ECLI:NL:RBAMS:2014:3486

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
C/13/546798 ? HA ZA 13-801
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van tariefswijzigingen door FloraHolland en de Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijproducten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een groep handelaren in bloemen en planten, aangeduid als eisers, en de coöperatie Koninklijke Coöperatieve Bloemenveiling FloraHolland U.A., aangeduid als gedaagde. De eisers vorderden dat de rechtbank de tariefswijzigingen die FloraHolland per 1 januari 2014 had doorgevoerd, zou vernietigen. De vorderingen waren gebaseerd op het argument dat FloraHolland niet de vereiste goedkeuring van de Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijproducten (VGB) had verkregen, zoals voorgeschreven in het Veilingreglement van FloraHolland. De rechtbank oordeelde dat FloraHolland geen misbruik van recht had gemaakt door de tariefswijzigingen door te voeren, aangezien het doel van de wijzigingen was om de kosten beter toe te rekenen aan de partijen die deze veroorzaakten. De rechtbank concludeerde dat de onderhandelingen tussen FloraHolland en de VGB niet tot een gezamenlijk resultaat hadden geleid en dat FloraHolland, ondanks het ontbreken van goedkeuring van de VGB, gerechtigd was om de wijzigingen door te voeren. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de juridische verhouding tussen de coöperatie en haar leden, evenals de interpretatie van de bepalingen in het Veilingreglement.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/546798 / HA ZA 13-801
Vonnis van 18 juni 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats],
en 51 andere eisers zoals genoemd in de aan dit vonnis gehechte dagvaarding,
eiseres,
advocaat mr. A.W. Brantjes te Amsterdam,
tegen
de coöperatie
KONINKLIJKE COÖPERATIEVE BLOEMENVEILING FLORAHOLLAND U.A.,
gevestigd te Aalsmeer,
gedaagde,
procesadvocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,
advocaat mr. G. van der Wal te Den Haag.
Partijen zullen hierna ook [eisers] en FloraHolland genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 juli 2013 met producties,
  • de conclusie van antwoord van 11 september 2013 met producties,
  • het tussenvonnis van 6 november 2013 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van de comparitie van 20 maart 2014, met de daarin genoemde stukken waaronder de akte houdende een wijziging van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers zijn handelaren in bloemen en planten op de Nederlandse en internationale bloemenmarkt. Nagenoeg alle eisers zijn lid van de Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijproducten (hierna: de VGB). De VGB heeft tot doel de groothandel in bloemkwekerijproducten te bevorderen en de belangen van haar leden in de groothandel te behartigen.
2.2.
FloraHolland is een coöperatie voor de afzet, onder andere via de veilingklok, van bloemkwekerijproducten. Haar leden zijn telers van snijbloemen en planten. De leden hebben zich verbonden hun producten via FloraHolland te verhandelen. Voor haar veilingdiensten rekent FloraHolland kosten. In 2007 is FloraHolland gefuseerd met de Bloemenveiling Aalsmeer. De Autoriteit Consument & Markt (hierna: ACM) heeft in 2007 geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat als gevolg daarvan een economische machtspositie zal ontstaan of worden versterkt.
2.3.
Vanwege de toentertijd aanstaande fusie tussen FloraHolland en de Bloemenveiling Aalsmeer, hebben deze partijen in 2007 met de VGB kaderafspraken (hierna: de Kaderafspraken) gemaakt. In paragraaf C van de Kaderafspraken is (voor zover van belang) bepaald dat primaire tarieven (te weten tarieven voor diensten waarvoor een handelaar redelijkerwijze geen alternatieven ter beschikking staan) in consensus met de handel worden vastgesteld en dat bij gebreke van consensus de voorgestelde tarieven worden voorgelegd aan een arbitragecommissie.
2.4.
