in het onderhavige geval – een gewelddadige en gewapende overval in de beveiligde parkeergarage onder de flat van het slachtoffer- bij dit oriëntatiepunt kan worden aangeknoopt.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een deel van de vordering van
[persoon 1]een niet onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen geachte onder 1 en 2 primair rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert dit deel op
€ 16.181,91 (zestienduizendhonderdeenentachtig euro en eenennegentig eurocent) bestaande uit € 2.500,- aan immateriële schade en € 13.681,91 aan materiële schade (gouden ketting, Rolex horloge, ring met briljant, reparatiekosten eigen auto, twee telefoons, contant geld, bril, vergoeding reparatiekosten auto’s links en rechts). De vordering wordt dan ook tot dat bedrag bij wege van voorschot op de nog nader door de civiele rechter vast te stellen totale schade toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Wat de reeds gemaakte kosten betreft heeft
[persoon 1]een bedrag van € 4.731,10 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. Ten aanzien van deze gevorderde kosten voor de rechtsbijstand zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het geldende liquidatietarief zoals dat in civiele zaken wordt gehanteerd. Daarbij zal aansluiting worden gezocht bij liquidatietarief III. Dit tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde tot € 40.000,- in hoofdsom. De hoogte van het toewijsbaar bedrag aan buitengerechtelijke kosten stelt de rechtbank op grond van dat liquidatietarief vast op € 1.158,- (tarief III: twee punten).
In het belang van
[persoon 1]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 1.00 STK Muts
-
4213769;
2 1.00 STK Jas
-
4213777; van slachtoffer
3 1.00 STK Schoeisel
-
4213784; schoenzoolafdruk
4 1.00 STK Schoeisel
-
4213783;schoenzoolafdruk
5 1.00 STK Schoeisel
-
4213782; schoenzoolafdruk
6 1.00 STK Schoeisel
-
4213781; schoenzoolafdruk
7 1.00 STK Schoeisel
-
4213780;schoenzoolafdruk
dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 1 en 2 primair bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f (oud), 47, 63, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf en de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren
Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 (vijf) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt de
gevangenneming, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd.
Wijst de vordering van [persoon 1], per adres van de gemachtigde [adres 2, te plaats], toe tot een bedrag van € 16.181,91 (zestienduizendhonderdeenentachtig euro en eenennegentig eurocent) bestaande uit € 2.500,- aan immateriële schade en € 13.681,91 aan materiële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken op een bedrag van € 1.158,- (elfhonderdenachtenvijftig) voor kosten rechtsbijstand.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] aan de Staat € 16.181,91 (zestienduizendhonderdeenentachtig euro en eenennegentig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 323 (driehonderddrieëntwintig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Muts
-
4213769;
2 1.00 STK Jas
-
4213777; van slachtoffer
3 1.00 STK Schoeisel
-
4213784; schoenzoolafdruk
4 1.00 STK Schoeisel
-
4213783;schoenzoolafdruk
5 1.00 STK Schoeisel
-
4213782; schoenzoolafdruk
6 1.00 STK Schoeisel
-
4213781; schoenzoolafdruk
7 1.00 STK Schoeisel
-
4213780;schoenzoolafdruk
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en O.P.G. Vos, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Schleeper, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2014.
Bijlage I(Tenlastelegging [verdachte])
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 6.500 a 7.000 euro en/of een (gouden) ketting en/of een horloge (merk Rolex) en/of een (gouden) ring (met een briljant) en/of twee, althans een of meer, telefoon(s) en/of (huis- en/of auto)sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [persoon 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) een pistool op die [persoon 1] gericht hield(en) en/of (met kracht) de bovenarmen van die [persoon 1] heeft/hebben vastgepakt en/of in een hoek heeft/hebben geduwd en/of de armen van die [persoon 1] aan elkaar heeft/hebben vastgebonden met tape en/of de mond van die [persoon 1] heeft/hebben dichtgeplakt met tape en/of die [persoon 1] (met kracht) in een auto heeft/hebben geduwd en/of (met kracht) (met een pistool) op/tegen het hoofd en/of in/op het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt;
2.
