ECLI:NL:RBAMS:2014:3470

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
2332371 \ CV EXPL 13-22798
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrelatie tussen freelance journalist en AT5 na beëindiging van werkzaamheden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderde eiseres, de besloten vennootschap Amstel Televisie Vijf B.V. (AT5), een verklaring voor recht dat er sprake was van een arbeidsverhouding onder het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA). Eiseres, die als freelance journalist voor AT5 werkte, stelde dat haar arbeidsrelatie ten onrechte was beëindigd zonder de vereiste ontslagvergunning van het UWV. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet als werknemer kon worden aangemerkt, omdat zij in de regel ook voor meerdere opdrachtgevers werkte, zoals blijkt uit haar VAR-wuo verklaringen en haar LinkedIn-profiel. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eiseres niet toewijsbaar waren, omdat zij niet had aangetoond dat er geen sprake was van meerdere opdrachtgevers. De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde eiseres in de proceskosten van AT5. De uitspraak werd gedaan op 28 april 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 2332371 \ CV EXPL 13-22798
vonnis van: 28 april 2014
fno.: 438

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres],

wonende te [woonplaats],
eiseres,
nader te noemen [eiseres],
gemachtigde: mr. G.M. van der Lee,
t e g e n

de besloten vennootschap Amstel Televisie Vijf B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen AT5,
gemachtigde: mr. M.W. Koole.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- dagvaarding van 30 augustus 2013, met producties;
- conclusie van antwoord met producties;
- instructievonnis;
- conclusie van repliek met producties;
- conclusie van dupliek met productie;
- de akte waarin [eiseres] op deze laatste productie heeft gereageerd, met producties;
- de akte waarin AT5 op deze laatste producties heeft gereageerd.
Daarna is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1.
Met ingang van oktober 2011 is [eiseres] werkzaam geweest op basis van een overeenkomst van opdracht voor de toen bestaande organisatie AT5, hierna: de ‘oude’ AT5.
1.2.
Op 2 juli 2012 is opgericht Amstel Televisie Vijf B.V. (gedaagde), ontstaan uit een fusie van de ‘oude’AT5 en RTV Noord Holland, die de werkzaamheden van de ‘oude’ AT5 heeft voortgezet.
1.3.
De werkzaamheden van [eiseres] betroffen die van journalistiek redacteur voor de website (met Facebook en Twitter) en Teletekstpagina van AT5. Zij verrichtte deze werkzaamheden op het kantoor van AT5 volgens een vooraf opgesteld rooster.
1.4.
[eiseres] declareerde maandelijks voor de door haar verrichtte werkzaamheden tegen een tarief van € 24,50 per uur (exclusief Btw), eerst aan de ‘oude’ AT5 en met ingang van augustus 2012 aan de nieuwe organisatie.
1.5.
[eiseres] was op een wisselend aantal dagen per maand werkzaam voor AT5, variërend van twee dagen in augustus 2012 en drie dagen in juli 2012 tot negen dagen in december 2012.
1.6.
Gemiddeld declareerde [eiseres] per maand € 1.725,62 exclusief Btw (volgens [eiseres], berekend over de periode oktober 2011 tot en met januari 2013) dan wel € 1.082,08 (volgens AT5, berekend over de periode juli 2012 tot en met januari 2013).
1.7.
[eiseres] heeft aan de ‘oude’ AT5 een zogenoemde VAR-wuo verklaring overhandigd gedateerd 12 december 2011.
1.8.
[eiseres] heeft aan AT5 een zogenoemde VAR-wuo verklaring overhandigd gedateerd 7 november 2012.
1.9.
Op 20 januari 2013 heeft [eiseres] tijdens haar werkzaamheden op de redactie van AT5 naar aanleiding van een goal van Ajax tijdens de voetbalwedstrijd Ajax-Feijenoord op het Twitteraccount van AT5 het bericht ‘Joden’ geplaatst. Kort daarna heeft zij dit bericht weer verwijderd.
1.10.
Op 21 januari 2013 heeft AT5 aan [eiseres] medegedeeld dat zij naar aanleiding van bovenstaand incident niet meer werd ingeroosterd.
1.11.
Bij brief van 21 februari 2013 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan AT5 medegedeeld dat een opzegging zonder ontslagvergunning van UWV werkbedrijf niet rechtsgeldig is, dat [eiseres] beschikbaar is voor uitvoering van haar werkzaamheden en aanspraak maakt op doorbetaling van honorarium.
1.12.
Ingaande eind januari 2013 is aan [eiseres] een bijstandsuitkering voor zelfstandigen toegekend.
1.13.
Bij brief van 18 maart 2013 heeft de Belastingdienst aan [eiseres] medegedeeld dat zij op die datum is afgevoerd als ondernemer voor de omzetbelasting.
1.14.
Op 20 maart 2013 stond op de LinkedIn-pagina van [eiseres] vermeld dat zij vanaf 2008 tot ‘present’ werkzaam was als freelance journalist voor VPRO, NOS, NTVF MTV en nog zeven persuitgaven en dat zij van juni tot september 2012 als content manager en eindredacteur werkzaam is geweest bij Blueprint Media.