Sinds 1 januari 2010 is het Veilingreglement FloraHolland (hierna: het Veilingreglement) van toepassing op de handel via de veiling van FloraHolland. In artikel 26 van dit reglement is het volgende opgenomen:
“(…)
FloraHolland kan tarieven met betrekking tot haar Faciliteiten invoeren of wijzigen, tenzij in statuten, reglementen, algemene voorwaarden of overeenkomsten van FloraHolland anders is bepaald. Nieuwe tarieven zullen één maand voor de invoering bekend worden gemaakt in het Mededelingenblad of per algemene circulaire, al dan niet met een verwijzing naar de Website tenzij aanmerkelijke bedrijfsbelangen van FloraHolland zich hiertegen verzetten.
Tarieven of tariefswijzigingen waaraan VGB/Commissie van de Handel haar goedkeuring heeft verleend, zijn bindend. Tegen tarieven of tariefswijzigingen waaraan VGB/Commissie van de Handel geen goedkeuring heeft verleend, kan binnen twee maanden gerekend vanaf de aankondiging van het betreffende tarief door belanghebbenden een vordering tot vernietiging bij de bevoegde rechter te Amsterdam worden ingesteld, bij gebreke waarvan het tarief of de wijziging onherroepelijk is. (…)”.
2.5.
In navolging van de Kaderafspraken hebben FloraHolland en de VGB in 2011 een onderhandelingsprotocol (hierna: het Onderhandelingsprotocol) ondertekend. In het Onderhandelingsprotocol - waarmee werd beoogd “de processen, die de basis zijn van tariefsonderhandelingen” vast te leggen - is (voor zover van belang) het volgende opgenomen:

(…)
4.1.
Transparantie
Directie FloraHolland en VGB Bestuur hebben in het kader van de fusie januari 2008 afgesproken, dat er continue transparantie op hoofdlijnen van kosten en inkomsten zal plaatsvinden. Redenen voor transparantie zijn: inzicht voor besluitvorming in tarieven, doelmatigheid van de marktplaatsen en inzicht in en zo veel mogelijk beperking van kruissubsidiëring binnen de exploitatie van FloraHolland. (…)
4.3.1
Bestaande tarieven
De wijze, waarop verandering van bestaande tarieven wordt besproken, is afhankelijk van een aantal factoren. We kennen drie manieren van bespreken:
a.
Onderhandelenover de primaire tarieven / diensten.
Toelichtenvan de secundaire tarieven / diensten. (…)
Meldenvan de tertiaire tarieven / diensten. (…)
8.Intenties bij tariefsgesprekken
Beide partijen verplichten zich om voor 1 november op constructieve wijze een gedragen gezamenlijk resultaat bij de tariefsbesprekingen te realiseren, waarna het onderhandelingsresultaat in het gezamenlijk overleg tussen VGB CvdH[de zogeheten Commissie van de Handel die binnen VGB in het leven was geroepen om met FloraHolland te overleggen over veilinggerelateerde zaken, toevoeging rechtbank]
en directie van FloraHolland medio november wordt vastgesteld. (…)
Hoewel het eenzijdig vaststellen van tarieven uiteindelijk tot de mogelijkheden van FloraHolland behoort, zal tot het uiterste worden gegaan om een dergelijke stap niet te zetten (…).
2.6.
FloraHolland en de VGB hebben op 20 december 2012 schriftelijk uitgangspunten vastgelegd voor nader overleg over de harmonisatie van tarieven. FloraHolland en de VGB hebben toen afgesproken dat de kloktarieven - dat zijn het inleggeld, de serviceheffing, de transactieheffing en het tarief voor kopen op afstand - onveranderd bleven tot 1 januari 2014 en dat FloraHolland zich zou inspannen om in 2013 tot verdere verbetering van deze tarieven te komen in lijn met de wensen van de handel.
2.7.
Het nadere overleg heeft niet geleid tot een gezamenlijke vaststelling van de tarieven per 1 januari 2014. Uit het verslag van de bijeenkomst tarieven van 12 april 2013 blijkt dat FloraHolland in dat overleg met VGB een gewijzigd voorstel aan VGB heeft gepresenteerd.