hij op of omstreeks 29 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [persoon 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en / of (een of meer) van zijn mededader(s) een pistool op die [persoon 1] gericht en/of (met kracht) de bovenarmen van die [persoon 1] heeft/hebben vastgepakt en/of in een hoek heeft/hebben geduwd
en/of de armen van die [persoon 1] aan elkaar heeft/hebben vastgebonden met tape en/of de mond van die [persoon 1] heeft/hebben dichtgeplakt met tape en/of die [persoon 1] (met kracht) in een auto heeft/hebben geduwd en/of gehouden en/of die [persoon 1] (met kracht) (met een pistool) op/tegen het hoofd en/of in/op het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 29 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door zijn voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [persoon 1] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet een pistool op die [persoon 1] heeft/hebben gericht en/of (met kracht) de bovenarmen van die [persoon 1] heeft/hebben vastgepakt en/of in een hoek heeft/hebben
geduwd en/of de armen van die [persoon 1] aan elkaar heeft/hebben vastgebonden met tape en/of de mond van die [persoon 1] heeft/hebben dichtgeplakt met tape en/of die [persoon 1] (met kracht) in een auto heeft/hebben geduwd en/of gehouden en/of die [persoon 1] (met kracht) (met een pistool) op/tegen het hoofd en/of in/op het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt.
Bijlage II – Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2011333553-1 van 29 december 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 2], doorgenummerde pagina 9 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [persoon 1], zakelijk weergegeven:
Op 29 december 2011 om 20.00 -20.15 uur ben ik weggegaan vanaf het restaurant en heb ik dezelfde route gereden die ik altijd rijd naar mijn huis in de [straat] te Amsterdam. Ik ben de parkeergarage ingereden en heb mijn auto op mijn eigen parkeerplaats neer gezet. Hierna ben ik naar het halletje gelopen waar de liften en het trappenhuis zijn. ik wilde toen net naar de lift lopen en zag toen de deur van het trappenhuis open gaan. Ik zag toen drie mannen via deze deur het halletje binnenkomen. Ik zag dat de voorste man een zwart pistool in zijn beide handen vast had en hij zijn gestrekt had en richtte het wapen op mij. Ik schrok heel erg en zag en voelde toen dat de andere twee mannen mij vastpakten bij mijn bovenarmen. Ik werd toen met kracht in een hoek van het halletje op de grond gedrukt. De mannen drukten mijn armen tegen elkaar en toen werden mijn armen met grijze tape aan elkaar gebonden. Daarna kreeg ik een stuk tape over mijn mond en werden mijn enkels met tape aan elkaar gebonden. Toen werd mijn gouden ketting door hen weggenomen. Mijn Rolex horloge, twee telefoons en het geld werd uit mijn zakken gehaald en een ring met briljant werd van mijn vinger gehaald. Ook mijn sleutels hebben ze gepakt en mijn bril. Toen zeiden ze dat ik mee moest. ik werd toen overeind getrokken en meegesleurd de garage in. Ze namen mij mee naar mijn auto. Ik werd linksachter in de auto gezet. De daders stapten ook in mijn auto. Ik heb mijn armen los kunnen krijgen en heb toen met mijn linkerhand het linker portier met kracht opengegooid. Het portier kwam daardoor tegen de auto die naast mijn auto stond geparkeerd. Ik kreeg toen van dader 2 een klap met dit pistool in mijn gezicht. Ik voelde toen pijn aan mijn neus.
Ik kan de daders als volgt omschrijven:
Dader 1: de man met het pistool, rond de 22 á 23 jaar oud, bruine ogen en een mager gezicht, ongeveer 183 centimeter lang, mager postuur, donkere huidskleur, hij droeg een donkere muts en een bruinachtige driekwartlange jas, geen handschoenen.
