ECLI:NL:RBAMS:2014:3592

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
23 juni 2014
Zaaknummer
C-13-564821 - HA ZA 14-495
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot verstrekking van stukken in het kader van een commissieovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, heeft de besloten vennootschap B.Y. Monaco S.A.R.L. een incident aanhangig gemaakt tegen de gedaagden, waaronder Koninklijke de Vries Scheepsbouw B.V., De Vries Scheepsbouw Makkum B.V. en Feadship Holland B.V. B.Y. Monaco vorderde op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat de gedaagden hoofdelijk zouden worden veroordeeld tot het verstrekken van een afschrift van de koop- en/of bouwovereenkomst die zij met een derde partij, de heer [naam beneficiary owner], hadden gesloten. Deze vordering was gebaseerd op de stelling dat B.Y. Monaco als makelaar werkzaamheden had verricht die leidden tot de totstandkoming van een overeenkomst voor de bouw van een jacht, waarvoor zij recht had op een commissie van vijf procent van de waarde van de overeenkomst.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat aan de toewijsbaarheid van de vordering op grond van artikel 843a Rv bepaalde cumulatieve voorwaarden zijn verbonden. De rechtbank oordeelde dat B.Y. Monaco geen rechtmatig belang had bij de gevorderde inzage in de stukken, omdat de hoogte van de commissie en de opeisbaarheid daarvan eerst in de hoofdprocedure aan de orde zouden komen. De rechtbank concludeerde dat het overleggen van de gevorderde overeenkomst op dat moment niet noodzakelijk was voor een behoorlijke rechtsbedeling en dat B.Y. Monaco niet in bewijsnood verkeerde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de incidentele vordering van B.Y. Monaco afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van het incident. De kosten aan de zijde van de gedaagden werden begroot op € 452,00, met de mogelijkheid van wettelijke rente indien B.Y. Monaco niet tijdig aan deze veroordeling voldeed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 juni 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/564821 / HA ZA 14-495
Vonnis in incident van 25 juni 2014
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
B.Y. MONACO S.A.R.L.,
gevestigd te Monaco,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONINKLIJKE DE VRIES SCHEEPSBOUW B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VRIES SCHEEPSBOUW MAKKUM B.V.,
gevestigd te Makkum,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FEADSHIP HOLLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. L.R. Kiers te ‘s-Gravenhage.
Eiseres zal hierna B.Y. Monaco worden genoemd en gedaagden onder 3 Feadship. Gedaagden tezamen worden aangeduid als Feadship c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, tevens houdende de incidentele vordering, van 16 april 2014, met producties,
  • de conclusie van antwoord in het incident tot overlegging van stukken ex art. 843a Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.In de hoofdzaak

2.1.
B.Y. Monaco vordert, kort weergegeven, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Feadship c.s. hoofdelijk te veroordelen tot nakoming van de tussen B.Y. Monaco en Feadship overeengekomen commissieovereenkomst, met dien verstande dat Feadship vijf procent commissie moet betalen over de waarde van de koop- en/of bouwovereenkomst, zoals overeengekomen door Feadship dan wel een aan Feadship gelieerde vennootschap en de heer [naam beneficiary owner] (hierna: [naam beneficiary owner] ) dan wel een vennootschap waarvan de heer [naam beneficiary owner] beneficiary owner is, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
B.Y. Monaco stelt dat zij als makelaar werkzaamheden heeft verricht die hebben geleid tot de totstandkoming van een overeenkomst waarbij Feadship een jacht zou bouwen voor de heer [naam beneficiary owner] . B.Y. Monaco en Feadship zijn overeengekomen dat B.Y. Monaco een commissie zou ontvangen van vijf procent van de koopsom op de voorwaarde dat de door B.Y. Monaco geïntroduceerde relatie, [naam beneficiary owner] , een overeenkomst zou tekenen voor de bouw van een jacht door Feadship. Alhoewel [naam beneficiary owner] deze overeenkomst met Feadship heeft getekend, komt Feadship haar verplichting tot betaling van de overeengekomen commissie aan B.Y. Monaco niet na. Feadship werd bij de totstandkoming van de commissieovereenkomst vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger Feadship] . Nu alle gedaagden door de heer [vertegenwoordiger Feadship] werden vertegenwoordigd, zijn zij alle drie afzonderlijk, hoofdelijk en tezamen, verplicht tot nakoming van de commissieovereenkomst. Aldus B.Y. Monaco.

3.Het geschil in het incident

3.1.
B.Y. Monaco vordert op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) Feadship c.s. hoofdelijk te veroordelen tot het verstrekken van een afschrift van, althans inzage in, de tussen Feadship, dan wel een aan Feadship gelieerde vennootschap, en [naam beneficiary owner] , dan wel een vennootschap waarvan [naam beneficiary owner] de beneficiary owner is, overeengekomen koop- en/of bouwovereenkomst (hierna: de overeenkomst), binnen vijf dagen na betekening van het vonnis en op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
B.Y. Monaco legt aan de vordering ten grondslag dat zij belang heeft bij een afschrift van dan wel inzage in de overeenkomst nu de hoogte en - zo de rechtbank begrijpt - opeisbaarheid van de commissie waarop zij aanspraak maakt afhankelijk is van hetgeen is overeengekomen tussen Feadship en [naam beneficiary owner] .
3.3.
Feadship c.s. voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a Rv zijn de volgende cumulatieve voorwaarden verbonden: (i) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben en (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij zijn. Bovendien (iv) dient de wederpartij over de bescheiden te beschikken of deze onder haar berusting te hebben.
4.2.
B.Y. Monaco legt aan de incidentele vordering ten grondslag dat zij met de gevorderde overeenkomst de hoogte en de opeisbaarheid van de commissie die Feadship aan haar is verschuldigd, kan bepalen. De rechtbank overweegt dat de bepaling van de hoogte van de commissie thans echter nog niet aan de orde is. In de hoofdprocedure dient allereerst te worden beoordeeld of B.Y. Monaco met Feadship een commissieovereenkomst heeft gesloten uit hoofde waarvan B.Y. Monaco aanspraak kan maken op een door Feadship en/of Feadship c.s. te betalen commissie. Alleen ingeval dat vast komt te staan, komt de vraag aan de orde wat de hoogte van die commissie is en of die commissie reeds opeisbaar is, in welk geval de overeenkomst van betekenis zou kunnen zijn voor de verdere beoordeling. Op dit moment van de procedure acht de rechtbank het overleggen van genoemde overeenkomst voor een behoorlijke rechtsbedeling dan ook niet noodzakelijk, terwijl evenmin is gebleken dat B.Y. Monaco nu in bewijsnood zal komen te verkeren. B.Y. Monaco heeft bij de vordering dan ook geen rechtmatig belang.
Afhankelijk van het partijdebat kan in de hoofdzaak op de voet van artikel 22 Rv alsnog overlegging van bepaalde bescheiden worden bevolen.
4.3.
De overige stellingen van partijen behoeven gezien het voorgaande geen bespreking.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
4.5.
B.Y. Monaco zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is als na te melden toewijsbaar.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt B.Y. Monaco in de kosten van het incident, aan de zijde van Feadship c.s. tot op heden begroot op € 452,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 augustus 2014voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.M. Visser en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2014.