Uit een mail van [naam] van 15 april 2013 blijkt dat VGB een tegenvoorstel heeft gedaan, waarover [naam] het volgende schrijft:
“Slotconclusie is dat meer bedrijven er slechter van worden, meer extremen oplevert uitgedrukt in % stijging kosten. Deze liggen vooral bij kleine en middelgrote bedrijven tot 2.500.000 omzet. Extremen uitgedrukt in % stijging van kosten bij grote bedrijven wordt niet minder in voorstel handel tov voorstel FH van 12/04/2013. Hier staan meer extremen tegenover uitgedrukt in % daling van de kosten van grote bedrijven die er beter van worden.”
VGB heeft niet ingestemd met het voorstel van Flora Holland.
2.8.
Bij brief van 23 mei 2013 heeft FloraHolland haar klanten geïnformeerd dat zij had besloten om per 1 januari 2014 nieuwe kloktarieven in te voeren; de tariefswijziging komt overeen met het onder 2.7 bedoelde voorstel van 12 april 2013.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat en na eiswijziging - dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
FloraHolland gebiedt tot nakoming van artikel 26 van het Veilingreglement, in het bijzonder met betrekking tot het verkrijgen van de in dat artikel vereiste goedkeuring van de VGB, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat FloraHolland hier niet aan voldoet;
de door FloraHolland voor het jaar 2014 doorgevoerde tariefwijzigingen vernietigt en het besluit van 23 mei 2013 schorst totdat tussen de VGB en FloraHolland consensus is bereikt over de nieuwe kloktarieven en de overige handelstarieven;
voor recht verklaart dat FloraHolland goedkeuring van de VGB behoeft voor de vaststelling van de primaire tarieven voor het jaar 2014 en de volgende jaren;
FloraHolland gebiedt openheid van zaken te geven ten aanzien van de kosten, alsmede de gevolgen daarvan, die de aangekondigde tariefwijzigingen voor alle betrokken partijen met zich meebrengen, zulks op straffe van een dwangsom van € 25.000,-- per dag dat FloraHolland niet aan dit gebod voldoet;
FloraHolland veroordeelt in de kosten van de procedure en de nakosten.
3.2.
[eisers] legt aan haar vorderingen - kort gezegd - ten grondslag dat op grond van artikel 26 lid 2 van het Veilingreglement tariefwijzigingen waaraan de VGB geen goedkeuring heeft verleend niet bindend zijn. Nu de VGB die goedkeuring niet heeft verleend en [eisers] binnen 2 maanden na aankondiging van de tariefwijziging een vordering tot vernietiging daarvan bij de rechtbank heeft ingediend, dient het besluit tot wijziging op de voet van artikel 26 lid 2 van het Veilingreglement te worden vernietigd. Bovendien is het besluit van FloraHolland tot wijziging van de tarieven vernietigbaar op grond van artikel 2:15 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), aangezien de tariefwijzigingen in strijd met het Veilingreglement, de Kaderafspraken en het Onderhandelingsprotocol (welke zijn aan te merken als een reglement in de zin van dat artikel) eenzijdig en zonder instemming van de VGB door FloraHolland zijn vastgesteld. FloraHolland heeft de voorgestelde tariefwijziging immers niet aan een arbitragecommissie voorgelegd. Bovendien heeft FloraHolland onvoldoende transparantie betracht bij de vaststelling van de tarieven door geen inzage te geven in haar kosten en inkomsten. Tot slot leiden de tariefwijzigingen voor het grootste deel van eisers tot buitensporige kostenverhogingen, hetgeen jegens hen dermate onredelijk en onrechtmatig is dat deze niet in stand kunnen blijven en zijn de eenzijdig vastgestelde tariefwijzigingen - gelet op de monopolistische positie van FloraHolland - ook vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt onrechtmatig, aldus steeds [eisers]
3.3.
