Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
ING Bank N.V.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 januari 2014 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de akte uitlaten tevens houdende vermindering van eis van de bank, met producties;
- de antwoordakte van [gedaagde].
2.De verdere beoordeling
€ 6.737,17 had. Daarnaast is de bank toegelaten tot het bewijs dat zij [gedaagde] een brief heeft verzonden waarin zij [gedaagde] heeft aangemaand om het debetsaldo op de bankrekening met [bankrekeningnr] binnen de toegestane kredietlimiet te brengen, voordat zij het debetsaldo heeft opgeëist en dat [gedaagde] die brief heeft ontvangen of dat het niet ontvangen door [gedaagde] het gevolg is van een voor rekening van [gedaagde] komende omstandigheid.
Het saldo van de rekening zal zonder enige opzegging direct opeisbaar zijn bij overlijden indien de kredietnemer een natuurlijk persoon is of bij (besluit tot) beëindiging of ontbinding indien de kredietnemer een maatschap, een (commanditaire) vennootschap of een rechtspersoon is, bij beëindiging of aanmerkelijke wijziging van de bedrijfsactiviteiten of bij fusie, splitsing of overname door een derde, bij verzoek of aangifte tot faillietverklaring, aanbieden van een akkoord, aanvrage van surseance van betaling door de kredietnemer of van toepassingverklaring van wettelijke schuldsaneringsregeling (of een of meerdere van de partijen waaruit deze bestaat), alsmede in geval van beslag op roerende en/of onroerende zaken en/of rechten van de kredietnemer (of van een van de partijen waaruit deze bestaat).(..)”
ECLI:NL:HR:2011: BO9675). De kantonrechter acht zich vrij om, nu onduidelijkheid over de feiten blijft bestaan, de onzekerheid daarover voor risico te brengen van de bank, die het meest eenvoudig de relevante informatie kon verschaffen, maar dit heeft nagelaten. Voor het nogmaals toestaan van verdere toelichtingen of van bewijslevering ziet de kantonrechter onder deze omstandigheden geen aanleiding.