Dader 2: hij was ook mager maar korter dan dader 1, ongeveer 160 centimeter lang, hij had ook een muts op, een mager gezicht, jonger dan dader 1, hij droeg een korte jas, een spijkerbroek en handschoenen.
Dader 3: hij was ook rond de 160 centimeter lang, een bol gezicht, rond de 20 jaar oud, mager postuur, hij droeg ook een muts, hij had donkere ogen en droeg ook handschoenen.
2.
Een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 26 april 2013, nummer 2012.02.08.097, opgemaakt door [persoon 3] op de door haar als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte en door [persoon 4] op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte, ongenummerde pagina.
Dit verslag houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundigen, zakelijk weergegeven:
Conclusie van het soucheonderzoek:
A: naar aanleiding van vraagstelling 2 en de gestelde hypothesen op pagina 4, zijn op basis van de onderzoeksresultaten de hypothesen specifieker omschreven:
Hypothese 1:de stukken tape 1, 2 en 3 afkomstig van de rechter mouw van de jas, hebben oorspronkelijk één geheel gevormd;
Hypothese 2: de stukken tape 1, 2 en 3 afkomstig van de rechter mouw van de jas, hebben oorspronkelijk niet één geheel gevormd
Aan de hand van de hypothesen kan gesteld worden dat de bevindingen van het onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
C. De plaats vaan het DNA-materiaal op stuk tape 1 is aangetroffen, bevindt zich op circa 200 cm vanaf het begin van de oorspronkelijk gebruikte rol tape.
Interpretatie en evaluatie onderzoeksresultaten van het DNA- en soucheonderzoek:
Hypothese 1:de verdachte [verdachte] heeft de tape om de mouw van de jas aangebracht;
Hypothese 2: de verdachte [verdachte] heeft de (rol) tape in een eerdere instantie (voorafgaand aan het delict) gehanteerd.
De plaats van het bemonsterde uiteinde van het tape heeft zich oorspronkelijk minimaal op minimaal 3 windingen onder de buitenste tapelaag bevonden. De bevindingen van het soucheonderzoek en het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
3.
Een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 20 augustus 2012, nummer 2012.02.08.097, opgemaakt door [persoon 3] op de door haar als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte, ongenummerde pagina.
Dit verslag houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
In de aanvraag onderzoek van 26 juli 2012 is verzocht om het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] te vergelijken met de eerder verkregen DNA-profielen in deze zaak.
Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek:
Uiteinde tape om rechter mouw jas: onvolledig DNA-profiel van een man, [verdachte], kleiner dan 1 op 1 miljard.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuigen met nummer 2011333553-3 van 30 december 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 5], doorgenummerde pagina 3 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuigen [getuige 1] en [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Vanavond, donderdag 29 december 2011, omstreeks 20.35 uur, reden wij de parkeergarage in. Wij parkeerde onze auto en zagen de auto van onze buurman staan. Hij heeft een Porsche Cayenne. Het viel mij, [getuige 2], op dat er hele zwarte, echt donkere mannen in de auto zaten. We hoorden op dat moment de deur klapperen van de Porsche tegen de deur van de auto daarnaast. De deur die open ging van de deur linksachter. Ik, [getuige 2], zag de buurman zijn auto uitkomen. Ik, [getuige 1], zag dat de deur van de Porsche meerdere malen tegen de auto daarnaast aan werd geslagen. Ik, [getuige 1], zag drie negroïde mannen. Twee van de mannen liepen haastig richting de uitgang. Ik zag dat een van de mannen een klap in het gezicht van de buurman gaf. Hij had zijn vuist gebald en het leek alsof hij iets in zijn jas had.
Ik, [getuige 2], zag naast de buurman op de achterbank een persoon zitten. Ik zag dat de buurman een rood gezicht had en hoorde hem rare geluiden maken. Ik zag iets rond zijn mond. Ik [getuige 1], zag de buurman toen hij al achter de Porsche stond. Hij had zilvergrijs plakband om zijn mond heen geplakt.