FloraHolland voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen twisten over de uitleg van artikel 26 lid 2 van het Veilingreglement. FloraHolland heeft in dat verband aangevoerd dat de geldigheid van tariefwijzigingen door FloraHolland in artikel 26 lid 2 van het Veilingreglement niet afhankelijk is gesteld van de goedkeuring door de VGB. Bij gebreke van goedkeuring van de VGB aan een tariefwijziging, biedt artikel 26 lid 2 van het Veilingreglement slechts de procedurele mogelijkheid voor belanghebbenden om een vordering tot vernietiging bij de rechtbank in te stellen. Anders dan [eisers] aanneemt, verschaft dit artikel op zichzelf volgens Flora Holland geen grondslag voor vernietiging van de tariefwijziging.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat het bij de uitleg van artikel 26 lid 2 van het Veilingreglement naar vaste rechtspraak niet alleen gaat om de letterlijke bewoordingen van dat artikel, maar ook om de zin die partijen redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en hetgeen zij van elkaar mochten verwachten. Anders dan [eisers] heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat met artikel 26 lid 2 van het Veilingreglement niet is bedoeld om de geldigheid van tariefwijzigingen afhankelijk te stellen van goedkeuring door de VGB. Een andere uitleg van artikel 26 lid 2 van het Veilingreglement zou met zich meebrengen dat zonder goedkeuring van de VGB nooit tariefwijzigingen mogelijk zouden zijn. Dat dit bedoeld is ligt - gelet op de inperking van de handelsvrijheid van FloraHolland die dat met zich mee zou brengen - niet voor de hand. Een dergelijke uitleg zou zich ook niet verhouden met het feit dat FloraHolland en de VGB in het Onderhandelingsprotocol hebben vastgelegd dat FloraHolland uiteindelijk (als tariefbesprekingen niet tot een gezamenlijk onderhandelingsresultaat hebben geleid) de tariefwijziging eenzijdig kan vaststellen. Artikel 26 lid 2 van het Veilingreglement biedt derhalve slechts een procedurele ingang aan belanghebbenden om een tariefwijziging, indien daaraan geen goedkeuring door de VGB is verleend, door de rechtbank te laten toetsen. Wil de voorgenomen tariefwijziging vervolgens daadwerkelijk voor vernietiging in aanmerking te komen, dan moet die belanghebbende evenwel gemotiveerd stellen welke inhoudelijke gronden daarvoor bestaan. De rechtbank volgt [eisers] derhalve niet in haar stelling dat tariefwijzigingen waaraan de VGB geen goedkeuring heeft verleend op grond van artikel 26 lid 2 van het Veilingreglement niet bindend zijn en reeds om die reden voor vernietiging in aanmerking komen. Nu uit het voorgaande voortvloeit dat artikel 26 lid 2 van het Veilingreglement op zichzelf niet tot het verkrijgen van goedkeuring van de VGB voor een tariefwijziging verplicht, zal de vordering onder 1 worden afgewezen.
4.3.
In het onder 2.4 aangehaalde artikel 26 lid 2 is aan belanghebbenden de mogelijkheid toegekend een vordering tot vernietiging bij de bevoegde rechter te Amsterdam in te stellen. Daarin is niet bepaald op welke grond die vernietiging zou kunnen berusten. Dat heeft tot gevolg dat de rechtbank het criterium zal moeten toepassen dat geldt voor de toepassing van elke bevoegdheid, te weten misbruik van recht (art. 3:13 BW). Concreet betekent dit dat FloraHolland niet tot een tariefswijziging zal mogen overgaan als zij, gezien de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van haar bevoegdheid tot tariefswijziging en het belang dat daardoor wordt geschaad, in redelijkheid niet tot de tariefsaanpassing die zij heeft toegepast had kunnen komen. Daarbij dienen niet alleen de belangen van eisers te worden meegewogen, maar de belangen van alle handelaren die hun producten via FloraHolland afzetten.