Vordering

[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk bij voorraad:
”1. Te verklaren voor recht dat tussen mevrouw [eiseres] en AT5 sprake is van een arbeidsverhouding overeenkomstig het BBA.
2.
Te verklaren voor recht dat er geen sprake is van een dringende reden, als gevolg waarvan voor opzegging van de arbeidsverhouding een ontslagvergunning afkomstig van het UWV Werkbedrijf vereist is.
3.
AT5 te veroordelen aan mevrouw [eiseres] binnen 2 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te voldoen het gebruikelijke overeengekomen honorarium gebaseerd op 2 werkdagen per week tegen een tarief van € 196 ,- exclusief BTW per dag vanaf 21 januari 2013 totdat de arbeidsverhouding rechtsgeldig is beëindigd.
4.
AT5 te veroordelen aan mevrouw [eiseres] binnen 2 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te betalen de wettelijke rente over het bedrag genoemd onder punt 3 vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van betaling.
5.
AT5 in de kosten te veroordelen van dit geding, waaronder met name ook de kosten die mevrouw [eiseres] heeft moeten maken voor het inschakelen van een advocaat.”
2.
[eiseres] stelt dat zij weliswaar werkzaam was krachtens een overeenkomst van opdracht, maar dat zij tevens moet worden aangemerkt als werknemer als bedoeld in artikel 1 onder b sub 2 BBA nu zij aan de daarvoor geldende eisen voldoet. Voorts heeft AT5 in het onder 1.10 bedoelde telefoongesprek niet medegedeeld dat de arbeidsverhouding werd beëindigd wegens een dringende reden, er werd slechts medegedeeld dat zij voorlopig niet zou worden ingeroosterd. Er was ook geen sprake van een dringende reden, mede omdat [eiseres] direct na het plaatsen van het bericht aan de eindredacteur van AT5 heeft gevraagd of een twitterbericht met excuses of een rectificatie noodzakelijk was en deze dit niet noodzakelijk vond. Bij de beoordeling van haar aanspraken dient de gehele periode vanaf oktober 2011 te worden betrokken omdat AT5 feitelijk de voortzetting van hetzelfde bedrijf is, aldus – steeds – [eiseres].

Verweer

3.
AT5 voert gemotiveerd verweer tegen de vordering, waarop hierna voor zover nodig nader zal worden ingegaan.

Beoordeling

4.
In geschil is primair of [eiseres] kan worden aangemerkt als werknemer als bedoeld in artikel 1 onder b sub 2 BBA. Dit zal niet het geval zijn indien de betreffende arbeid in de regel ook voor tenminste twee andere opdrachtgevers wordt verricht. Uit de stellingen van partijen en de stukken blijkt in dat verband het volgende:
5.
[eiseres] heeft zowel eind 2011 als eind 2012 een VAR-wuo verklaring aan AT5 overhandigd, waarvoor is vereist dat in de regel voor meerdere opdrachtgevers wordt gewerkt.
6.
Volgens de (naar mag worden aangenomen) door [eiseres] zelf opgegeven gegevens op haar LinkedIn pagina heeft zij in de betreffende periode als ‘self-employed’ freelancer journalistieke werkzaamheden verricht voor een groot aantal (er worden er tenminste twaalf genoemd) opdrachtgevers.
7.
Volgens de eigen stelling van [eiseres] heeft zij slechts 12 van de in totaal 32 in 2012 verzonden facturen naar AT5 gezonden, waaruit volgt dat zij in die periode 20 facturen aan andere opdrachtgevers moet hebben verzonden.
8.
Volgens de eigen stelling van [eiseres] is de bijstandsuitkering die haar na januari 2013 is toegekend een uitkering voor zelfstandigen.
9.
Voorts is van belang dat [eiseres] blijkens de gegevens op haar LinkedIn pagina ook in de jaren voor 2011 als zelfstandige werkzaam was, dat zij zelf haar werkzaamheden declareerde, dat er geen sprake was van een vast patroon van (behoudens vakanties) steeds hetzelfde aantal dagen per maand dat zij voor AT5 werkte en dat de werkzaamheden voor AT5 (aanzienlijk) minder dan de helft van de normaal beschikbare arbeidstijd per maand in beslag namen. Ook uit de overige omstandigheden kan niet worden afgeleid dat [eiseres] anders dan als zelfstandig opdrachtnemer voor meer dan drie opdrachtgevers werkzaam placht te zijn.
10.
Gelet op de hiervoor onder 5. tot en met 9. bedoelde feiten en omstandigheden had het op de weg van [eiseres] gelegen om haar verweer dat er geen sprake was van in de regel meer dan twee andere opdrachtgevers nader te onderbouwen. Zij had dit eenvoudig kunnen doen door gegevens uit haar administratie over te leggen. Nu dit achterwege is gebleven wordt er van uit gegaan dat de betreffende stelling van AT5 onvoldoende is weerlegd en zal van de juistheid daarvan worden uitgegaan.
11.
Ook indien er van uit wordt gegaan dat er eind januari 2013 geen sprake was van meerdere opdrachtgevers – zoals [eiseres] stelt maar AT5 betwist – volgt daar niet zonder meer uit dat zij kan worden aangemerkt als werknemer als bedoeld in artikel 1 onder b sub 2 BBA, omdat daarvoor de feiten en omstandigheden bij het aangaan van de overeenkomst met AT5 en tijdens de uitvoering daarvan bepalend zijn.
12.
Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] niet toewijsbaar zijn. De overige stellingen van partijen behoeven niet meer te worden behandeld.
13.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt [eiseres] veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van AT5.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure aan de zijde van AT5 gevallen, tot op heden begroot op € 625,00, één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 april 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.