FloraHolland heeft ter verdediging van de voorgenomen tariefswijziging aangevoerd dat deze is ingegeven door de wens de kosten zoveel mogelijk te leggen bij de partijen die de kosten daadwerkelijk veroorzaken. Dat betekent voor sommige handelaren lagere kosten en voor sommige andere handelaren hogere kosten. De wenselijkheid van dit streven is als zodanig door [eisers] niet voldoende gemotiveerd betwist. Een op dit streven gerichte tariefswijziging levert in beginsel dan ook geen misbruik van recht op.
4.4.
Uit hetgeen in het geding is gebracht over de onderhandelingen tussen VGB en FloraHolland blijkt dat is gesproken over verschillende varianten en dat daarbij is gepoogd al te grote verschillen tussen de effecten van de oude en nieuwe tarieven te voorkomen, maar dat genoemd uitgangspunt (toerekening van de kosten aan degene die ze veroorzaakt) als zodanig niet ter discussie stond. Daarbij is gebleken dat het laatste voorstel van de kant van VGB bij doorrekening voor sommige handelaren tot grotere verschillen leidde dan het voorstel van FloraHolland, dat uiteindelijk is ingevoerd. VGB heeft weliswaar niet ingestemd met de door FloraHolland voorgestelde tariefswijziging, maar dat zij een voorstel heeft gedaan dat vanuit een oogpunt van voorkoming van al te grote gevolgen voor bepaalde concrete handelaren gunstiger was, is niet gesteld of gebleken. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat FloraHolland jegens belanghebbende, waar onder [eisers], misbruik van recht hebben gemaakt bij de vaststelling van de tariefswijziging conform hun laatste voorstel.
4.5.
Voor zover [eisers] heeft betoogd dat de eenzijdige vaststelling van de tarieven door FloraHolland in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit de Kaderafspraken en het Onderhandelingsprotocol (waaronder die ten aanzien van arbitrage en transparantie), geldt dat niet [eisers] maar de VGB partij is bij deze afspraken. Zonder nadere uitleg die ontbreekt, valt - zoals FloraHolland gemotiveerd heeft aangevoerd - dan ook niet in te zien dat eventueel handelen in strijd met deze afspraken tot misbruik van recht leidt en derhalve als grondslag kan dienen voor de door [eisers] ingestelde vordering tot vernietiging.
4.6.
Evenmin heeft [eisers] in dat licht duidelijk gemaakt waarom zij aanspraak zou kunnen maken op naleving van die afspraken tussen FloraHolland en de VGB en waarom het handelen in strijd met deze afspraken door FloraHolland - ook als er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat de rol van de VGB is ingegeven door de machtspositie van FloraHolland als gevolg van de fusie, hetgeen FloraHolland met een beroep op de conclusie van de ACM uit 2007 gemotiveerd heeft betwist - onrechtmatig zou zijn jegens [eisers] Aan de beoordeling van de vraag of FloraHolland in strijd met de Kaderafspraken en het Onderhandelingsprotocol heeft gehandeld - hetgeen FloraHolland gemotiveerd heeft betwist - komt de rechtbank derhalve niet toe.
4.7.
Het beroep van [eisers] op artikel 2:15 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW) faalt. Onder een reglement in de zin van dat artikel moet worden verstaan elk samenstel van regels buiten de statuten die het functioneren van de rechtspersoon en zijn organen betreffen. Het dient aldus te gaan om een reglement dat betrekking heeft op de interne verhoudingen binnen een rechtspersoon. Het Veilingreglement, de Kaderafspraken en het Onderhandelingsprotocol vallen niet als zodanig aan te merken. Derhalve kan artikel 2:15 BW evenmin grondslag vormen voor vernietiging van het besluit tot tariefwijziging.
4.8.
Het voorgaande leidt er toe dat ook de overige vorderingen moeten worden afgewezen.
4.9.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van FloraHolland worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat
€ 904,00(2 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.493,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van FloraHolland tot op heden begroot op € 1.493,00,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. B. van Berge Henegouwen en mr. K.M. van Hassel en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2014. [1]

Voetnoten

1.type: